De tragedie van de planetaire kleinburgerij

De naaimachine

Heleen van Royen

Een recensie over Heleen van Royens De naaimachine is een heikele zaak, althans voor iemand die in literatuur zoekt naar reflectie, naar ideeën of naar esthetische ervaringen. In De naaimachine is daarvan namelijk geen spoor en dat maakt het verleidelijk om, na een paar knorrige opmerkingen over Van Royens stijl, te concluderen dat we hier met literatuur te maken hebben die alleen nog maar consumptiemateriaal is. Onterecht is die conclusie niet: deze bundeling van eerder gepubliceerde columns verscheen zo goed als gelijktijdig met de verfilming van Van Royens De gelukkige huisvrouw en is dus in de eerste plaats een poging om haar succes verder te verzilveren.

Maar behalve dat ze voorspelbaar is, gaat een dergelijke redenering voorbij aan het belang van De naaimachine. Het boek is namelijk niet alleen een product dat volgens de wetten van de markt op een zo effectief mogelijke manier een zo groot mogelijk afzetgebied dient te bereiken, het representeert die wetten ook. En wel omdat het boek zijn structuur vrijwel exclusief ontleent aan een bij uitstek kapitalistische vorm van communicatie, namelijk de reclamespot.

Het product Van Royen

Dat blijkt allereerst uit de vormgeving. Op zowel de rug van het boek als de titelpagina prijkt het logo van de schrijfster (haar naam boven een ganzenveertje), die op de achterflap nadrukkelijk suggestief poseert, geheel volgens de conventies van de modefotografie. De flaptekst presenteert Van Royen als ‘succesvol schrijfster’ én ‘moeder van twee’. Voorts wordt de lezer aangespoord mee te lezen ‘met zestien jaar chaos, regels en liefde in het gezin Van Royen’ en verleid met de mededeling dat ‘Heleen’ speciaal voor deze bundel enkele nieuwe verhalen over haar gezin schreef. Kortom, hier zijn alle principes van de reclame aan het werk: het product (Van Royen) wordt geïdealiseerd als aantrekkelijke, succesvolle alleskunner, waarmee het verlangen naar identificatie van de consument (de lezer) moet worden gewekt. Tegelijkertijd wordt diens voyeuristische verlangen gekieteld: de lezer wordt beloofd alles te mogen zien en dat – ‘speciaal voor deze bundel’ – nog exclusief ook.

Dezelfde principes beheersen de compositie van de bundel. Het boek bestaat uit korte stukjes, onderverdeeld in drie blokken van ongeveer gelijke lengte. De stukjes zijn, met uitzondering van de laatste teksten – waarvan men mag vermoeden dat het om de ‘nieuwe verhalen’ gaat – allemaal van dezelfde lengte: gemiddeld zal de leestijd rond de veertig seconden liggen. Natuurlijk gaat het om een verzameling columns, maar deze structuur doet erg denken aan de reclameblokken op de televisie. Dat elk afzonderlijk blok een motto uit ander werk van Van Royen heeft meegekregen, is eveneens een uit de reclame overgenomen structuurprincipe: zoals daar elk beeld, elk woord en elk kleurtje naar het product moet verwijzen, verwijst hier alles naar Van Royen.

Zoals gezegd staat die vormgeving niet alleen in dienst van de hoedanigheid van het boek als cash cow. Het correspondeert ook met de manier waarop Van Royen zichzelf in haar colums presenteert. Een goed voorbeeld is het stukje ‘Met de Franse slag’. Het begint met een vraag: ‘Ben ik een goede moeder?’ Wat volgt is een opsomming waaruit blijkt dat Van Royen niet voldoet – en nadrukkelijk ook niet wíl voldoen – aan het type van de zichzelf wegcijferende, toegewijde en zachtmoedige moeder des huizes. Ja, ze is ‘hartstikke blij’ met haar kinderen, maar ze geeft toe dat ze het ‘op gezette tijden’ ‘zalig’ vindt ‘om van de koters verlost te zijn’. Ze knutselt nauwelijks met ze, ze leest maar ‘mondjesmaat’ voor, de kinderen gaan niet elke dag in bad en krijgen, als de melk op is, ook wel eens een beker cola mee naar school. Maar: ‘Eerlijk gezegd, bevalt het prima. Ik sta elke dag versteld van het resultaat.’ De kids zitten ‘lekker in hun vel’, doen het op school prima, zijn sociaal en ‘hebben geen bijzondere problemen’.

Van Royens moederschap wordt door een wasmiddelentest gehaald en ziedaar: moederen ‘met de Franse slag’ komt als beste uit de test. ‘Ik sta elke dag versteld van het resultaat’ – je ziet het haar zo in de camera zeggen. Het inferieure merk X, het object van vergelijking, is het soort moeder dat alleen maar moeder is. Een provocatie van dit type had in een andere vorm een kritische betekenis kunnen hebben – ook al ligt de actualiteit ervan in de jaren vijftig – maar door de hier gehanteerde format van de wasmiddelentest blijft de betekenis beperkt tot product placement. En omdat alles naar het product moet verwijzen, vinden we dezelfde boodschap nog eens verbeeld in de foto die op de voorkant van het boek prijkt: de setting (naaimachine, parelketting, kapsel, schoenen, bh, jarretels) is jaren vijftig, maar sexy – Heleen doet het anders, Heleen doet het beter.

Geen buiten

Als ik hier spreek over ‘Heleen van Royen’, bedoel ik niet de persoon die onder die burgerlijke naam leeft en publiceert, maar het subject ‘Heleen van Royen’ zoals dat vorm krijgt in De naaimachine. Dit niet uit consideratie: de inwisselbaarheid van het subject ‘Van Royen’ is te overweldigend om het boek autobiografisch relevant te maken. Juist dat inwisselbare maakt dat dit subject op te vatten is als een manifestatie van wat de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben als ‘de planetaire kleinburger’ heeft beschreven*. Deze kleinburger is geen subject van een maatschappelijke of sociale klasse meer, maar een toestand waarin de mens is geraakt nadat hij zich van elke vorm van religieuze, culturele, sociale of nationale traditie heeft losgemaakt. Het enige waaraan de kleinburger een identiteit kan ontlenen, is aan zijn marktwaarde. Planetair is hij daarom, omdat hij zijn levenshouding, of beter gezegd zijn levensvorm als de enige mogelijke voor het menselijk leven op aarde ervaart – geheel in lijn met de logica van het hedendaagse globale kapitalisme, dat elk alternatief het bestaansrecht ontzegt.

Dit laatste impliceert dat voor de planetaire kleinburger andere levensvormen niet of hooguit als sjabloon bestaan. In De naaimachine wordt dit akelig duidelijk. Homoseksualiteit bijvoorbeeld speelt alleen een rol in de scheldwoorden waarmee haar kinderen elkaar te lijf gaan. Dat Van Royen hierop met stilzwijgen reageert is veelzeggend: ze heeft geen moraal tot haar beschikking op basis waarvan ze dit gedrag zou kunnen veroordelen. Een ander voorbeeld: de ‘buitenlanden’ die in dit boek beschreven worden, Ghana en Portugal, zijn oneigenlijk. Niet in staat deze landen daadwerkelijk als andere landen te ervaren, blijven alleen de schraalste karikaturen over: in het geval van Ghana lezen we dus alleen over corruptie en toeristisch ongemak, in Portugal over bureaucratie, belabberde gezondheidszorg en – we zijn tenslotte in het zuiden – opnieuw corruptie.

Ronduit grimmig wordt het in de column ‘Statistieken’. Hier bekritiseert Van Royen de beslissing van de regering van november 2003 om zwangere vrouwen van onder de 36 geen recht te geven op prenataal onderzoek. Overigens ging het daarbij veelzeggend genoeg niet om een principieel recht, maar om het recht op vergoeding van een dergelijk onderzoek (zie deze uitgave van het Staatsblad, onder paragraaf 1.3). Van Royen probeert haar punt te maken aan de hand van het voorbeeld van haar schoonmoeder, die op haar vierendertigste een kind met het syndroom van Down baarde. Op haar tweeënveertigste kreeg ze een zoon, ‘eentje die al zijn chromosomen goed op een rijtje heeft’. Van Royen somt de ongemakken van een geestelijk gehandicapt kind op: zorgen, onzekerheid, onvervulde hoop en dure injecties. Ze besluit: ook jonge vrouwen zouden ‘de kans moeten krijgen dit lot te ontlopen’. Dat een kind met een handicap meer kan betekenen dan alleen maar ongemak laat Van Royen ongenoemd.

Geen binnen

Is het als geruststelling afdoende dat Van Royen haar gehandicapte schoonzus een paar columns verder ‘een schat’ noemt? Ze noemt haar zo, omdat ze haar in een discussie met haar schoonmoeder te hulp schiet door over iets anders te gaan praten. De manier waarop Van Royen blijk geeft van liefde voor haar kinderen volgt een vergelijkbaar patroon: ze houdt vooral van haar kinderen als ze doen wat haar uitkomt. En als ze slapen. En als ze er niet zijn. Liefde ervaart Van Royen zoals een consument liefde voor een product ervaart dat in een reclamespot totale vervulling belooft, maar dat in de realiteit die belofte nooit helemaal waarmaakt – nooit helemaal mag waarmaken, omdat de consument moet blijven consumeren om zo de groei te garanderen die het economische systeem in stand houdt.

In het als reclamespot geconstrueerde leven van deze planetaire kleinburger loopt liefde dus telkens op een zichzelf in stand houdende desillusie uit. En dat is niet het enige: steeds weer blijkt dat Van Royen in niets geluk, voldoening of zelfs maar tevredenheid kan ervaren. Niet in haar lichaam: dat wordt of beschreven als wapen in de erotische concurrentiestrijd of als bron van angst voor fysiek verval. Niet in haar succes als auteur: dat wordt alleen onder bewijs gesteld door steeds weer interviews, fotoshoots en volle agenda’s te vermelden en bij voortduring haar materiële welvaart te etaleren. Niet in het ‘droomhuis’ in Portugal: de weg naar het huis is niet van asfalt, maar van zand en in die hele Algarve valt niets te beleven. Gevangen in een vicieuze cirkel van zelfmarketing en consumentisme zijn de enige affecties die Van Royen nog kent verveling, comfort, bevestiging en af en toe een ongereflecteerd gevoel van schaamte: Van Royen krijgt haar kinderen maar niet uitgelegd waarom een zwembad in de tuin niet normaal is.

Agamben wijst erop dat naarmate de kleinburgerlijke levensvorm planetair dominanter wordt, ook de taal oneigenlijk wordt. In de instrumentele en uniforme norm die de kleinburger aan alles, en dus ook aan de taal oplegt, is geen plaats meer voor differentie, voor ambiguïteit en uiteindelijk ook niet voor betekenis: reclametaal is overal, altijd hetzelfde en daarmee even inwisselbaar. Iedere keer dat Van Royen haar liefde voor haar kinderen aan de man brengt, klinkt het willekeuriger. Iedere keer dat Van Royen haar uniciteit adverteert, raakt ze verder van zichzelf vandaan. Het hoogtepunt is bereikt in de zin: ‘Altijd nuttig om iets van je eigen schoonheid vast te leggen zolang deze nog toonbaar is.’

Het einde

Voor Agamben is de planetaire kleinburger een ambivalente figuur. Er is volgens hem reden genoeg om te veronderstellen dat de mensheid in deze vorm haar ondergang tegemoet gaat – in die zin correspondeert de planetaire kleinburger met Nietzsches laatste mens. Maar omdat de planetaire kleinburger steeds tevergeefs zijn eigen wezen probeert vast te leggen, ziet Agamben hem ook als een mogelijkheid te ontsnappen aan de sinds de Verlichting vigerende voorstelling dat individualiteit iets is dat in de vorm van een identiteit bezeten kan worden. Dankzij deze ontsnapping zou de mensheid op weg kunnen zijn naar een gemeenschap van singulariteiten, waarin de mens zich niet permanent hoeft te verzekeren van het bezit van wat hij is, maar steeds aan het worden is wat hij nog niet is geweest.

De lezer van De naaimachine zal moeite hebben om die laatste mogelijkheid te onderkennen. De verklaring daarvoor is waarschijnlijk dat Van Royen zich nergens bewust lijkt van de hopeloze toestand waarin ze zich bevindt. Dat maakt het boek wel tot een tragedie. En zoals het een tragedie betaamt, vindt die haar hoogtepunt in een catharsis. In de laatste column beschrijft Van Royen hoe ze afscheid neemt van haar overleden schoonmoeder. Volgens Agamben is het enige moment waarop de planetaire kleinburger zich aan zijn permanente desillusie kan ontrekken het moment waarop zijn eigen willekeurigheid geconfronteerd wordt met de willekeur van de dood. Door de kleinburger definitief te beroven van het leven dat hij maar steeds niet heeft kunnen bezitten, doorbreekt de dood de vicieuze cirkel van idealisering en ontluistering. Dat Van Royen een rozenkrans om de pols van haar schoonmoeder drapeert, is het zoveelste betekenisloze symbool. Maar dat ze het lijk van haar schoonmoeder opmaakt, make-up boven haar ogen, op haar wangen en op haar lippen smeert, dat is het moment waarop Van Royen zich niet meer verveelt, geen comfort opeist, niet naar erkenning hunkert en zich niet meer schaamt. Hier wordt de leegte volledig – en betekenisvol.

* Agambens essay over de planetaire kleinburger is te vinden in La comunità che viene (1990). In Duitsland, waar het begrip regelmatig in het publieke debat opduikt, verscheen bij Merve Verlag een vertaling van dit werk onder de titel Die kommende Gemeinschaft (2003). Michael Hardt publiceerde in 1993 een Engelse vertaling onder de titel The coming community bij de University of Minnesota Press.

Links

FMB Uitgevers, Amsterdam, 2010
ISBN 9789049951511
288p.
Bestellen: clk.tradedoubler.com/click?a=1724103&p=67859&g=17297694&epi=1001004008257752 p.

Geplaatst op 23/07/2010

Naar boven

Reacties

  1. keest

    Zo! Mocht er een literaire prijs zijn voor recensies, dan zou ik deze willen nomineren voor 2010

    Beantwoorden

  2. Piet Joostens

    Als Belg heb ik erg weinig ervaring met het personage Heleen van Royen, maar op basis van wat ik al van haar heb vernomen en gezien, blijf ik na deze inderdaad uitstekende kritiek toch zitten met een Grote Vraag. Zou de kleinburger HvR die in deze columns verschijnt zich nu werkelijk “van elke vorm van religieuze, culturele, sociale of nationale traditie hebben losgemaakt”? Dat lijkt me wel sterk. Het boek is piekfijn geschreven en gemarket voor een welbepaald segment binnen de blanke Hollandse middenklasse, en voor de consument moet HvR zo identificeerbaar (herkenbaar) mogelijk zijn. Daartoe moet HvR zich inderdaad zo inwisselbaar en schematisch mogelijk presenteren, en mogen haar columns zeker ook niet té persoonlijk worden – dat zou de voor de consument in de doelgroep immers te gênant worden (en mogelijk afkeer opwekken). Haar identiteit = haar marktwaarde lijkt me echter nog lang niet zo onthecht van het concrete milieu (religieus, cultureel, sociaal of nationaal). (Ik geloof ook dat het mede daarom is dat haar boeken in België nauwelijks bekend zijn.) Is de “planetaire kleinburger” van Agamben – die volgens hem elke herkenbare sociale identiteit weigert – een utopie of bestaat hij/zij echt?

    Beantwoorden

  3. Gijsbert Pols

    Allereerst hartelijk dank voor de complimenten, die ook op het konto van de redactie van deReactor gaan – er is creatief en enthousiast met mijn tekst meegedacht.

    De vraag die hierboven gesteld is, is inderdaad Groot, te Groot eigenlijk voor de literaire kritiek. Het antwoord kunnen we daarom vermoedelijk beter aan Agamben zelf overlaten. Maar om toch een poging te doen: dat de planetaire kleinburger zich van elke vorm van religieuze, culturele, sociale of nationale traditie hebben losgemaakt, wil niet zeggen dat dergelijke tradities niet meer bestaan. Alleen: ze bestaan niet meer voor de planetaire kleinburger in die zin, dat hij er geen eigenlijke betekenis meer aan kan toekennen. Een planetaire kleinburger kan een kruis boven zijn deur hangen, of een boeddhabeeld; hij kan bij McDonalds eten, of in een zes-sterren restaurant; hij kan naar Thailand op vakantie gaan, of naar Zweden – anything goes, maar het zal zijn leven niet veranderen, hooguit zijn marktwaarde.

    Daarin onderscheidt hij zich ook van de klassieke kleinburger: die nam zichzelf tot norm, maar kon zich nog wel voorstellen dat er andere normen waren – vermoedelijk had hij de bourgeois en de arbeider zelfs hard nodig om te kunnen bepalen wie hij zelf was. De planetaire kleinburger ervaart zichzelf als zo universeel, dat hij niet alleen het bewustzijn van zijn eigen normativiteit verloren heeft, hij weet ook niet meer dat er zoiets als normativiteit bestaat. Hij zal zich daarom niet proberen te verhouden tot datgene wat buiten zijn eigen normativiteit valt, maar hij zal het consumeren – of, wanneer het andere niet consumeerbaar blijkt, negeren. Hoe agressief, maar ook hoe nonchalant de uitsluitingsmechanismes van de planetaire kleinburgerij uitvallen, maakt het voorbeeld van de gehandicapte schoonzus van Van Royen duidelijk.

    Wat haar relatieve onbekendheid in België betreft: Van Royen is natuurlijk ook een goed voorbeeld van het Hollandse ‘doe-effe-normaal-man’-simplisme, maar ik denk dat dat met het planetaire kleinburgerschap uitstekend samengaat.

    Beantwoorden

  4. Gijsbert Pols

    Misschien is het goed om nog twee dingen op te merken die Agamben impliciet laat, maar die me voor het begrip van de figuur van de planetaire kleinburger en de manier waarop ik die hier heb toegepast van groot belang lijken. Allereerst: de planetaire kleinburger is, als levensvorm, vooralsnog optioneel. Hoewel de planetaire kleinburger zijn eigen levensvorm als de enige mogelijke beschouwt, is het nog steeds mogelijk op andere manieren te leven, of de planetair-kleinburgerlijke levensvorm met andere levensvormen te combineren. Als dit niet zo was, zouden we ons van de planetair kleinburgerlijke levensvorm geen begrip kunnen maken. Daar moet wel bij worden opgemerkt dat het optionele karakter van de planetair-kleinburgerlijke levensvorm uitermate relatief is: omdat deze levensvorm globaal gezien steeds dominanter wordt en zichzelf als alternatiefloos ervaart, zal diegene die zich eraan onttrekt steeds nadrukkelijker de niche in worden gedreven – of het reservaat, of de gevangenis.
    Ik ken dan ook weinig mensen die zich aan de planetair-kleinburgerlijke levensvorm weten te onttrekken. Ikzelf drink ook cappucino, ik profileer mezelf op LinkedIn, ik ‘werk aan mijzelf’, enz. Toch verstout ik me te stellen dat er een verschil is tussen mij en Van Royen: de planetair-kleinburgerlijke kanten van mijn bestaan beschouw ik als compromis, dat ik zo bewust mogelijk probeer aan te gaan. Van Royen leeft haar planetair-kleinburgerlijke leven onbewust. Dat lijkt me problematisch, vooral omdat (tweede punt) de cultuur van de planetaire kleinburger, zoals elke cultuur, een onderkant van bloed, marteling en terreur kent. Die onderkant wordt bevolkt door de mensen wier bestaan wordt vernietigd omdat Starbucks voor ons welzijn permanent de kraan laat lopen of omdat Easyjet ons voor drie tientjes naar Istanbul vliegt. Typerend voor de planetaire kleinburger is dat hij deze onderkant niet probeert te legitimeren (bijvoorbeeld door te verwijzen naar een metafysische orde of zelfs maar naar het recht van de sterkste), maar probeert weg te retoucheren. Bij Heleen van Royen vinden we geen werkelozen, geen vluchtelingen, geen Afghanen wier dorp werd verwoest in het kader van één of andere ‘humanitaire’ missie. Ze zijn verdwenen zoals pukkels verdwenen zijn uit een met Photoshop bewerkte foto. Ik denk dat een beter leven, althans vanuit de positie die ik hier inneem, kan beginnen door op die verdwijning te wijzen.

    Beantwoorden

  5. keest

    En is haar (van die planetaire kleinburger) biotoop dan misschien het ‘cultureel kapitalisme’?. Of anders gezegd: zal die niet weer verdwijnen als de biotoop erodeert of aangevallen wordt?

    Beantwoorden

  6. keest

    Barbare Ehrenreich heeft ook nog een interessante bijdrage over de psychologische conditie van de wereld van deze burgers, die volgens mij ook wat verklaart. Namelijk de terreur/dictatuur van de vrolijke positieve kijk (die waarschijnlijk ook voorkomt dat onze schrijfster oog heeft voor mensen die het minder hebben, of haar eigen sterfelijkheid). Hier een RSA-filmpje van/pver Ehrenreich: http://www.youtube.com/watch?v=u5um8QWWRvo

    Beantwoorden

  7. Gijsbert Pols

    Dat er een verband bestaat tussen de culturele logica van het late kapitalisme en de figuur van de planetaire kleinburger lijkt me onontkoombaar. Het zou interessant kunnen zijn dit verband verder uit te diepen door de planetaire kleinburger te plaatsen in de context van wat Frederic Jameson over die culturele logica heeft geschreven (in het essay ‘Het postmodernisme of de culturele logica van het late kapitalisme’, in 2001 vertaald door Sascha Bru en gepubliceerd in Yang #1) of te relateren aan later werk van Agamben zelf, waarin hij Benjamins notie van kapitalisme als religie heeft geprobeerd uit te werken (onder meer in het in 2005 verschenen Profanazioni, in het Engels verschenen onder de titel Profanations (2008)). Maar dit is niet te plaats om dat te doen en eerlijk gezegd gaat me dat ook boven mijn letterkundige pet.
    Dat geldt eigenlijk ook voor een benadering van de planetaire kleinburger uit psychoanalytisch perspectief. Wel zou ik willen opmerken dat ik met ‘wegretoucheren’ niet doelde op het vermijden van direct contact met het ‘reële’, zoals dit begrip door Žižek wordt gehanteerd. Van Royen laat in De naaimachine niet zien dat er voor de manier waarop ze leeft een prijs wordt betaald. Maar ik ben bang dat het weinig zou helpen als ze een reportageroman zou gaan schrijven. De manier waarop ze bijvoorbeeld op haar website over de armoede in Thailand schrijft, is veelzeggend: ze ziet de armoede, beschrijft die ook wel, maar alleen als onderdeel van wéér een tekst die haar marktwaarde moet laten steigen. Pas als ze die aan de reclamespot ontleende narratieve vorm zou opgeven, pas dan zou er een directe confrontatie met het ‘reële’ van haar bestaan plaats kunnen vinden.
    Nu is het boeiende aan Van Royen dat die narratieve vorm zich in haar werk zo duidelijk, zo naakt manifesteert, dat benauwend duidelijk wordt hoe moeizaam de planetaire kleinburger die confrontatie op afstand kan houden. De manier waarop Van Royen in De naaimachine van zelfbevestiging naar zelfbevestiging toehijgt, maakt dat ik als lezer steeds weer op de volgende pagina de catastrofe verwacht. En zoals ik heb laten zien wordt op de laatste pagina uiteindelijk op een toch echt wel indrukwekkende manier zichtbaar hoe kwetsbaar dit als een reclamespot gestructureerde leven is. Misschien dat voor Agamben de planetaire kleinburger juist daarom een ambivalente figuur kan zijn en hij zijn hoop op een betere toekomst juist daarom op een bewuste omgang met onze planetaire kleinburgerlijkheid vestigt – en dus niet op een subject dat nog wel in een ethische of metafysische traditie wortelt. Ik durf het nog niet met absolute zekerheid te stellen, maar het zou daadwerkelijk zo kunnen zijn dat de mens zoals die gestalte krijgt in het personage Heleen van Royen niet alleen het ergste, maar ook beste is dat ons kon overkomen. In elk geval windt ze onbedoeld geen doekjes meer om het feit dat het, om met Sloterdijk te spreken, zo niet langer door kan gaan.

    Beantwoorden

  8. Gijsbert Pols

    Ik wil zeker geen depolitisering van de literaire kritiek bepleiten, integendeel: met mijn kritiek beoog ik juist de politieke en culturele implicaties van het personage Heleen van Royen zichtbaar te maken. Ik ben het dan ook helemaal met u eens dat de formele ambivalentie van de figuur van de planetaire kleinburger een economisch-realistische uitwerking nodig heeft. Alleen, die uitwerking lijkt me de perken van een online-discussie over het werk van Van Royen ver te buiten te gaan. Niet alleen vanwege de omvang die die uitwerking zou moeten hebben, ik denk ook dat de literatuur op zichzelf – laat staan Van Royen – niet afdoende basis biedt om een dergelijke uitwerking overtuigend te maken. Voor een economisch-realistische uitwerking zoals u die nu voorstelt, zouden we niet alleen in kaart moeten proberen te brengen hoe de planetaire kleinburger zijn leven narratief vormgeeft, maar bijvoorbeeld ook hoe zich voedt, hoe hij met geld omgaat en hoe hij woont. Met name dit laatste is een belangrijk punt. Jameson gebruikt in het eerder genoemde essay, hoewel literatuur er uitgebreid in ter sprake komt, in de eerste plaats de architectuur om de culturele logica van het late kapitalisme uit af te leiden. Dit omdat zoals hij zelf opmerkt de architectuur van alle kunsten de nauwste banden met de economie onderhoudt.
    Wat de letterkundige pet betreft: daarmee bedoelde ik niet meer te zeggen dan dat ik mezelf op politiek en economisch gebied niet onderlegd genoeg acht een dergelijke uitwerking volledig uit te voeren. Ik hoop er slechts, als literair criticus, mijn steentje aan bij te hebben gedragen.

    Beantwoorden

  9. Heleen van Royen

    Beste Gijsbert, dank voor je uitgebreide recensie (ik tutoyeer, je bent 15 jaar jonger dan ik) van De Naaimachine, die ik met belangstelling heb gelezen. Ik zou andermans werk niet snel met een zo grote stelligheid als “bagger” durven te kwalificeren, zoals jij dat doet op http://gijsbertpols.blogspot.com/ maar het staat je uiteraard vrij dat te doen.

    De theorie over de planetaire kleinburger van Agamben die je op het subject Van Royen loslaat, maakt me nieuwsgierig naar Agamben, ik zal me eens in zijn werk verdiepen.

    Zoals je wellicht weet, heb ik behalve columns, ook vier romans gepubliceerd. Ik ben oprecht benieuwd of je Victoria, de hoofdpersoon van mijn laatste roman De Mannentester, ook als een planetaire kleinburger zou typeren. In mijn ogen is ze dat niet, integendeel. Als je wilt, kan ik je een exemplaar laten toesturen.

    Hoor graag van je, je kunt me bereiken via Wilma Vergunst: w.vergunst@fmbuitgevers.nl
    met vriendelijke groet,
    Heleen van Royen

    Beantwoorden

  10. Gijsbert Pols

    Beste mevrouw Van Royen,

    I think this is the beginning of a beautiful friendship. In ieder geval laat ik me graag een exemplaar van uw laatste roman toesturen.

    Met vriendelijke groet,

    Gijsbert Pols

    Beantwoorden

  11. Heleen van Royen

    Beste Gijsbert,
    Je mag me Heleen noemen, of desnoods Louis. Als je Wilma Vergunst een adres mailt, komt er zsm een exemplaar naar je toe.
    Hartelijke groet,
    Heleen

    Beantwoorden

  12. Gijsbert Pols

    Wilma Vergunst heb ik gemaild – veel dank alvast. Mag ik je nog iets vragen? Kun je bij FMB Uitgevers eens een balletje opgooien over nieuwe vertalingen van Giorgio Agamben? Zijn werk is, op ‘Homo Sacer’ na, nauwelijks in het Nederlands beschikbaar …

    Hartelijke groet terug!

    Gijsbert

    Beantwoorden

  13. Martijn Buijs

    De heer Pols en mevrouw Van Royen kunnen zich verheugen op het spoedig verschijnen van een vertaling van een recenter werk van Agamben bij Uitgeverij Sjibbolet.

    Met groeten van vertaler dezes,

    – Martijn Buijs

    Beantwoorden

  14. Heleen van Royen

    Mevrouw van Royen verheugt zich. Hoe spoedig is spoedig, Martijn? Hartelijke groet, Heleen

    Beantwoorden

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.