‘Sommige doden hebben een hardnekkig naleven’, schrijft Tommy Wieringa (1967) in zijn recentste boek Dit is mijn moeder. Hij maakt die bedenking na het overlijden van Lia Wiersema. Zij was niet alleen de moeder van Wieringa, maar tegelijk één van de meest favoriete personages van de schrijver. Hoewel een uitdrukkelijke nagedachtenis aan Lia Wiersema, is Dit is mijn moeder niet enkel een verslag van zijn rouwproces geworden. De lezer komt in een stroom van bonte herinneringen eveneens meer over de schrijver zelf te weten. Zo blijkt dat Wieringa twaalf jaar oud is als hij van Wiersema’s grilligheden en onvoorspelbare gedrag vlucht en bij zijn vader intrekt. De relatie tussen zoon en moeder bleef sindsdien tumultueus: ‘Zou ze opstaan uit de dood, dan vliegen we elkaar binnen een uur weer in de haren.’ Het laatste twistpunt in die ingewikkelde verhouding was ongetwijfeld haar keuze voor een alternatieve kankerbehandeling. In Dit is mijn moeder construeert een enthousiasmerende Wieringa, vanuit een resem persoonlijke herinneringen en brieffragmenten, een vlot proza dat voortdurend de complexiteit van zijn moederband onderstreept.
De nagedachtenis aan Lia Wiersema is overigens geen complexe literaire legpuzzel. Dit is mijn moeder is een dun boekje geworden waarin korte, gevarieerde hoofdstukken elkaar aflossen. Wieringa onderbreekt bovendien regelmatig zijn kleurrijke schetsen met nostalgische foto’s uit zijn privéarchief. De vaak vergeelde en verfomfaaide prenten geven het werk nog een sterk persoonlijke toets. Daarnaast krijgt de lezer, ondanks de enigszins definitieve titel, geen allesomvattend moederboek voorgeschoteld. Inhoudelijk is het in gelijke mate het verhaal van Wieringa, al doen zelfs de meest alledaagse handelingen hem aan zijn moeder denken. Tekenend daarvoor is een hoofdstuk als ‘Bewaarder’ dat met een reflectie over landschappen sterk poëtisch aanvangt, maar afsluit met een veelheid aan anekdotes over Wieringa’s dan recent overleden moeder: ‘Overal waar ik voorlees, brengen mensen me verhaaltjes over haar. Ik raak ermee behangen als een carnavalsjasje met emblemen.’ Ook moeder Lia komt aan het woord; haar briefwisseling wordt met ‘voyeuristisch genoegen’ en vooral met een grote portie genegenheid door haar zoon gelezen en geciteerd. Omdat het gros van die brieven geschreven zijn nog voor Wieringa’s ‘autobiografisch geheugen’ op gang kwam, bevestigen ze voor de schrijver het bestaan van de arcadische jaren uit zijn kindertijd.
Lia mag dan wel grillig, onberekenbaar en onrustig zijn, haar zoon verdedigt al vanaf jonge leeftijd vurig haar ‘recht op excentriciteit’. Zo vertelt Wieringa: ‘Hoewel ik me schaam voor mijn moeders buitenissige verschijning, bescherm ik haar te vuur en te zwaard tegen de spot van anderen.’ Lia’s volgestouwde winkeltje met prullaria, volgens de zoon een ernstige vorm van ‘horror vacui’, weerspiegelt en versterkt ontegensprekelijk dat barokke en expressieve karakter. Dit is mijn moeder is in vergelijking daarmee spaarzamer: de hoofdstukken zijn minder druk aangezet en doorwrocht. Met de jaren verdween Wieringa’s schaamte en maakte die soms zelfs plaats voor bewondering. Zijn herinneringen zijn niet alleen teder, maar ook bitter en meedogenloos: ‘Ik ramde een vuist in haar buik en voortaan hield ze haar handen thuis.’ Ondanks dat de moeder- zoonverhouding als een ‘leven als kat en hond’ beschreven wordt, vervalt de schrijver niet in de platitude dat liefde en haat dicht bij elkaar liggen. Het boek is dus grotendeels gespeend van sentimentaliteit of melodrama. Wieringa levert wél een kleurrijk en hoogst persoonlijk portret af dat nergens gekunsteld aandoet.
Dit is mijn moeder zet vooral in op het tragikomische karakter van de moeder-zoonrelatie. Vooral hun ‘incompatibilité d’humeur’ wordt voortdurend in de verf gezet. Na de première van een muziektheaterstuk schrijft Wieringa bijvoorbeeld:
Ik neem mijn hoed af voor de acteurs, die de woorden naakt hebben gemaakt. Mijn moeder, (…) is een andere mening toegedaan. ‘Wat een hoop herrie,’ zegt ze. Het beste aan de avond vond ze nog dat de makers zich even aan haar waren komen voorstellen.
De keuze voor zo’n juxtapositie is allerminst vernieuwend, maar evenmin storend. Wieringa etaleert, stilistisch gezien, een verfrissende terughoudendheid die de charmante vertelling nauwelijks in de weg staat. Dat levert een toegankelijke roman op die losstaat van literaire pretentie of zwaarwichtige sentimentaliteit. De intertekstuele verwijzingen lopen het persoonlijke relaas nauwelijks in de weg en de beschrijvingen duren nooit langer dan strikt noodzakelijk. Die aanpak heeft evenwel nadelen: bepaalde passages doen op die manier te summier aan. Daardoor zijn de meest bescheiden hoofdstukken, hun stilistisch evenwicht en vloeiend proza ten spijt, tegelijkertijd te vrijblijvend.
Het nawoord toont zowel een weemoedige als hoopvolle Wieringa: ‘Ook al bleef onze verhouding tumultueus, in mijn herinnering en in de brieven en ansichtkaarten die ze me heeft geschreven vind ik ook overvloedige bewijzen van liefde.’ Dit is mijn moeder toont daarmee de waarde van Wieringa’s persoonlijke literatuur, want net zoals de nostalgische fotografie de vluchtige ogenblikken permanent vastlegt, zo slaagt de schrijver erin om de betekenisvolle momenten tussen moeder en zoon uit het verleden terug op te roepen. Wieringa herdenkt enerzijds de ‘idyllische, symbiotische jaren’ op het eiland Aruba, maar brengt anderzijds een ultieme ode aan een kleurrijke persoonlijkheid als Lia Wiersema: ‘Daar zijn we, mijn moeder en ik, in de smeltende straten van Oranjestad; geen toekomst en geen verleden, alleen een eeuwigdurend heden.’
Recensie: Dit is mijn moeder van Tommy Wieringa door Alessio Di Mella.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.