Een Badr Hari voor de hardwerkende Nederlander

Bad Boy

Abdelkader Benali

Bad Boy is een roman over Badr Hari. Abdelkader Benali (1975) heeft het boek nadrukkelijk zo gepresenteerd, bovendien volgt zijn verhaal min of meer Hari’s biografie en is de ingrijpendste gebeurtenis daaruit – de mishandeling van Koen Everink tijdens Sensation White – het belangrijkste gegeven in Benali’s boek. Een schitterend onderwerp natuurlijk, want Hari’s lot maakt pijnlijk zichtbaar wat onze cultuur aan het begin van de eenentwintigste eeuw kenmerkt: hysterische media, drugs en doping, wansmaak, geweld, grootheidswaan, racisme, enzovoorts.

Maar ik vrees dat Bad Boy eerder een symptoom van de momentane malaise is dan een visie er op. Dat komt, allereerst, omdat Benali niet kan schrijven. Ik bedoel dat heel letterlijk: een schrijver, of althans een literaire schrijver, kan in de taal zijn verbeelding aan de werkelijkheid opleggen. Maar Benali’s taal loopt op de werkelijkheid spaak, bijvoorbeeld in een zin als:

Van hard trainen werd je ziek. Soms werd je zelfs ziek omdat je te weinig trainde.

Of in:

Zo snel ging het dat er geen tijd was voor de intelligente terughoudendheid die het kenmerk is van alle lafheid.

Deze laatste zin doet me nog het meeste denken aan het soort proza dat je in posts onder internet- en blogartikelen aantreft: de inzet is het vangen van de waarheid in één talige klap, maar in het resultaat gaapt de machteloosheid je aan. En daarom is het lezen ervan niet zozeer pijnlijk, maar eerder beangstigend.

Temeer, omdat de machteloosheid zich niet tot de expressie beperkt. Bad Boy reproduceert op zo ongeveer elke pagina het stereotype denken dat de informele apartheid in Nederland gaande houdt. Wat te denken van Fernandes, de manager van Benali’s hoofdpersoon? Een seksueel roofdier met losse handjes en contacten in de onderwereld – en zwart. En wat te denken van Mo, de advocaat? Een louche praatjesmaker die zichzelf een Porsche cadeau doet als hij het tiende ‘kutmarokkaantje’ voorwaardelijk vrij krijgt – en zelf van Marokkaanse afkomst is.

En dan Benali’s Marokko. Bad Boy bevat een uiterst geforceerde – en ook al clichématige – polemiek tegen het soort toerisme dat naar ‘authentieke’ belevingen hunkert, maar een zin als de volgende lijkt direct gekopieerd uit de Lonely Planet:

Op nee zeggen stond in Marokko de banvloek, en al helemaal tegen een vreemdeling die je nooit meer terug zou zien.

Eenmaal ter plaatse wordt de hele oriëntalistische santenkraam uitgestald: djinns, boze ogen, dorpspleinen met diepzinnige oude mannen, woestijnen, bergen, lamsvlees, dadelbomen, voorvaderen, hitte, corruptie en megalomane bouwprojecten. Het ziekenhuis schrijft arganolie voor in plaats van antibiotica, en uiteindelijk staan we onder ‘een sterrenhemel waar de nacht de dromen inkleurde.’

Ook de hoofdfiguur zelf, Amir Salim, wordt vormgegeven met behulp van kaders die we uit het segregatiediscours van de Nederlandse politiek kennen. Uit alles blijkt dat hij in Nederland vreemd is: de kaaskoppen begrijpen hem niet, zijn poging om ’s lands geliefdste sport onder de knie te krijgen eindigt met een keiharde smak op het ijs. In Marokko is Amir echter thuis, sterker nog: hij weet er als reisleider een groepje gestrande Nederlandse toeristen uit de penarie te helpen en zet ze uiteindelijk op het vliegtuig, om zelf achter te blijven. Marokkanen horen in Marokko, Nederlanders in Nederland en van al het andere komt ellende, zo lijkt de suggestie.

In de media is Benali verweten dat hij Hari’s misdaden vergoelijkt: GeenStijl gooide er een shitstorm tegenaan, maar ook het brave 8weekly leek te vinden dat Benali Hari wel erg gemakkelijk als slachtoffer neerzette. Nu is het inderdaad zo dat de verschillen tussen Benali’s Amir en de Hari uit Jens Olde Kalters Badr. De harde werkelijkheid achter Badr Hari bepaald groot zijn. Dat laatste boek maakt op mij een gedegen indruk. Olde Kalter verantwoordt zijn methode (reconstructie op basis van gesprekken met bekenden en ooggetuigen), heeft verstand van professioneel kickboksen (en het weinig frisse wereldje van promotors, managers en criminelen er om heen) en laat oordelen aan zijn lezers over. Heel ver van de werkelijkheid zal Olde Kalters Hari niet af staan, denk ik. En als je gelezen hebt dat Hari zijn vriendinnen dwong zijn naam op hun lijf te laten tatoeëren, dan maakt het een wrange indruk wanneer Benali Amir de volgende vraag in de mond legt:

Moet ik gestraft worden omdat ik het wurgende gevecht om mijn instinct in bedwang te houden heb verloren?

Maar ook zonder vergelijking is de figuur van Amir dubieus. In hem wordt Hari een man die bereikt wat hij wil door hard te werken, sobertjes leeft en niet zo goed weet wat hij met zijn verworven rijkdom moet aanvangen. Goed, hij heeft een keer een klap uitgedeeld, maar toen kwam hij op voor zijn depressieve vriendinnetje. Van criminelen houdt hij zich ver, het liefst zit hij bij zijn toegewijde moeder – eigenlijk helemaal geen bad boy, maar een goede jongen, om niet te zeggen: een brave burger. Hij maakt zich zelfs oprecht boos over vandalisme. Als hij niet van Marokkaanse afkomst was geweest, zo lijkt het, dan had Hari moeiteloos model kunnen staan voor de ‘hardwerkende Nederlander’ door wie de Nederlandse politiek al meer dan tien jaar gegijzeld wordt.

Het zal niet Benali’s bedoeling zijn, maar zijn schrijverschap krijgt met dit boek een zeker Uncle Tom-gehalte: zijn protest tegen discriminatie van mensen met een Marokkaanse achtergrond komt er op neer dat Marokkanen heel aardig zijn en het nou eenmaal niet kunnen helpen dat ze in het verkeerde land terecht zijn gekomen. Daarmee is niemand geholpen, ook Badr Hari niet. Want wat zijn lot tragisch maakt, is nu juist niet dat hij een verzoenende figuur had kunnen zijn, maar – Leon de Winter voelde het voor één keer goed aan – een Muhammed Ali.

Een charismatische jongen uit Amsterdam-Oost, zoon van een arbeidsmigrant, die als vechtsporter de wereld verovert en over een stijl beschikt waar je, als je een beetje verstand van de materie hebt, met open mond naar kijkt – kijk bijvoorbeeld eens naar de twee trappen waarmee Hari kickbokslegende Peter Aerts versloeg, na 6:30 (kenners zullen bij de tweede trap aan deze scène denken). Dat is een ongehoorde provocatie voor een maatschappij die elke vorm van sociale mobiliteit heeft verstikt en waarin racisme alledaags is. Hari had die provocatie verder uit kunnen dragen, mensen politiek bewust kunnen maken en het politieke protest tegen de informele apartheid van een even onontkoombare als verbluffende stem kunnen voorzien.

Het heeft niet zo mogen zijn, vooralsnog. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de keuzes die Badr Hari heeft gemaakt. En met de mensen die hij tegenkwam. En met toeval. Maar ook met boeken als Bad Boy.

Links

De Arbeiderspers, Amsterdam, 2013
ISBN 9789029587808
256p.

Geplaatst op 03/02/2014

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.