Non-fictie, Recensies

Dragen en delen

Etty Hillesum

Het verhaal van haar leven

Judith Koelemeijer

Schrijven als therapie. De slagzin op een informatiepaneel in het Joods Historisch Museum in Amsterdam vat treffend de essentie van hoe Etty Hillesum (Middelburg, 1914 – Auschwitz, 1943) het dagboekschrijven benutte om haar innerlijke wereld te verkennen en te verwerken. In het Kunstkabinet van het museum liep de afgelopen maanden de kleine expositie Etty & Leonie, waarbij de dagboekschriftjes van Etty Hillesum en Leonie Snatager (1918-2013) geëtaleerd lagen – slechts in deze vorm was een naoorlogse reünie mogelijk.

 

Hillesum en Snatager hielden er een innige, behoorlijk complexe vriendschap op na. Beide Joodse vrouwen waren tijdens de Tweede Wereldoorlog in therapie bij Julius Spier (1887-1942), leerling van Carl Gustav Jung (1875-1961) en ‘psychochiroloog’ (zijn term). Spier combineerde psychotherapie met handleeskunde, al nemen zijn therapiesessies niet zelden de vorm aan van worstelingen die eerder in vrij- dan vechtpartijen uitmondden. Etty Hillesum toonde grote bewondering voor haar mentor en spoorde verschillende van haar vrienden aan om bij Spier in behandeling te gaan. Leonie volgde haar raad op, maar raakte verzeild in een vreemde driehoeksverhouding waarin de grens tussen vriendschap, erotiek en therapie flinterdun was. Etty werkte zich op tot Spiers secretaresse en kreeg daarnaast een liefdesverhouding met de zevenentwintig jaar oudere man, waardoor ze op de hoogte was van Leonies therapieparcours en het geregeld botste tussen de twee vriendinnen.

 

Als aanvulling bij zijn handleessessies spoorde Julius Spier zijn patiënten aan een dagboek bij te houden. Dagelijks de innerlijke gemoedsbewegingen neerpennen zorgt voor structuur en overzicht, voor vat op dat moeilijk grijpbare gevoelsleven. Het dagboekschriftje wordt ingezet als therapeutisch hulpmiddel. Aan Spier hebben we met andere woorden de oorlogsdagboeken te danken die Etty Hillesum van 1941 tot 1943 bijhield en die in 1981 postuum gepubliceerd werden onder de titel Het verstoorde leven. Haar dagboek is naast een instructief oorlogsdocument vooral een eerlijke, diepmenselijke getuigenis van een jonge Joodse vrouw die zich een weg door het leven baant. Typerend zijn de woorden waarmee ze haar allereerste dagboekaantekening opent: ‘Vooruit dan maar! Dit wordt een pijnlijk en haast onoverkomelijk moment voor mij: het geremde gemoed prijs geven aan een onnozel stuk lijntjespapier.’

 

‘Dat verpletterende dagboek’

 

Die dagboekfragmenten vormen het centrale ankerpunt in Judith Koelemeijers recente biografie Etty Hillesum: Het verhaal van haar leven (2022). Door haar dagboeken als primaire bron te hanteren, laat Koelemeijer Etty Hillesum veelvuldig zelf aan het woord. Een bedachtzame beslissing, want de lezer krijgt daardoor een rechtstreeks beeld van Hillesums leef-, denk- en gevoelswereld. Vooral haar gevoelswereld staat centraal, aangezien de jonge Etty schrijven beschouwde als ‘een manier om bevrijd te worden van opgekropte emoties en al te vage, onrustige gedachten’ – zo had Spier het haar immers bijgebracht. Met haar pen in de hand wist ze eindelijk betekenis te geven aan alles wat in haar omging. Koelemeijer toont herhaaldelijk aan in welke mate Etty gekweld werd door een tamelijk turbulente binnenwereld waarin emoties als discrepantie en versplintering een constante waren.

 

Wanneer de zevenentwintigjarige Etty Hillesum zich op het dagboekschrijven toelegt, ontaardt Nederland steeds meer in een oorlogslandschap. Opmerkelijk genoeg vormt die oorlog aanvankelijk zelden het onderwerp van haar dagboeknotities. Etty staat in de eerste plaats stil bij haar eigen ‘emotionele veldslagen’, aldus Koelemeijer, die als biograaf de dagboekfragmenten van de nodige historische duiding voorziet. Ze plaatst Etty’s woorden in de context van hun tijd en gaat grondig in op de oorlogssituatie in Amsterdam en Westerbork, met name op de Jodenvervolging en de bijbehorende dreiging die het straatbeeld tekende – zaken die Etty in haar dagboek slechts zijdelings aanraakt. Koelemeijer weet die historische context te belichten zonder ooit droog of belerend over te komen. Etty Hillesum: Het verhaal van haar leven is ondanks de vele informatieve en contextuele toelichtingen geen louter objectieve opsomming van feiten en gebeurtenissen; Koelemeijer maakte van de toevloed aan informatie een even vloeiend als verhelderend verhaal. Het resultaat is meeslepend en aangrijpend, en bovendien erg sterk geschreven.

 

Naast dat historische kader voerde Koelemeijer evenzeer diepgravend onderzoek naar Etty’s persoonlijke achtergrond en haar complexe familiegeschiedenis. Aan het leven van moeder Riva Bernstein (een Russische vluchtelinge) en vader Louis Hillesum (een stoïcijnse leraar klassieke talen) wijdt de biograaf meerdere bladzijden – van hun afkomst en kindertijd via hun ontmoeting en de opvoeding van hun drie kinderen tot hun leven in de schaduw van de Tweede Wereldoorlog. Ook het doen en laten van Etty’s beide broers Jaap en Mischa wordt met dezelfde uitvoerigheid behandeld en onderzocht. Dankzij de Etty Hillesum Stichting en de verworven fondsen kon de Nederlandse auteur zo’n tien jaar aan de biografie werken. Voor haar onderzoek voerde Koelemeijer talloze gesprekken met (kinderen van) vrienden en kennissen van het gezin, waarvoor ze onder meer naar de Verenigde Staten en Israël reisde. Ook trok ze naar Auschwitz en dook ze met behulp van historici in allerlei archieven op zoek naar informatie over de familie Bernstein-Hillesum.

 

Koelemeijer weet op die manier een genuanceerd beeld te schetsen van Etty Hillesum en haar entourage. In het nawoord bij haar biografie preciseert ze hoe ze tijdens het schrijven steeds meer geïntrigeerd geraakte door ‘welke Etty achter de mythe verscholen ging’, door de vele sporen die ze had nagelaten – geschreven sporen (hoofdzakelijk dagboeken en brieven) en minder grijpbare sporen (zoals verhalen en herinneringen), maar niettemin steeds sporen die niet altijd even betrouwbaar zijn. Bovendien was het materiaal fragmentarisch en verre van volledig. Toch weet Koelemeijer in haar biografie alle puzzelstukjes in elkaar te schuiven en zodoende te slagen in haar opzet een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van Etty Hillesum. Judith Koelemeijer heeft met Etty Hillesum: Het verhaal van haar leven een uiterst uitgewerkt, secuur en kritisch boek gecreëerd – daarvan getuigen ook de meer dan 1500 noten en het uitgebreide bronnenapparaat.

 

Lotsaanvaarding

 

Wat Judith Koelemeijers zoektocht naar wie Etty Hillesum precies was denkbaar bemoeilijkte maar tegelijk boeiend maakte, is dat Etty zelf het antwoord op die vraag schuldig moest blijven. Ze lag voortdurend met zichzelf in de knoop en raakte van het ene existentiële vraagstuk in het andere verwikkeld. Haar kindertijd werd getekend door verschillende verhuizingen die resulteerden in een vertroebelde band met haar ouders, en ook tijdens haar studies – eerst rechten, vervolgens Slavische talen – bleef ze steevast op zoek naar een plek die ze ‘thuis’ kon noemen. Die plek vond ze ten dele in haar uitgebreide vriendenkring (en de progressieve en activistische kringen waarin ze verkeerde) en haar liefdesverhoudingen (soms zelfs met meerdere partners tegelijk). Naast – en tijdens – haar relatie met Julius Spier had Etty eveneens een verhouding met boekhouder en weduwnaar Han Wegerif, door haar ‘Pa Han’ genoemd. Bij die laatste – de man met wie ze al lachend op de cover van deze biografie staat – ging ze zelfs inwonen en vond ze de rust en geborgenheid waar ze al die tijd naar verlangde. Wanneer ze het over hun band heeft, laat Etty meermaals het woord ‘schuilen’ vallen; ‘precies het woord dat aangaf wat zij had gezocht’, schrijft Koelemeijer: ‘een toevluchtsoord, een man bij wie zij beschut en veilig was.’

 

Een ander en misschien nog wel belangrijker toevluchtsoord vond Etty in de taal. Koelemeijer benadrukt dat schrijven haar grip bood ‘op een werkelijkheid die haar eerder al te vaak angst had aangejaagd’ en ‘op de wanorde die haar omringde’: ‘In de taal lagen de antwoorden op alle vragen die haar zo intens konden bezighouden.’ Uren bracht ze door tussen de boeken, zich verdiepend in de woorden van grote filosofen en auteurs, met Fjodor Dostojewski en Rainer Maria Rilke als favoriet, en het liefst altijd met de Bijbel zo dicht mogelijk in haar buurt. Louter lezen volstond niet voor Etty: passages en citaten die tot haar spreken en haar inspireren, schreef ze steevast over in de overtuiging dat die haar zouden helpen in haar zoektocht naar zichzelf, naar innerlijke rust. Etty was bijzonder belezen, blijkt uit haar dagboekfragmenten. Niet alleen omdat ze er haar leesactiviteit registreerde, maar evenzeer door de literaire kwaliteiten van al wat ze in haar dagboek neerpende.

 

Dat ze zelf ook schrijfambities had, stopte Etty bovendien niet weg. Hoewel ze aanvankelijk vooral op haar eigen binnenwereld focuste in haar schrijven, verkondigde ze al snel dat ze de kroniekschrijfster van haar tijd wenste te worden. Ze dichtte zichzelf een ‘hartstochtelijke belangstelling’ toe ‘voor alles wat deze wereld en z’n mensen en [haar] eigen zielenroerselen betreft’ en ze zag het als haar taak daar verslag van uit te brengen. Onder druk van de nazivervolging stond Etty in haar dagboek steeds vaker stil bij haar Joodse identiteit. Ze schreef over ‘ons Joden’, over hoe zij als volk eenzelfde lot moesten ondergaan, dragen en delen – drie cruciale werkwoorden die duiding geven bij haar opmerkelijke beslissing om niet onder te duiken en dus deportatie te riskeren – een keuze die op veel onbegrip stuitte bij haar omgeving, die er alles aan deed om haar op andere gedachten te brengen. Etty redeneerde echter dat als zij zou onderduiken, iemand anders noodgedwongen in haar plaats gedeporteerd zou moeten worden. In tegenstelling tot dat ‘Massenschicksal’ lijkt niet onderduiken een keuze die ze kon maken. Koelemeijer onderlijnt: ‘hoe weinig er voor een Joodse vrouw als zij op dat moment te kiezen viel: dit was haar (…) geestelijke vrijheid om te doen wat zij voor zichzelf en haar lotgenoten moreel het meest zuiver vond’. Etty wijdt er verschillende dagboekaantekeningen aan:

 

Men windt zich dikwijls op, wanneer ik zeg: het is toch niet essentieel of ik ga of een ander, hoofdzaak is toch, dàt er zoveel duizenden gaan moeten? (…) Het is een gevoel van het onafwendbare en een aanvaarden van het onafwendbare en daarbij weten, dat ons in laatste instantie niets ontnomen kan worden.

 

Als stenotypiste op de afdeling ‘Hulp aan Vertrekkenden’ bij de Joodse Raad  – een baan die ze na lang aandringen van haar broer Jaap had aangenomen – wist Etty aanvankelijk wat tijd te winnen. Ze voelde zich echter niet goed bij deze voordeelpositie en besloot zich vrijwillig ‘met de grote stroom’ te laten meevoeren. Bovendien was ze nieuwsgierig naar het leven in zo’n werkkamp en hoopte ze daar een nieuwe taal te vinden, alsook voldoende schrijfgelegenheid. De Joodse Raad had een afdeling in Westerbork, een doorgangskamp in Drenthe van waaruit Joden op de trein naar vernietigingskampen werden geplaatst. Etty gaf zich op om er te gaan helpen – Koelemeijer benadrukt dat Etty daar wilde zijn waar ze het ‘grondwerk’ kon verrichten en iets voor mensen kon betekenen. Ze hoopte er lotgenoten te kunnen steunen door haar innerlijke kracht. Dankzij haar therapietraject, het zelfonderzoek dat ze in haar dagboek voerde en haar toenemende religieus bewustzijn was het weifelende meisje van de eerste, onzekere dagboekaantekeningen namelijk uitgegroeid tot een zelfzekere jonge vrouw die wist wat ze wilde. Een vrouw met een doel. Met een taak zelfs, zo zag zij het: ‘alsof m’n leven één grote voorbereiding is geweest op het leven in die gemeenschap’.

 

‘De zon schijnt op m’n gezicht en vlak voor onze ogen geschiedt een massamoord’

 

Vlak voor Etty naar Westerbork trekt, vertrouwt ze haar dagboeken toe aan haar huisgenoot Maria Tuinzig, wier naam overigens slechts eenmaal valt in de tien dagboekcahiers die Etty volschreef. Hoogstwaarschijnlijk hield Etty in Westerbork eveneens een dagboek bij, maar uit die periode hebben enkel de brieven die ze vanuit het doorgangskamp verstuurde het overleefd. Ook daar bleef ze vlijtig schrijven, al lukte dat er vanzelfsprekend niet met eenzelfde vlotheid en regelmaat als bij het intensieve dagboekschrijven in haar kamertje bij Pa Han. Volgens Etty was dat niet zozeer te wijten aan tijdsgebrek, maar aan de vele indrukken die Westerbork met zich meebracht.

 

In combinatie met haar wankele gezondheid zorgden die vele indrukken ervoor dat Etty ziek thuiskwam tijdens haar verlof (medewerkers van de Joodse Raad hadden aanvankelijk recht op een aantal verlofdagen waarin ze huiswaarts mochten keren, al zou die maatregel niet lang standhouden). Etty kreeg van haar huisarts weleens te horen dat ze geestelijk te intensief leefde. De omstandigheden in Westerbork zullen daar niet bepaald gunstig voor geweest zijn. Koelemeijer merkt op hoe Etty’s rustperiode in Amsterdam uiterst vruchtbaar zou blijken; toen pas, terwijl ze ziek in bed lag, wist ze de woorden te vinden voor de weken die ze in Westerbork had doorgebracht. ‘In de sluimertoestand van haar ziekte, vond zij niet alleen zichzelf, maar ook haar taal terug’, concludeert Koelemeijer: ‘de juiste vorm en toon om het onzegbare toch te zeggen’. Terwijl anderen in haar omgeving geloofden in het actieve verzet, ondervond Etty dat haar pen haar belangrijkste wapen was. In haar dagboek noteert ze: ‘met deze slanke vulpen zou ik nu moeten zwaaien als was het een hamer en de woorden zouden evenzovele mokerslagen moeten zijn, om te vertellen over een lot en over een stuk geschiedenis’.

 

Haar brieven documenteren de dagelijkse aangelegenheden en de levensomstandigheden in het werkkamp; Etty observeerde en analyseerde de mensen die ze er kruiste en bracht uitgebreid verslag uit van hoe iedereen op een eigen manier met de situatie trachtte om te gaan. Net als haar oorlogsdagboeken bevatten haar Westerborkbrieven een opmerkelijk literair karakter. Ze omschrijft het kamp als:

 

een houten barakkendorp, ingevat tussen hei en hemel, met een verschrikkelijk geel lupinenveld in het midden en prikkeldraad er rondomheen. En mensenlevens vond je daar voor het oprapen (…) Ik ging daar die eerste dagen rond als door de bladzijdes van een geschiedenisboek.

 

In haar analyse van de brieven accentueert Koelemeijer hoezeer Etty’s schrijfstijl duidelijke karakteristieken vertoont die ze wellicht kopieerde van de auteurs die ze zo graag en zo vaak las; net als Rilke weet ze met een zekere (schijnbare) eenvoud van brieven literatuur te maken, terwijl de dialogen en het bij momenten absurde in haar teksten dan weer door Dostojewski beïnvloed lijken. Toch primeert vorm niet boven inhoud, aangezien Etty in de eerste plaats wilde ‘getuigen waarvan getuigd moest worden’. Ze mocht dan wel literatuur maken van haar ervaringen, haar teksten zijn boven alles het openhartige verslag van een ooggetuige die steevast speurt naar menselijkheid in een van de meest onmenselijke periodes in de geschiedenis. Etty’s woorden vormen een zeldzame rechtstreekse getuigenis van zo’n doorgangskamp. In meerdere van haar brieven getuigde ze onder meer over hoe ze anderen trachtte te troosten en hoe ze steeds moest toekijken op de deportatie van haar lotgenoten:

 

De locomotief geeft een vreselijke gil, het hele kamp houdt de adem in, er vertrekken weer 3000 Joden (…) De lucht is vol vogels, de paarse lupinen staan daar zo vorstelijk en vredig, op die kist zijn twee oude, keuvelende vrouwtjes gaan zitten, de zon schijnt op mijn gezicht en vlak voor onze ogen geschiedt een massamoord, het is zo onbegrijpelijk alles.

 

Hoe leerzaam en belangrijk haar getuigenis ook mag zijn, er zijn evenwel valkuilen verbonden aan dergelijke hoogstpersoonlijke egodocumenten. Koelemeijer beklemtoont dat Etty de wereld om zich heen steeds waarnam met de verbeeldingskracht van een verteller: ‘in alles herkende zij treffende beelden, literaire sferen, een verhaal dat door haar in woorden gevangen wilde worden. Werkelijkheid en beleving liepen voortdurend door elkaar heen en waren van evenveel waarde.’ Net daarom is Koelemeijers diepgravend onderzoek van groot belang. Dankzij haar speurtocht kwamen nieuwe bronnen en nieuwe informatie aan het licht: ze ontdekte foto’s die bij de Etty Hillesum Stichting nog niet gekend waren en kwam schatten uit privéarchieven op het spoor, waaronder brieven van Etty’s vader Louis Hillesum en de dagboeken van Leonie Snatager. Koelemeijer slaagt er op die manier in om nieuwe perspectieven te bieden op Etty Hillesums binnen- en buitenwereld, om haar ideeën en handelingen van een bredere context te voorzien. Haar omvangrijke, lijvige biografie is een mooie en waardevolle aanvulling op al wat Etty zelf schreef.

 

Met Etty Hillesum: Het verhaal van haar leven compileerde Judith Koelemeijer een levendig portret van de al even dynamische jonge vrouw. Koelemeijer laat de lezer kennismaken met de inspirerende persoon achter Etty Hillesum, en dat zonder zelf ooit een oordeel of standpunt in te nemen; ze belicht Etty’s levenspad vanuit uiteenlopende – historische, filosofische, psychologische en theologische – perspectieven en staat stil bij meerdere potentiële pistes en scenario’s. Zo speculeert ze bijvoorbeeld over de laatste bladzijdes van Etty’s levensverhaal. De enige zekerheid daarrond is dat het gezin Hillesum op 7 september 1943 op transport naar Auschwitz wordt geplaatst. Etty’s sterfdatum wordt geregistreerd als 30 november in datzelfde jaar. Koelemeijer stelt echter dat het weinig waarschijnlijk is dat Etty effectief op die datum overleed, en reflecteert over wat mogelijk met Etty gebeurde nadat ze op de trein richting Auschwitz stapte; werd ze bij aankomst meteen naar de gaskamer gestuurd of heeft ze nog weken- of maandenlang in het concentratiekamp doorgebracht? Het blijft uiteraard giswerk, maar Koelemeijer heeft oog voor alle mogelijke scenario’s. Ze bekommert zich daarbij hoofdzakelijk om hoe Etty zich bij dat alles gevoeld zou hebben, om wat er die zevende september precies in haar omging: ‘ze zal God hebben gezocht en ze zal haar Bijbel, Tolstoj en dagboek hebben gemist. Ze moest het vanaf nu doen met de woorden in haar hoofd.’ Door de kennis die Koelemeijer tijdens haar tienjarige onderzoek vergaarde, kan ze haar hoofdpersoon min of meer (en steeds beter) inschatten. Dankzij haar duidelijke en uitgebreide biografie kan de lezer dat nu eveneens.

 

Deze recensie over Etty Hillesum: Het verhaal van haar leven van Judith Koelemeijer door Lindsay Moerman werd mede mogelijk gemaakt door het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV).

Balans, 2022

Geplaatst op 17/07/2023

Categorie: Non-fictie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.