Proza, Recensies

Iedereen zoekt iets

821 mensen die er ook toe doen

Anna van der Kruis

In het recent verschenen Strangers to Ourselves: Stories of Unsettled Minds (2022) staat de Amerikaanse Rachel Aviv stil bij de manieren waarop mentale gezondheidskwesties de laatste jaren zowel op individueel als maatschappelijk niveau benaderd en gevat trachten te worden. Aan de hand van een viertal casussen gaat ze na in hoeverre de ideeën en verhalen die rond geestelijke disharmonie circuleren het verloop ervan kunnen beïnvloeden: ‘there are stories that save us and stories that trap us, and in the midst of an illness it can be very hard to know which is which.’ Aviv benadrukt dat er bovendien geenszins sprake kan zijn van one story (lees: diagnose) fits all wanneer het aankomt op mentale gezondheid; het vergt een meer geïndividualiseerde en genuanceerde aanpak.

‘We vertellen onszelf elke dag verhalen’, merkt ook een van de 821 mensen die er ook toe doen op: ‘geen groot verhaal waar alles in past, maar ontelbare kleine.’ De ondertitel van Avivs boek, maar ook veel van wat ze verder schrijft, is immers toepasbaar op Anna van der Kruis’ in 2022 gepubliceerde debuutroman. Het hoge honderdtal in de Nederlandse titel slaat op het aantal Facebookvrienden van een van de personages in het boek en symboliseert tegelijk de hoeveelheid personen die we doorgaans met ons meedragen. Van volgers op sociale media tot onze kennissenkring en dichte omgeving – hoe goed kennen we de mensen om ons heen eigenlijk? Bij hoeveel mensen kan je je betrokken voelen? Met die vragen als vertrekpunt interviewde Van der Kruis verschillende onbekenden. Aangevuld met zaken die ze in de krant las en op straat vernam, evenals met haar eigen ervaringen en die van vrienden, vormden die levensverhalen de inspiratie voor de verhalen die de auteur in haar debuut optekent.

 

Een warrig samenraapsel?

De vier delen die het boek telt, zijn opgedeeld in korte, op zichzelf staande fragmenten die meestal niet veel meer dan een enkele bladzijde beslaan. Het resultaat is ‘een aaneenschakeling van portretten,’ aldus de achterflap. De narratieve structuur neemt de vorm aan van een versplinterde vertelling waarbij de lezer flarden en flitsen van een persoon(lijkheid) te kennen krijgt en voortdurend van het ene perspectief naar weer een andere situatie gekaatst wordt. Geen lineair relaas over een handjevol hoofdpersonen dus, maar een veelheid aan blikken en indrukken met eenzelfde complexiteit als de niet-papieren wereld.

821 mensen die er ook toe doen wekt daardoor de indruk weinig coherent te zijn. Ondanks hun gefragmenteerde karakter bouwen de afzonderlijke stukken echter geregeld op elkaar verder. Wat vanuit een bepaald standpunt een simpele observatie lijkt (‘Haar moeder kauwde kauwgom. Ze vond het een vreemd gezicht, dat niet bij haar leeftijd paste.’) kan zo vanuit een ander, aanvullend perspectief een veelbetekenend gegeven blijken (‘Sinds ze haar man verloren was, beet ze op haar tong. Een kauwgompje, dat hielp, soms.’). Van der Kruis weet dankzij dergelijke subtiele verbanden een extra betekenislaag te creëren die pas zichtbaar wordt als je naar het grotere geheel kijkt. Het is aan de lezer om die verstrengelde levenspaden te reconstrueren. Een gewaagde keuze voor een debuutroman, maar een vrij originele opzet en een unieke manier van verhalen vertellen.

Samenhang is er daarnaast eveneens op thematisch vlak. De anonimi die van der Kruis opvoert, ervaren allen een gedeeld gevoel van stuurloosheid. Hoewel ze zich in verschillende levensstadia bevinden, staat elk van hen op een punt in hun leven waarop ze de weg even kwijt zijn. Hun zielenstrijd kent weliswaar verschillende oorzaken, en niet elk personage gaat daar even gemakkelijk mee om, maar de verbindende factor is hun kwetsbaarheid. In een podcastinterview benadrukt Van der Kruis hoe groot ze het belang acht om mensen die het even niet meer weten te laten inzien dat zij er nog steeds toe doen, en dat – wellicht goedbedoelde – aanmoedigingen die een ‘moeten’ impliceren (sterk houden, verder gaan, alles op een rijtje hebben) vervangen dienen te worden door een ‘mogen’ (slecht voelen, stilstaan, dolen). De Nederlandse schrijver laat haar personages toe om te zoeken, te dwalen en te falen. Op die manier pleit ze voor een normalisering van de zoektocht naar het omgaan met gecompliceerde en zware emoties.

 

Onvervalst, onverbloemd en onafwendbaar

821 mensen die er ook toe doen legt de focus op hoe mensen zich echt voelen en hoe die gevoelens de relaties en interacties met hun omgeving beïnvloeden. Mensen die hun verjaardag liever niet vieren, die hun lievelingsboek naar iemand opsturen in de hoop om geliefd te worden, die onomwonden met ‘slecht’ durven te antwoorden op de vraag ‘En, hoe voel je je?’. Ieder fragment benadrukt dat emotionele aspect. Van der Kruis schuwt geen moeilijke thema’s en toont op die manier individuen die worstelen met rouw, eenzaamheid, eet- of angststoornissen en suïcidale gedachten. Door die onbeholpen en gebroken toestand te benoemen en te thematiseren, levert de Nederlandse schrijver een mooie bijdrage aan het bespreekbaar maken van kwetsbaarheid en mentale gezondheid. Dat vergt mensenkennis en empathie, en er is moed nodig om die onderwerpen zo onverbloemd aan te halen: Van der Kruis toont de ware en dus harde realiteit, of, zoals een van haar personages het uitdrukt: ‘Niemand die eromheen draaide. Dat was zo’n verademing.’

Tegenslagen, psychische problemen, neurodiversiteit, maar bovenal: menselijkheid. Dat van der Kruis zich voor dit werk niet louter op haar eigen verbeelding beroept, maar in de eerste plaats op het observeren en bestuderen van haar omgeving, blijkt bovendien uit hoe echt 821 mensen die er ook toe doen aanvoelt. Van de individuen die geportretteerd worden tot de gesprekken die ze met elkaar voeren: alles komt erg natuurlijk over. De dialogen leunen dicht aan bij de alledaagse spreektaal, inclusief aarzelingen, ongemakkelijke stiltes en ondoordachte uitingen. Van der Kruis’ schrijfstijl is scherpzinnig en subtiel, maar daardoor erg eenvoudig. Behalve dat het bijdraagt tot de geloofwaardigheid van de tekst, resulteert dat in een nogal sober aandoend taalgebruik. Net zoals de gemiddelde lengte van de fragmenten eerder gering is, zo zijn de zaken op zinsniveau eveneens aan de beknopte kant.

Kort maar krachtig, zou je kunnen denken, of veel zeggen met weinig woorden. Alleen had het soms gerust iets minder kort gemogen. Door alle beknoptheid is er in de roman weinig ruimte voor gedetailleerde beschrijvingen en achtergrondinformatie. Zo nemen de persoonsomschrijvingen de vorm aan van vage karakterschetsen, waardoor je weinig te weten komt over de personages. Bovendien lijken de gegevens die wel gekend zijn vaak nogal arbitrair: soms kennen we iemands gekste hobby’s of gedachten zonder enig idee te hebben van de naam of leeftijd van de persoon in kwestie. De tekst heeft bijgevolg een tamelijk schetsmatig karakter. De fragmenten lijken eerder op korte scènes, of zelfs op samenvattingen van zulke scènes. Bijvoorbeeld:

 

Hij woonde aan de rand van de stad. Aan het water. Als hij uit zijn raam keek, zag hij een leeg stuk grond. Soms liepen er mensen met hun hond. ’s Nachts sliepen er zwervers. Aan het eind van de zomer was er een openluchtfestival. Zes jaar lang nam hij zich voor er eens naartoe te gaan. Het zevende jaar ging hij.

 

Ondanks hun scherpheid raken de observaties de lezer niet op dezelfde manier als ze zouden raken waren ze meer uitgewerkt en uitgediept. Dat creëert een zekere afstandelijkheid, waardoor het niet altijd even gemakkelijk is om in het verhaal te komen of in de huid van de personages te kruipen, ongeacht hoe aangrijpend de inhoud mag zijn. Dat illustreert de volgende passage:

 

Ze was twintig. Hij ging dood. Daarna was het klaar, toen is ze opgenomen. Na haar ontslag ging het een korte periode beter. Toen verloor ze haar andere vader. Na die begrafenis ging ze niet meer terug naar de spoelkeuken.

 

Samen de bondigheid van de fragmenten en de hoge snelheid waarmee alles elkaar opvolgt, zorgt de overvloed aan personages en perspectieven ervoor dat de meeste passages uit 821 mensen die er ook toe doen niet heel memorabel zijn; daarvoor zijn er gewoonweg te veel. De fragmenten die wel beklijven, doen dat bovendien slechts momentaan. Dat is jammer, want Van der Kruis’ schrijven is inzichtelijk, menselijk en bijgevolg herkenbaar, en de onderwerpen die ze aansnijdt zijn even urgent als actueel: de waarde van therapie en het uitspreken van emoties, het belang van een suïcidepreventiehond, de ondragelijke pijn van verlies in iedere mogelijke invulling van het woord.

 

In de stilte tussen woorden…

Van der Kruis laat een hoop ongezegd, maar die openheid is er doelbewust. Enerzijds zodat de lezer zelf een en ander kan invullen, anderzijds omdat te veel duiding zinloos of zonde kan zijn; sommige zaken behoeven helemaal geen uitgebreide uitleg. Niettemin had wat extra context of precisie hier en daar de tekst sterker kunnen maken. In feite is vooral wat er tussen de regels door sluimert van belang. Het boek komt het best tot zijn recht als je de vele witruimtes als ademruimtes benadert. De kracht van 821 mensen die er ook toe doen ligt dus niet in de literaire kwaliteit van het boek (het bevat geen parels van zinnen), maar in de aangehaalde en gesuggereerde thematieken.

Ten slotte, en tenslotte, omvat 821 mensen die er ook toe doen een uitstekende representativiteit. De auteur had zelf ooit te kampen met een dysthyme stoornis, een milde maar langdurige vorm van depressie waarbij alles – gevoelens, waarnemingen, contacten – afgevlakt aanvoelt en ongefilterd binnenkomt en in elkaar overvloeit. Dat is precies wat in haar boek het geval is. Daarenboven vormt 821 mensen die er ook toe doen een accurate representatie van mentale gezondheid in het algemeen, maar evengoed van de hedendaagse state of mind, van de mens in al zijn gespletenheid – een voortvloeisel van de eindeloze informatiestroom en bijbehorende toevloed aan prikkels. Van der Kruis weet die vluchtigheid en verstrooidheid zowel inhoudelijk (door de aangebrachte onderwerpen) als vormelijk (door het fragmentarische schrijven) te vatten. Naast een afspiegeling van het hoge tempo waarop onze wegen elkaar kruisen en het feit dat we daarbij met sommigen langer eenzelfde pad bewandelen dan met anderen, is 821 mensen die er ook toe doen bovenal een onverschrokken en intrigerende blik op hoe we onszelf en onze naasten trachten te begrijpen in tijden van crisis en hoe we ondertussen ons leven op de rails proberen te houden. Met de nadruk op proberen.

 

Recensie in samenwerking met het Algemeen-Nederlands Verbond en het Willemsfonds in het kader van de Bronzen Uil.


Geplaatst op 11/12/2022

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.