Proza, Recensies

Een poging tot

Drang

Kate Zambreno (vert. Nicolette Hoekmeijer)

In de winter van 2021 las ik een boek van een schrijver die naast auteur ook adjunct professor is en creative writing doceert, haar productiviteit sterk ziet afnemen tijdens haar zwangerschap en een zwarte terriër als huisdier heeft die naar de naam Genet luistert. Ik las een boek over een schrijver die haar auteursbestaan probeert te combineren met haar job als schrijfdocent en haar eerste zwangerschap, maar daarbij voortdurend afgeleid raakt, onder meer door haar hond Genet. Die eerste schrijver heet Kate Zambreno, de tweede is naamloos. Het boek in kwestie heet Drifts (2020) en is dankzij de vertaling van Nicolette Hoekmeijer sinds september 2022 ook in het Nederlands te lezen onder de titel Drang.

Drang is het gefragmenteerde verhaal van een Amerikaanse auteur die de naderende deadline voor het afwerken van haar romanmanuscript probeert te halen, maar die inleverdatum overschrijdt en steeds verder wegdrijft. Ze ondervindt hoe het leven het werk beïnvloedt en omgekeerd, hoe moeilijk het schrijverschap te combineren valt met het prille moederschap en de kost verdienen. De schrijfster brengt verslag uit van de tijd die ze niet aan schrijven besteedt, maar aan briefwisselingen met bevriende auteurs en wandelingen door New Yorkse wijken, aan boeken die ze leest en films die ze bekijkt, en aan interacties met buurtbewoners en zwerfkatten. En ‘wat voorkomt dat een boek wordt geschreven, wordt uiteindelijk het boek zelf,’ zo citeert ze Albert Camus die op zijn beurt Marcus Aurelius parafraseert. Haar afleidingen vormen de stof van het boek, met zijsporen als hoofdthema. Drang staat volledig in het teken van het niet (kunnen) schrijven. Schrijven lukt enkel in de vorm van korte aantekeningen over haar writer’s block.

Maar dan moet het grootste struikelblok zich nog aandienen. Halverwege het boek ontdekt de verteller namelijk dat ze in verwachting is van haar eerste kind. Die zwangerschap oefent een extra – artistieke, economische, emotionele – druk uit, maar vormt evenzeer een geldige reden om het schrijven te ontwijken, aangezien haar zwangere toestand het belang van de romandeadline in perspectief plaatst. Nu zijn er als het ware twee due dates: die van het boek en die van de baby. Drang documenteert de weg naar beide bevallingen.

 

Opvallende overeenkomsten

 

Voor wie eerder werk van Kate Zambreno las, klinkt het bovenstaande wellicht herkenbaar. In haar essaybundels Appendix Project (2019) en To Write as If Already Dead (2021) schreef ze namelijk erg open over haar eigen eerste zwanger- en moederschap en de invloed daarvan op haar creativiteit en schrijfpraktijk. Het ‘ik’ in Drang vertoont echter nog meer biografische raakvlakken met de auteur. Dat ze een baan (als schrijver en schrijfdocent) en woonplaats (in Brooklyn) gemeen hebben, is op zich niets buitengewoons. Dat de partner en de vriendenkring van de Drang-verteller daarenboven dezelfde namen dragen als de personen die Zambreno in haar autobiografische teksten en in haar dankwoord noemt, maakt het al moeilijker om het ‘ik’ in Drang van haar los te koppelen. Bovendien delen ze ook nog eens dezelfde favoriete schrijvers en kunstenaars. Drang refereert herhaaldelijk aan onder anderen Chantal Akerman, Rainer Maria Rilke, Louise Bourgeois en W.G. Sebald – namen die in Zambreno’s non-fictionele werk een gevestigde waarde zijn. En de gelijknis beperkt zich niet tot identieke inspiratiebronnen; de titel van de roman waar het ‘ik’ aan werkt, zal net als die van Zambreno ‘Drang’ luiden. Dat Zambreno’s verteller het vaak over haar verteller heeft, en dat wat die laatste doet geregeld overlapt met de handelingen van die eerste, maakt het nog meer waarschijnlijk dat beiden samenvallen.

De persoonlijke schrijfstijl en de fragmentarische vorm van Drang lijken dat vermoeden te bevestigen. Het boek leest namelijk als een dag- of notitieboek, alsof de lezer een persoonlijk schriftje van Zambreno mag inkijken en doorbladeren, gevuld met leesnotities en gedachteflarden, met aantekeningen en schrijfresearch voor een roman in wording. De tekst is even meanderend als het eigenlijke denkproces. Iedere gedachtegang van het ‘ik’ wordt neergepend: wat een bepaald citaat bij haar oproept, welke zinnen ze tijdens haar lectuur onderstreept, wat ze erover neerschrijft in haar kladschrift. Zelfs zaken die ze aanvankelijk verkeerd leest of schrijft, worden benoemd:

Laatst wilde ik het woord ‘regressie’ schrijven en in plaats daarvan schreef ik ‘depressie,’ en ik vraag me af of dit de vorm is waarnaar ik op zoek ben geweest: een ‘depressie’ als een soort regressie waarin ik steeds verder wegzak.

Ook bevat Drang heel wat metapassages in de vorm van reflecties en commentaren op wat er voordien geschreven staat. Dergelijke meta-opmerkingen hebben veelal betrekking op de roman die het ‘ik’ aan het schrijven is, maar evengoed op de zaken die ze in haar notitieboek opschrijft: ‘Nu ik deze aantekeningen bekijk gaan mijn gedachten niet terug naar […] maar dwalen ze steeds af naar […]’, ‘zelf doe ik de laatste tijd […] weinig anders – proberen verbanden te volgen’.

Zambreno’s schrijfstijl is analyserend en essayerend, er wordt continu gezocht naar betekenis en verbanden. Daardoor is Drang een en al reflectie. De gedachten en overpeinzingen van de ik-figuur zijn overigens van groter belang dan de handelingen die ze stelt. Meer nog: zonder deze reflecties is er nauwelijks sprake van een verhaalverloop. De weinige handelingen die in Drang gesteld worden, hebben namelijk alle betrekking op de reflecties: de voornaamste acties zijn lezen, schrijven en nadenken. Ook op dat vlak heeft boek weinig weg van de klassieke invulling van het romangenre.

Ondanks dat alles beweert Kate Zambreno dat ze met Drang een roman geschreven heeft. Tijdens mijn lectuur vergat ik dat genre-etiket op de kaft echter voortdurend, om het vervolgens te wantrouwen telkens als mijn oog op het al te bepalende woord viel. Het boek leest op alle mogelijke manieren namelijk als een typische, essayerende Zambreno-tekst die niet veel verschilt van de boeken van haar hand die als non-fictie worden geprofileerd. De meeste passages uit Drang lijken wat dat betreft dan ook gemakkelijk inwisselbaar met passages uit haar autobiografische teksten. Want Drang mag dan misschien een atypische roman zijn, het boek is wel typisch Zambreno. De Amerikaanse schrijver maakte van dit type boeken als het ware haar signature style. Haar debuutroman O Fallen Angel (2009) won de ‘Undoing the Novel’-wedstrijd, georganiseerd door de Amerikaanse Chiasmus Press. Die wedstrijdtitel werd achteraf bekeken de aankondiging van wat Zambreno in haar gehele oeuvre zou doen: het romangenre deconstrueren. Het toonbeeld daarvan is het in 2012 verschenen Heroines dat aanvankelijk als roman bedoeld was, maar uiteindelijk de vorm aannam van een genrehybride vermenging van essayistiek, literaire kritiek, literatuurgeschiedenis en memoire. Het enige wat met zekerheid gesteld kan worden, is dat Zambreno’s teksten zich allesbehalve gemakkelijk in genrehokjes laten onderbrengen.

 

Behind-the-scenes

 

Zambreno’s werk bevat geregeld passages waarin de lezer een blik achter de schrijfschermen gegund wordt, en die handelen over de bredere ontstaanscontext van eerder verschenen teksten of zelfs de tekst die de lezer voor zich heeft. In combinatie met de sterke autobiografische inslag zorgt dat voor intieme en openhartige stukken. Omdat haar werk steeds zo persoonlijk is, heeft de lezer weet (of tenminste: denkt die weet te hebben) van de persoon die de auteur is tijdens en naast het schrijven.

Ook Drang focust in hoge mate op het werk-, creatie- en ontstaansproces, en dan hoofdzakelijk op de niet altijd even rechtlijnige weg naar de voltooiing van een roman. Het ‘ik’ trekt zich op aan de gedachte dat het schrijven bij haar literaire helden evenmin moeiteloos verliep. Leidraad en rode draad zijn de schrijfstrubbelingen van Rilke, die nagenoeg een decennium nodig had om De aantekeningen van Malte Laurids Brigge (1910) te finaliseren. Hun gedeelde ervaring wekt een grote fascinatie op voor zowel Rilkes levensverhaal als zijn (enige) roman, waarvan hij de schrijfervaring samenvat met de kernwoorden ‘incompleet’, ‘hulpeloos’ en ‘afgeleid’. Toch zal die ledigheid gaandeweg productief blijken. Zambreno omschrijft het, met een term van Maurice Blanchot, als désœuvrement, een soort werkeloosheid waarbij omzwervingen uiteindelijk deel uitmaken van het eindproduct. De verzameling fragmenten waaruit Drang bestaat, zijn op die manier niet enkel het relaas van een schrijfproces, ze zijn dat proces. Alsof het boek zijn eigen totstandkoming optekent.

Zambreno liet zich vooral op vormelijk vlak door Rilke inspireren, want ook De Aantekeningen van Malte Laurids Brigge heeft een dagboekachtige stijl en openhartige toon. Uit die laatste titel valt echter af te leiden dat de ik-figuur niet Rilke maar Malte Laurids Brigge is. Eveneens opmerkelijk is het substantief ‘aantekeningen’ in de titel van een boek dat eigenlijk een roman is. Vanuit dat opzicht is Rilkes roman als het ware het tegenovergestelde van Drang, dat pretendeert een roman te zijn terwijl het eigenlijk voornamelijk uit aantekeningen bestaat.

In het openingsessay van haar Appendix Project reflecteert Kate Zambreno over de manieren waarop kunst erin slaagt de tegenwoordige tijd vast te leggen. Dat stilstaan bij tijdsverloop en tijdelijkheid vormt eveneens de hoofdactiviteit van het ‘ik’ in Drang. Ze zoekt gestaag naar hoe ze de tijd kan integreren in de roman waar ze aan schrijft want ze wil het nu vastleggen, ‘de enormiteit en kortstondigheid van de dag’. De best mogelijke manier om dat te doen, blijkt al schrijvend. Maar er bestaat nog een andere manier om de tijd te markeren: door het veranderende, zwangere lichaam.

De laatste van het tiental-zwart-witfoto’s dat Drang telt, toont een zwangere Zambreno. Over de afbeelding staat niets geschreven, maar het beeld past perfect bij de passages waarin het ‘ik’ beschrijft hoe ze vanwege haar hoogzwangere toestand tot niet veel anders in staat is dan in bed liggen met hond Genet aan haar zijde, de ogen gesloten en de schrijflaptop dichtgeklapt. Na zo’n driehonderd pagina’s in haar gedachtewereld door te brengen, kan de lezer zich vanaf dat punt een concreet beeld vormen van de persoon achter die gedachten. Dat die persoon dezelfde is als die op het auteursfotootje op de achterflap, zou weleens een bevestiging kunnen zijn van de intuïtie dat Zambreno en haar protagonist samenvallen. Want zoals het die laatste moeilijk lukt een roman te schrijven, zo lukt het mij moeilijk om Zambreno’s Drang als roman te lezen.

 

‘I but not I’

 

De onzekerheid en verwarring over welk genrelabel al dan niet toepasbaar is op Drang treft overigens niet alleen de lezer. De verteller blijkt het categoriseren van haar eigen ‘Drang’ evenzeer lastig te vinden. Ze twijfelt of de term ‘roman’ past bij het boek dat ze schrijft, en voelt zich het best bij Robert Walsers opvatting en uitwerking van het genre. De korte teksten van de Duitstalige schrijver zouden immers eerder als ‘stemmingen en uitweidingen’ lezen. In de invulling die Walser eraan geeft, lijkt ‘roman’ dan misschien toch een goede keuze. Een keuze die aantoont dat het romangegeven zich niet noodzakelijk hoeft te beperken tot de traditionele invulling van een lineair en samenhangend verhaalverloop dat vorm krijgt in een samengaan van plot en personages. Een keuze bovendien die aantoont dat het om een term met een brede lading gaat, dat het genre bijgevolg als overkoepelend gezien kan worden voor verschillende subgenres; een roman kan ook een dagboekvorm aannemen, en het is niet ongebruikelijk dat fictieve verhalen verteld worden door een uiterst persoonlijke vertelstem die de lezer een inkijk biedt in wat zich in iemands denkwereld afspeelt.

Dat Drang geen doorsneeroman is, hoeft geen kritiekpunt te zijn; het maakt het boek net boeiend. De vormelijke en inhoudelijke gedurfdheid leunen sterk aan bij het soort persoonlijke teksten dat in de literaire kritiek tot ‘autofictie’ worden gedoopt. Maar Zambreno mijdt die term, laat hem enkel vallen om haar onvrede erover te uiten. Een passage in Drang die op het probleem van de literaire genderkloof inzoomt, biedt een mogelijke verklaring. Want terwijl mannelijke auteurs prestigieuze prijzen winnen met hun eerstepersoonsvertellingen en bejubeld worden omwille van de originele nieuwe stijl die ze bedachten, wordt soortgelijk werk van vrouwen al snel weggezet als navelstaarderig of een geval van too much information. ‘Misschien ging ons werk te veel over het erkennen van falen, over twijfel,’ voegt Zambreno daar nog aan toe. Terwijl uit die openhartige reflecties net dapperheid spreekt, een onverschrokken openheid die je alleen maar kan bewonderen.

Volgens de Franse literatuurwetenschapper Gérard Genette draagt het autofictiegenre een fundamentele contradictie in zich die zich laat samenvatten door de uitspraak ‘c’est moi et ce n’est pas moi’. Zambreno herhaalt die uitspraak geregeld wanneer ze de vraag krijgt of Drang autobiografisch gelezen moet worden of niet. Drang is Zambreno en toch niet Zambreno, een roman maar niet helemaal een roman, want eerder een ‘undoing the novel’. Het is markant dat de hoogtepunten uit de geschiedenis van de roman (die begint met Cervantes’ Don Quichot die net als Drang een sterk meta-karakter kent) telkens iets experimenteels in zich lijken te dragen. De geschiedenis van de roman als een geschiedenis van experimenten. En laat Kate Zambreno nu net uitblinken in de kunst van het literaire experimenteren en creëren. Het is alvast uitkijken naar haar volgend werk, ongeacht de genresticker die op de cover zal prijken.

Koppernik, 2022

Geplaatst op 09/03/2023

Tags: Autobiografie, autofictie, Drang, Drifts, Zate Zambreno, Zwangerschap

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.