roman, Signalement

Geweld in het paradijs

Paradais

Fernanda Melchor (vert. Lisa Thunnissen)

In deze tekst komen homofobe termen voor en wordt er gerefereerd aan seksueel geweld. De Reactor streeft ernaar een inclusief platform te zijn. De Reactor is kritisch over de literatuur die zij recenseert en heeft de beslissing genomen om niet te censureren maar kritisch te beschouwen. Daarom geeft De Reactor het aan wanneer er in een tekst taal voorkomt die in een inclusief en divers wereldbeeld problematisch is. Ben je benieuwd naar een inclusief beleid op taalgebruik, download dan hier de handreiking van Codedi.

 

De korte roman Paradais van Fernanda Melchor – in 2021 onder de titel Páradais in Mexico gepubliceerd, in 2022 in het Nederlands verschenen in een vertaling van Lisa Thunnissen en in hetzelfde jaar genomineerd voor de International Booker Prize – is een tikkende tijdbom. Melchor laat scènes, gesprekken en gedachten elkaar vliegensvlug opvolgen, slechts gescheiden door komma’s. Het zijn de rauwe, ongefilterde gedachten en waarnemingen van de Mexicaanse Polo, een jongen nog maar, die als tuinman, boodschappenjongen en manusje-van-alles werkt bij het chique wooncomplex Paradise:

‘Paradais’, corrigeerde Urquiza met een half spottende glimlach, de tweede keer dat Polo dat gringowoord probeerde uit te spreken. Je zegt ‘Páradais’, niet ‘Paradiese’, eens horen, zeg me na: ‘Paradais’. En zijn nieuwe werknemer had zin om te antwoorden: Paradais in je reet, lubberige schijtflikker, maar hij durfde niks te zeggen met zijn moeder naast hem, die hem onder druk zette om meteen maar te tekenen, overal over oordeelde met haar aandachtige gele ogen, de waakzame ogen van een hongerige langstaarttroepiaal: teken nou gewoon, had ze tegen haar zoon gezegd, toen ze zag dat hij probeerde het contract door te bladeren om te zien wat erin stond; eerst tekenen en daarna kan je het lezen, je zit de hoge heer zijn tijd te verspillen.

De naam van het wooncomplex als werkplek (en als titel van het boek) is een paradox; er is niets paradijselijks aan het leven van de protagonist. Polo leidt een uitzichtloos bestaan. Hij woont bij zijn alleenstaande moeder, die zijn nicht Zorayda onderdak biedt. Polo vindt haar een ‘schijnheilige kontlikker’, ze haalt het bloed onder zijn nagels vandaan en weet hem toch ook te verleiden. Ze is zwanger, misschien zelfs van hem. Polo heeft geen opleiding genoten, geen uitzicht op een fatsoenlijke baan. Het weinige geld dat hij verdient bij Paradise geeft hij uit aan drank en sigaretten. Vrienden heeft hij niet. Milton, zijn neef en degene die het dichtst in de buurt komt van een vriend, werd geronseld door narco’s en lijkt met de noorderzon te zijn vertrokken. Polo wil maar een ding: ontsnappen aan deze kansloosheid. De enige haalbare vlucht lijkt de roes van de alcohol.

Als hij op een avond besluit zich te gaan bezatten op een steiger aan de rivier, treft hij Franco, een stinkend rijke tiener uit een van de meest welgestelde families van Progreso. ‘Hij werkte niet, studeerde niet, stak geen vinger uit om een toekomst op te bouwen want vroeg of laat zouden zijn opa en oma er een voor hem kopen, koste wat het kost.’ Het ontbreekt hem aan niets, maar daarmee juist aan alles: de dikke Franco vult zijn dagen met zuipen, porno kijken en fantaseren over ‘mevrouw Marian’, die met haar man en kinderen in Paradise woont.

Polo en Franco komen uit verschillende werelden, maar voelen zich beiden onbegrepen. Franco grijpt de avonden aan de steiger aan om zijn perverse en duistere fantasieën over mevrouw Marian te spuien, Polo hoort die veelal zwijgzaam aan en maakt vooral van de gelegenheid gebruik om Franco’s rum achterover te slaan. Polo is nors van aard, schuchter. Hij mag Franco niet, kan zijn gezwets niet uitstaan. Heeft hij een zinvollere manier om zijn avonden en nachten door te brengen? Nee. En dus blijft hij luisteren naar Franco’s vulgariteiten. Wij worden als lezer meegezogen in de dialogen tussen deze twee jongens, en in Polo’s reflecties op de gesprekken en zijn leven, en zo worden we ons, via beschrijvingen in de derde persoon en letterlijke citaten van Franco, bewust van elk smerig en benauwend detail.

Ik ga haar zo neuken, brabbelde hij nadat hij overeind was gekrabbeld op de rand van de steiger, ik naai haar zo en dan zet ik haar op handen en knieën en neuk ik haar zo, en hij veegde zijn kwijl af met de rug van zijn hand en glimlachte van oor tot oor met die joekels van tanden van hem, wit en keurig recht als een tandpastareclame en driftig op elkaar geklemd terwijl hij met zijn schuddende puddinglijf klunzig de coitus uitbeeldde, en Polo wendde zijn blik af en lachte als een boer met kiespijn en zag zijn kans schoon om de afgeleide dikzak de fles te ontfutselen, nog een sigaret op te steken en de rook hard de lucht in te blazen, om de agressieve mangrovemuggen te verjagen.

Pas als Polo bijna niet meer op zijn benen kan staan, keert hij terug naar huis, waar hij in de ochtend steevast door zijn moeder wordt uitgescholden omdat hij weer straalbezopen thuisgekomen is en niets van zijn leven maakt.

Het portret dat Melchor van Polo en Franco schetst is prachtig en angstaanjagend tegelijk. Het verhaal onderzoekt op huiveringwekkende wijze ‘the explosive fragility of Mexican society’, zoals de Booker-jury stelde. Naarmate het plot vordert, beginnen we te vermoeden in welke uitspattingen van hardheid, wreedheid en geweld dit verhaal zal eindigen. Lezers die Melchors succesvolle tweede roman Orkaanseizoen kennen (in 2017 oorspronkelijk uitgebracht onder de titel Temporada de huracanes, in 2020 vertaald door Bart Peperkamp en ook genomineerd voor de International Booker Prize), denken misschien wel terug aan wat de consequenties waren van vergelijkbare obsessies van vergelijkbare jongemannen uit die roman met drank, drugs, alcohol, seks en geweld tegen vrouwen.

Franco gaat steeds verder en dringt regelmatig het huis van Marian en haar gezin binnen. Hij bekijkt haar seksspeeltjes, steelt haar ondergoed. Polo begrijpt niet waarom Franco alleen maar daarin geïnteresseerd is, hij zou gaan voor de sieraden, dure consoles en tv-schermen. Armoede, angst, vrouwenhaat, ambitie en onervarenheid komen samen in een catastrofaal idee van Franco, waarin Polo meegezogen wordt.

Ze zal nooit uit vrije wil meewerken, ze ziet je als een sukkel, een pispaaltje. Misschien moet ik helemaal niet proberen haar over te halen, zei het varken, nadat hij een seconde had nagedacht. Misschien moet ik haar gewoon dwingen.

Melchor is in staat om een ​​gevoel van haat bij de lezer op te wekken, al vanaf de eerste zin. En toch zit ook daar een gelaagdheid in. We voelen dat Polo ‘beter’ is dan Franco, dat hij een minder zieke geest heeft:

Dat was het moment waarop Polo een hekel aan hem kreeg. Maar het was echte haat, genoeg om hem op zijn bek te willen slaan en met de vierkante fles in zijn gezicht te willen beuken en hem te willen schoppen tot zijn darmen openbarstten en hem dan met zijn hoofd voorover in de rivier te gooien, waar de verraderlijke stroming zijn door de vissen aangevreten lijk zou meevoeren tot aan Alvarado, of misschien nog verder.

We zouden wel willen schreeuwen: Polo, je kunt nu nog terug! Maar de catastrofe is onafwendbaar: hij raakt alleen maar dieper verstrikt in de perverse plannen van Franco, denkt er zelf ook wat mee te winnen als hij waardevolle spullen uit het huis kan jatten. Met geld is er ook voor hem een toekomst. Melchor hanteert een schrijfstijl om van in extase te raken, maar emotioneel en ethisch is Paradais uiterst verontrustend. Dit boek heeft me dwarsgezeten. Het triggerde een enorm ongemak, tegelijkertijd was het fantastisch om te lezen. De harde, vulgaire taal en het gebruik van woorden die onder jongeren populair zijn (waarvoor ook complimenten aan de vertaler), maken deze vertelling duizelingwekkend realistisch. Ik stel me voor dat deze extreme geschiedenis en Melchors manier van schrijven, zo direct, brutaal en grimmig, dienen om het machismo te veroordelen. Melchors geboorteland Mexico kent vele geschiedenissen waarin moord, martelingen, verkrachting, incest en huiselijk geweld een rol spelen. Vrouwen worden gediscrimineerd en vaak gekleineerd. ‘Again we are in a Mexico where people feel getting what they want means ripping it from someone else’s hands; where young men aspire to join the narcos not because they are evil or homicidal, but because it’s the only route out’, stelde The Guardian over Paradais.

Misschien zit juist in de toon en stijl van Paradais de enige mogelijke taal om nog te choqueren en om de complexiteit van een samenleving zo pijnlijk tastbaar te maken. We lezen hier niet simpelweg over gewetenloze daders die een onschuldig slachtoffer te grazen nemen, maar over hoe mensen worstelen met de kloof tussen sociale klassen, over het kwaad dat ontspruit uit ongelijkwaardige behandeling, kansloosheid, verlangen, angst. Hoe onwaarschijnlijk het ook lijkt: Polo en Franco denken dat ze met hun absurde plan hun dromen kunnen verwezenlijken. Polo wil geld, ontsnappen aan zijn uitzichtloze bestaan. Franco hééft geld, maar zijn leven is leeg en betekenisloos; hij wil bevrediging, zijn ultieme fantasie laten uitkomen. Melchor richt zich hiermee op de kern van het kwaad. Daarmee zijn de haast pornografische aspecten van de roman gerechtvaardigd. Hoe rauw en grof ook: het betreft hier geen pornografie, maar een literair onderzoek naar hoe jonge mannen tot dramatische daden kunnen komen in desastreuze contexten.

 

Een signalement door Yonina Pullens over Paradais van Fernanda Melchor.

Wereldbibliotheek, Tielt, 2022
Vertaald door: Lisa Thunnissen
ISBN 9789028451445
160p.

Geplaatst op 30/12/2022

Tags: drugs, Fernanda Melchor, Geweld, International Booker Prize, Klasse, Klassengeweld, Mexico, Narcokapitalisme, Seksisme, seksueel geweld

Categorie: roman, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.