Godin, held van Gustaaf Peek (1975) is een oefening in literaire concentratie en staat daarmee haaks op de literaire tijdsgeest. Geheel in lijn met wat Peek onlangs nog betoogde, vinden we hier geen spectaculaire ‘flitsende’ plot, zoals in Tom Lanoye’s Gelukkige slaven (2013) of Hanna Bervoets’ Efter (2014), om maar eens twee recente boeken te noemen. En ook geen poging om aan te sluiten bij het actuele maatschappelijke debat. In Peeks vierde roman volgen we de levens van de hoofdpersonen Tessa en Marius op de voet, en dan vooral de momenten waarop hun liefde op het spel staat. Zo leren we hun intiemste overpeinzingen en innigste gevoelens kennen. De roman maakt indruk vanwege Peeks geserreerde stijl, maar er is ook iets wat de lezer verhindert om door te dringen tot de intimiteit van deze personages.
Door de concentratie op een levenslange liefde van twee mensen roept Godin, held vooral de vraag op hoeveel intimiteit er eigenlijk mogelijk is in een roman – een vraag die Oek de Jong al opwierp in zijn essay Wat alleen de roman kan zeggen (2013).
Het grootste deel van ons leven bestaat uit ons alleen zijn met onszelf, het grootste deel van ons leven voltrekt zich in de kosmos van onze binnenwereld – dat alles hoort tot het intieme. […] Tot de intimiteit behoort ook wat zich in ons leven met anderen voordoet: seks en erotiek, vriendschap en liefde. Ik geloof dat romanschrijvers vooral daar nog grote mogelijkheden hebben.
Met Godin, held wil Peek de door De Jong genoemde mogelijkheden onderzoeken. In een interview met De Morgen zegt hij dat hij ‘technisch’ op zoek was ‘naar een vorm om het intieme te beschrijven, gewoon op zinsniveau: hoe ga ik naar binnen, hoe onthul ik een persoonlijkheid?’ Hij zocht naar een ‘idioom’ of een ‘palet’ waarmee hij een bepaalde schaamte voorbij kon. In zijn roman richt Peek zich volledig op de interactie van de twee hoofdpersonages; alles daaromheen laat hij weg. En dat geeft een pijnlijk beeld van twee mensen die elkaar nodig hebben, maar die het tegelijkertijd ook met zichzelf moeten doen, teruggeworpen op het ‘alleen zijn met zichzelf’. Daarbij komt dat Peek ons slechts een deel van hun binnenwereld laat zien – we komen weinig te weten over de levens die Tessa en Marius los van elkaar leven. Het lijkt wel alsof Peek zo min mogelijk buitenwereld wil binnenlaten en zich eerst en vooral concentreert op wat zich tussen deze figuren afspeelt. Omdat Peek een bijzonder goede stilist is, slaagt hij erin om deze twee mensen geloofwaardig te maken: dankzij de taal komen deze personages tot leven en kunnen we de intimiteit tussen hen meevoelen. Het zijn, kortom, Peeks zinnen die de lezer weten te verleiden, maar betekent dat ook dat we écht dichtbij Tessa en Marius komen?
De roman bestaat uit vijf delen en vijftig hoofdstukken van wisselende omvang. Peek kiest ervoor de levens van Tessa en Marius van achter naar voren te vertellen. Het boek begint daarom met de crematie van Tessa; Marius is dan al een tijdje overleden. We leren haar vervolgens kennen als een oude, kwetsbare schrijfster die weemoedig terugdenkt aan haar grote liefde, de zinderende ervaringen die ze deelden, maar ook aan de tragiek dat ze nooit echt bij elkaar hebben kunnen zijn. Indrukwekkend is het 48ste hoofdstuk, geschreven vanuit het perspectief van Tessa. Zij heeft het medicijn toegediend gekregen dat haar zal doen sterven. Terwijl ze haar laatste sigaret rookt zet ze een opname van een van Marius’ vroegere radiocolumns aan. ‘Ze wist wanneer z’n stem te droog werd, wanneer hij haperde, wanneer hij, verheugd over het naderende einde van de tekst, energieker en beter ging lezen.’
We lezen een scène waarin Tessa ruziet met de vroegere echtgenote van Marius die Tessa verwijt dat ze door de buitenechtelijke affaire ‘veel tussen haar en Marius vergiftigd heeft’. Marius is intussen gestorven tijdens een congres in Padua. In het 36ste hoofdstuk wordt er voor het eerst vanuit het perspectief van Marius verteld. Hij wacht in een soort niemandsland voordat hij naar een afspraak met ‘haar’ zal rijden. Hij fantaseert in de verte een figuur te zien: ‘En het was toen dat hij besefte dat de figuur even onbereikbaar was als zijn eigen gestalte vroeger in de spiegel en dat hij de bomen niet werkelijk had geroken.’ Daarna komen we hem tegen in Padua – eerst als gestorvene op een hotelkamer, daarna als toerist in de stad. In het 33ste hoofdstuk laat Marius een prostituee naar zijn hotelkamer komen. Hij leert de Italiaanse de Nederlandse woorden voor ‘Maak me een kind’, en vraagt haar dit te zeggen vlak voor hij klaarkomt. De vrouw doet wat hij vraagt: ‘Hij schokte leeg in haar, terwijl zijn hand haar mond bedwong. Niets wilde hij meer horen van zijn verzoek, zijn vergissing, de vuile uitlopers van zijn oude, dode droom.’
In het derde en vierde deel van de roman maken Tessa en Marius zich allebei los van de relaties die hun leven bepaald hebben. Als Tessa’s zoon Onno zelfmoord pleegt, wil zij afstand nemen van zowel haar partner Paul als van haar minnaar Marius. Tessa wil drie jaar zonder man leven om op die manier te kunnen rouwen – ze voelt zich schuldig over de suïcide van haar zoon en omdat ze meer dan eens haar echtgenoot heeft dood gewenst om bij Marius te kunnen zijn. Veel gemakkelijker – bijna achteloos – maakt Marius zich los van Corinne als hij zich bij Tessa komt aanbieden. Ze maken samen een reis door Zuid-Frankrijk, maar de geschiedenis zal leren – en de lezer weet dat dus al – dat ze toch niet bij elkaar zullen blijven.
In de laatste twee delen van de roman gaan we terug naar de jaren van het overspel en daarna zelfs naar het begin van de relatie van Tessa en Marius. Pas na hun studietijd komen ze elkaar weer tegen en direct zet Marius Tessa’s relatie met Paul onder druk. Ze spreken af in hotelkamers, die Marius reserveert en betaalt. Als Tessa komt, is hij er al en blijft hij vaak ook nog hangen. Het is een relatie die zich beperkt tot seksualiteit. Dat blijkt op de schaarse momenten dat het dagelijks leven in hun relatie binnendringt. Op een van de keren dat Marius bij Tessa is, wordt hij gebeld dat zijn vader gestorven is. Op een ander moment doen zij samen boodschappen voor een maaltijd, maar Tessa heeft geen idee wat Marius doorgaans koopt. De relatie is onevenwichtig: Marius verlangt wel degelijk naar een echt huwelijk met Tessa. Het liefst zou hij met haar een dochter hebben (die vergeefse wens verklaart voor de lezer de frase ‘Maak me een kind’ in de Italiaanse scène). Een belangrijke scène is die waarin Marius alleen op Tessa’s kamer rondstruint, in haar spullen neust en er masturbeert. Die scène illustreert de fundamentele scheefheid in hun relatie. In zijn latere leven zal Marius zijn relaties telkens vrij moeiteloos voor Tessa verlaten, terwijl Tessa zich nooit helemaal aan hem wil geven.
De thematische kern wordt meteen in het begin duidelijk. De liefde tussen Tessa en Marius verschijnt hier als een ‘oude, dode droom’, waarnaar ze allebei terugverlangen; een fantasie die net zo onbereikbaar is als ons gezicht in de spiegel. Tegen de achtergrond van deze melancholie moeten we de andere vier delen beschouwen. Daarom lees ik de roman dan ook vooral als een verhaal over de onmogelijkheid van twee mensen om bij elkaar te zijn; ook al zijn ze in het vervolg vaker wel dan niet bij elkaar en zijn we als lezer getuige van vele verschillende liefdesscènes, waarbij Tessa de ‘godin’ is en Marius de ‘held’ speelt. Het is opmerkelijk dat we naarmate het boek vordert ons steeds minder met Tessa en Marius lijken te kunnen vereenzelvigen; niet omdat ze steeds jonger worden, maar omdat de intimiteit een steeds minder prominente plek gaat innemen.
De Jong stelt in het eerder genoemde essay dat ‘het intieme’ bij uitstek datgene is wat alleen de roman kan zeggen, iets wat in onze visuele mediacultuur vaak onuitgesproken blijft. Het intieme in literatuur is wat zich aan het oog van de camera onttrekt.
Alles wat we in het dagelijks leven voor anderen verborgen houden, alles wat we voor onszelf verborgen houden, de manier waarop we de dingen zien en beleven, de gelaagdheid van gevoelens, ons plotselinge inzicht, onze momenten van extase – het is voor de camera onbereikbaar en door acteurs niet volledig uit te beelden.
Dat is wat de roman nu juist wel doet: het verkennen van de innerlijke wereld. De Jong koppelt zijn pleidooi voor het intieme aan een pleidooi voor zintuiglijk proza. Het gaat hem om proza waarin de introspectieve passages verbonden worden met passages waarin de handelingen en waarnemingen van personages gedetailleerd beschreven worden. Na Gustave Flaubert en Leo Tolstoj is James Joyce het ultieme voorbeeld. ‘Er is geen personage in de literatuur dat je beter leert kennen dan [Leopold] Bloom. We zien de stad, de mensen en de dingen door zijn ogen. Gaandeweg leren we zijn leven en de pijnlijkste feiten in zijn geschiedenis kennen […].’ De intimiteit in Ulysses is het gevolg van de beslissing van Joyce om ‘niets meer te verbergen’.
De Jong noemt zichzelf een auteur voor wie intimiteit steeds belangrijker wordt. Het staat centraal in zijn recentste roman Pier en oceaan (2013), maar speelde ook al een rol in Hokwerda’s kind (2004). Die laatste roman doet aan Godin, held denken, omdat De Jong daarin originele seksscènes wilde schrijven, iets wat bepaald niet altijd gewaardeerd werd, zoals onder meer bleek uit de negatieve reactie van de Volkskrant-criticus Arjan Peters. Ook in de besprekingen van Godin, held valt op dat veel critici vinden dat het wel wat minder had gekund met de seks in de roman. Jann Ruyters zag in de vijftig hoofdstukken van de roman zelfs al ‘een speelse verwijzing naar’ Vijftig tinten grijs (2012). Net als De Jong destijds, schrijft Peek tamelijk expliciete seksscènes:
Haar vingers roerden wild in haar vulva, hij voelde haar nauwer worden, zag haar in zichzelf keren.
Neuk me ik kom ik kom op je pik.
Ja ja kom op m’n pik op m’n harde pik.
Niet stoppen bijna.
Je bent zo nauw je geile natte kut.
Dit soort expliciete beschrijvingen worden afgewisseld met de gedachten die Marius en Tessa erbij hebben – de ene keer wordt een vrijpartij beschreven vanuit zijn focalisatie, de andere keer vanuit de hare. Als ze bij elkaar zijn, gaan ze helemaal in elkaar op en zijn ze met niets anders bezig dan met de fysieke intimiteit. Als ze weer uit elkaar zijn, doen melancholie en reflectie hun intrede. Dat maakt gek genoeg dat de eerste hoofdstukken – die waarin ze niet meer samen zijn – de indrukwekkendste van het boek zijn.
De roman is meestal personaal verteld. We krijgen mee wat Marius en Tessa (om beurten, los van elkaar) denken, de verteller lijkt afwezig. Maar dat is niet het geval tijdens de seksscènes: daar krijgen we vooral te horen wat ze tegen elkaar zeggen, afgewisseld met min of meer zakelijke beschrijvingen, of die nu komen van de verteller of van een van de personages. Dan leven we dus juist niet mee met de twee hoofdpersonen, maar kijken we naar ze. Gedurende de hele roman confronteert Peek ons dus met het intieme zoals De Jong dat voor ogen staat, maar juist in de scènes uit Godin, held die de meeste aandacht hebben gekregen, is dat veel minder het geval.
We kunnen deze redenering een stap verder trekken. Geeft Peek zijn hoofdpersonages de ruimte om mensen te zijn wier intimiteit ons ontroert, intrigeert, afstoot of aantrekt? Of objectiveert hij zijn personages zodanig dat we uiteindelijk toch niet met hen kunnen meevoelen? Helemaal zeker ben ik er niet van, maar ik vermoed dat eerder het laatste het geval is. Peek kiest er – als gezegd – voor ons maar een heel klein deel van het leven van deze twee mensen te laten zien; hij reduceert ze tot elkaar en geeft hen niet de ruimte om ‘volledig’ mens laat zijn. Nu is daar literair gezien natuurlijk niets mis mee. Er zijn zo veel auteurs die hun personages neerzetten als schaakstukken. Maar juist in dit verhaal over intimiteit begint dat gaandeweg te wringen.
De steeds toenemende concentratie op het samenzijn van Tessa en Marius verhindert de lezer (in elk geval deze lezer) om helemaal mee te gaan in het leven van de personages. Zou dat dan niet het effect zijn dat Peek wil bereiken, dat de lezer steeds meer van buitenaf naar de personages gaat kijken? Misschien wil hij met zijn roman ons met de neus op de voyeuristische feiten drukken? Ik vermoed echter dat Peek er met dit boek eerder op uit was om het de-jongiaanse experiment met intimiteit uit te voeren. En dan is het paradoxaal dat Tessa en Marius steeds verder van onze radar verdwijnen naarmate zij meer bij elkaar zijn.
Recensie: Godin, held van Gustaaf Peek door Sander Bax
Reacties
Michiel
Hehe. Eindelijk een recensie gevonden met scherpe observaties over dit boek. ‘Tessa en Marius gaan op vakantie’ werd het naar mijn idee na de eerste twee hoofdstukken een beetje teveel. Ze drinken een drankje, eten een eitje, hebben heftige seks. Als lezer voel je je het derde wiel aan de wagen van dit burgerlijke geluk. Fijn dat ze het zo gezellig hebben, maar voor deze lezer viel er in dit boek inderdaad steeds minder te halen. Hoe meer intimiteit tussen Tessa en Marius, hoe minder intimiteit tussen de lezer en de personages (en dus het boek) en langzaam slaat de verveling toe.
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.