Non-fictie, Recensies, Samenleving

Internationale grensperikelen

Grensstreken

Milo van Bokkum

Landkaarten zijn eindeloos fascinerend. Hoe langer je blijft staren, hoe meer eigenaardigheden je beginnen op te vallen. Gelukkig staat YouTube vol met filmpjes over bizarre landgrenzen en aan de kijkcijfers te zien ben ik niet de enige fanaat. Zo is er een video met 13,5 miljoen weergaven over de Amerikaans-Canadese grens, die voor een groot deel bestaat (of zou moeten bestaan) uit één rechte lijn op de 49e breedtegraad. Dit levert VS-gebiedjes op die door water gescheiden worden van de rest van het land en over land alleen te bereiken zijn via Canadees grondgebied. Een andere video (8,6 miljoen weergaven) vertelt over panhandles: gebieden die uit de omtrek van een land steken als een soort tentakel. Het extreemste voorbeeld hiervan is te vinden in Namibië, waaraan in het noordoosten een honderden kilometers lange strook land geplakt zit, omdat de Duitse koloniale macht destijds per se over ‘hun’ grondgebied een strategisch waardevolle rivier wilde kunnen bereiken.

Journalist Milo van Bokkum is bevangen door dezelfde honger naar topografische kennis; hij spreekt zelf over een ‘grensverslaving’, waarbij vooral de onwaarschijnlijke ontstaansgeschiedenissen van grenzen hem aanspreken. Daarover schrijft hij: ‘Net als bij veel andere gebeurtenissen in de geschiedenis spreken de verhalen vaak tot de verbeelding, omdat ze zo duidelijk laten zien dat het weinig had gescheeld of het was allemaal heel anders gelopen.’ Zijn boek Grensgebieden. Waarom grenzen liggen waar ze liggen is een verzameling interessante casussen, samengebracht in een ronduit prachtig vormgegeven boek. Om de paar pagina’s stuit je op een nieuwe landkaart waar je even de tijd voor moet en wil nemen, wat dit een lees- én kijkboek maakt. Je begrijpt dat ik popelde om in dit boek te beginnen, maar tegelijkertijd vroeg ik me af: gaat dit boek méér zijn dan een snoepwinkel van smakelijke feitjes en archiefbeelden?

Objectief waardeloos

In de introductie komt Van Bokkum direct ter zake. De reden voor het bestaan van grenzen is hem helder, namelijk de menselijke obsessie met afscheiding. De behoefte om onderscheid te maken tussen het Zelf en de Ander zit diep en gaat gepaard met nationalisme, xenofobie en vooral veel strijd. Op het eerste gezicht lijken grenzen een slimme uitvinding, want met een heldere scheidingslijn kan verdere confrontatie voorkomen worden. Dat is echter een schijnoplossing: ‘Door verschillen achter grenzen weg te stoppen, hebben we er nog niet mee leren omgaan.’ De gevoelens etteren door, weliswaar op veilige afstand, maar onenigheid is altijd nabij. Als bijvoorbeeld van een onbeduidend stukje grond in het grensgebied moet worden besloten bij welk land het nu eigenlijk hoort, kunnen de gemoederen hoog oplopen: ‘Territorium, hoe objectief waardeloos ook, is maar al te vaak emotie, een verhaal.’

Ook al is de auteur fan van het fenomeen, hij is de eerste die zal toegeven dat een grens in de regel meer ellende oplevert dan plezier. Regelmatig ligt de oorzaak bij het kolonialisme – denk aan de panhandle in Namibië. Iedereen kent wel het beeld van de onwetende Europeanen die met een liniaal het continent Afrika in hapklare brokken verdeelden zonder rekenschap te geven van de leefgebieden van de inheemse bevolking. De spanningen en instabiele relaties tussen Afrikaanse landen worden vaak gezien als een direct gevolg van deze koloniale legpuzzel. Daar valt volgens Van Bokkum wel wat op af te dingen, maar het beeld geeft in ieder geval aanleiding tot ‘een zekere relativering van het grensfenomeen’. De willekeurigheid die historisch gezien gepaard is gegaan met het trekken van grenzen spreekt hem enerzijds aan, maar onderstreept ook de onzinnigheid van het idee an sich. Grenzen dragen volgens hem sowieso iets paradoxaals in zich: ‘Aan de grens verandert alles, en er verandert vaak niets.’ Op de kaart markeert een grens een wereld van verschil, maar in de fysieke wereld staat er hooguit een paaltje of een hek, midden in een uniform landschap.

Hoe bizar grenzen als concept ook mogen zijn, ze hebben tot op de dag van vandaag grote invloed op onze leefwereld. Dit wordt nog maar eens benadrukt door de voorbeelden van grensproblematiek in het coronatijdperk, waarin vele landsgrenzen opeens een stuk minder poreus bleken dan we lange tijd gewend waren. De coronavoorbeelden zijn geen geforceerde toevoegingen maar sprekende concretiseringen van dit abstracte thema, die door hun actualiteit goed voorstelbare problemen opleveren. Zo waren de eerdergenoemde losstaande Amerikaanse gebiedjes als gevolg van de potdichte grens met Canada volledig op zichzelf aangewezen. De inwoners zijn afhankelijk van het buurland om inkopen te doen of naar het werk te gaan en die noodzakelijke reizen werden ineens onmogelijk. De ironie wil dat diezelfde grens anderhalve eeuw eerder de leefgebieden van Native Americans op vergelijkbare wijze inperkte. Door terloopse vergelijkingen als deze weet Van Bokkum met zijn bonte waaier aan grensfeitjes historisch besef aan te brengen bij de lezer – een knappe prestatie.

Nederlands grondgebied

Grensgebieden combineert uitzonderlijke situaties uit de hele wereld(geschiedenis), maar is op zijn best als het inzoomt op Nederlands grondgebied. Deze gevallen zijn grotendeels verzameld in het hoofdstuk ‘Nederland’ en dat is het meest belangwekkende deel, alleen al omdat die verhalen nog niet zijn uitgelicht in Engelstalige YouTubevideo’s gericht op een wereldwijd publiek. Bovendien is het helemaal niet nodig om de nadruk te leggen op casussen aan de andere kant van de wereld als er minstens even goede Nederlandse alternatieven beschikbaar zijn, waar Van Bokkum als Nederlander meer voeling mee heeft en die door de nabijheid ook nog eens een stuk minder abstract voelen voor de meeste Nederlandstalige lezers.

Neem het Noord-Brabantse dorpje Castelré, dat vrijwel in hetzelfde schuitje zit als de Amerikaanse grensgebiedjes. Castelré is met de rest van de provincie verbonden door slechts een smalle, slecht begaanbare strook grond, waardoor het praktisch afgesneden is van Nederland. Veel dichterbij, net over de grens, ligt het Vlaamse stadje Minderhout, waarmee de inwoners van Castelré sterk verbonden zijn in economische zin. Toen tijdens de Eerste Wereldoorlog de grens met België op slot ging, leverde dat veel praktische problemen op. Na de oorlog bleek de verbondenheid met Vlaanderen niet alleen van zakelijke aard maar ook een gevoelskwestie. De inwoners hadden het niet zo op met Nederland en wilden zich liever aansluiten bij België. Van Bokkum merkt op: ‘[D]e grens was hier te onlogisch, de realiteit te hardnekkig.’

Castelré is een geval apart, dat nu enigszins verloren gaat tussen alle andere interessante geschiedenissen. Dat is onnodig: ‘Nederland’ vormt het langste hoofdstuk, wat suggereert dat er genoeg voorbeelden van dicht bij huis voorhanden waren om die leidend te laten zijn in het boek en alleen de meest spraakmakende internationale grenskwesties daaraan toe te voegen, in plaats van andersom. De frequentie waarmee Van Bokkum zinnetjes als ‘hierover later meer’ gebruikt, tekent de functionele maar suboptimale ordening die hij aanbracht in het waardevolle bronmateriaal.

Als inktvlekjes

De verhalen in Grensstreken komen voornamelijk uit schriftelijke bronnen, die de auteur in zijn eigen woorden navertelt. Ik had gehoopt – en ook van hem als journalist verwacht – dat hij zich bij het schrijven vaker had gebaseerd op zijn eigen ervaringen bij het bezoeken van de gebieden waarover hij schrijft. Zo had hij dat waarover hij schrijft zo concreet mogelijk kunnen maken en van het papier los laten komen. Maar ik moet zeggen: het navertellen gaat hem goed af. Zo heeft hij grondig onderzoek gedaan naar een stukje niemandsland in Oost-Europa. Het gebiedje bevindt zich op de Servisch-Kroatische grens maar wordt door geen van beide landen geclaimd. De voornaamste reden: als ze zich dit landje zouden toe-eigenen, zouden ze de kans verliezen om andere betwiste gebiedjes van hogere waarde te claimen. Van Bokkum weet de technische informatie over het geschil mooi te doseren en vertelt een underdogverhaal over een man die van het niemandsland een iemandsland wil maken onder de naam Liberland. Die onderneming gaat zo ver dat er een officiële website bestaat waar je zelfs het staatsburgerschap kunt aanvragen. Dat Liberland juridisch gezien geen écht niemandsland is, weerhoudt je er als lezer niet van om te sympathiseren met dit rebelse staatje.

Van Bokkum is op zijn sterkst als hij vertelt over een verzameling van zo’n tweehonderd stukjes land op de grens van Bangladesh en India die niet aan de rest van het land vastzitten. In plaats daarvan liggen ze als inktvlekjes in het buurland: ‘Lekte de pen waarmee de grens werd getekend?’ Een objectief verschrikkelijke situatie, want inwoners konden de hoognodige grensoversteken niet maken zonder risico te lopen op arrestatie. Het is dus maar goed dat deze grensramp in 2015 werd opgelost, door de gebiedjes uit te wisselen en de vlekken op de kaart uit te wissen. Het gevolg: ‘En de wereld was het grootste deel van z’n enclaves kwijt.’ Het is beter zo, maar als lezer denk je ergens toch: wat jammer.

Over enclaves gesproken: een iets striktere omgang met definities was Grensstreken ten goede gekomen. Al op de eerste bladzijde vinden we een uitgebreide voetnoot die helder uitlegt dat een stuk grondgebied dat niet vastzit aan de rest van het land een exclave heet. Als een exclave volledig omringd wordt door één land, wordt dat gebied ook wel een enclave genoemd. Kort gezegd: een exclave staat los van de rest van het land, een enclave ligt ingesloten in een ander land. Let op: er is géén sprake van een enclave als het gebied aan meer dan één land grens en/of aan zee grenst. Helder? Als Alaska kort na deze uiteenzetting een enclave wordt genoemd, is met deze storende slordigheid – Alaska grenst natuurlijk aan zee – de waarde van het precieze onderscheid tenietgedaan.

Bovendien rijst her en der de vraag of de (weliswaar interessante) feitjes nog betrekking hebben op het fenomeen grenzen. Het hoofdstuk ‘Eilanden’ gaat niet zozeer over grenskwesties als wel over historische gebeurtenissen die te maken hebben met (de)kolonisatie. Dat is een belangrijk thema dat in dit boek goed vertegenwoordigd is, maar doordat het grensthema hier ontbreekt, verdient dit korte hoofdstuk niet overtuigend zijn plek in het geheel.

Vierlandenpunt bij Vaals

In de introductie noemt Van Bokkum een wereld zonder grenzen ‘totaal onvoorstelbaar’. Na het lezen van dit boek moet je hem hierin haast wel gelijk geven, maar tegelijk is deze zet behoorlijk jammer. Dit is juist, voor hem als grensexpert, de belangrijkste en interessantste vraag die inherent is aan dit onderwerp. Juist hij zou in staat moeten zijn een prikkelend beeld te schetsen van een grenzeloze wereld, om zo met een beetje geluk ook nog iets prikkelends te zeggen over wat zo’n abstracte grens in essentie is.

Uit de epiloog blijkt een tikje meer ambitie. Het kernwoord is de term condominium: een gebied dat twee landen claimen, waarbij die claims wederzijds erkend worden. Beide partijen hebben een beetje gelijk en de grondgebieden overlappen, dus is er in zekere zin sprake van gedeeld land. Het bekendste voorbeeld is Neutraal Moresnet, een driehoekig landje waarvan de noordelijke punt zich bevond op het Drielandenpunt bij Vaals, dat daarmee effectief een vierlandenpunt was. Honderd jaar lang werd het gebied gedeeld door de buurlanden, de Nederlanden (later België) en Pruisen (later Duitsland). Dat verliep niet geheel vlekkeloos maar vormde op zijn minst een interessant experiment, tot dit land na de Eerste Wereldoorlog definitief aan België toegewezen werd.

Van Bokkum ziet potentie in condominia, maar hij koestert niet de hoop dat het omzetten van alle betwiste grensgebieden naar gedeeld land tot wereldvrede zou leiden. Wel vormt het condominium ‘een startpunt om de status quo te bevragen’ met betrekking tot thema’s als ‘soevereiniteit, grenzen, Zelf en Ander’. Veel verder dan een voorzichtige suggestie ‘dat de wereld misschien niet zo geschikt is voor binaire afbakeningen’ gaat hij niet. Voor een uitgesproken visie moet je elders zijn, maar dat is de auteur vergeven. Door de verbanden die hij wel aanbrengt, ontstijgt Grensstreken het niveau van de cartografische snoepwinkel en biedt het boek op charmante wijze overzicht van internationale grensperikelen en een paar -pleziertjes.

 

Een recensie over Grensstreken van Milo van Bokkum door Thijs Joores.

Van Oorschot, Amsterdam, 2021
ISBN 9789028211100
228p.

Geplaatst op 24/01/2022

Tags: grenzen, landgrenzen, landkaarten

Categorie: Non-fictie, Recensies, Samenleving

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.