Poëzie, Signalement

Welke ruimte ze mag innemen

Waar ik een slaapkamer heb gehad

Malika Soudani

‘[I]k vraag me af of geboren worden iets met willen te maken heeft’. Een treffende gedachte om een dichtbundel mee te openen. Vlak daarvoor zijn feiten opgesomd over de geboorte van het lyrisch ik: de precieze datum, de weersomstandigheden, de moeilijkheid van de bevalling. En dan komt deze regel, die in één rake klap een gevoelsdimensie toevoegt aan dit verhaal. Het ik dat hier aan het woord is, laat de geboorte – meestal niet het interessantste moment van iemands leven – niet zomaar gebeuren. Want wilde het ik wel geboren worden? Wist het misschien al in welke positie het terecht zou komen?

Poëzie bevat wel vaker autobiografische elementen, maar Waar ik een slaapkamer heb gehad gaat een stap verder. Malika Soudani (1997) reconstrueert namelijk haar gehele levensloop tot op het moment van schrijven in een serie gedichten. Dus niet in romanvorm, zoals veelvuldig gedaan wordt – recente voorbeelden zijn Drift van Bregje Hofstede en De geschiedenis van mijn seksualiteit van Tobi Lakmaker. Die keuze voor poëzie is dus op zichzelf al een verrassing. Soudani structureert haar coming-of-age-bundel, die vierentwintig jaar beslaat, aan de hand van de twaalf plekken waar ze gewoond heeft. Dat dient ruim opgevat te worden, want ook de camper telt mee. Aan elke slaapplek zijn herinneringen gekoppeld, die samen het levensverhaal van de dichter vormen.

In dat jonge leven staat familie centraal, bijvoorbeeld bij een warme herinnering aan de vader die gezellig op het logeerbed blijft slapen. Maar het is niet alleen maar fijn. Soudani noteert zonder omwegen: ‘later blijken onze logeerpartijtjes het einde / van het huwelijk van mijn ouders’. Deze simpele mededeling maakt veel duidelijk, zoals hoe het kan dat de ik-persoon op zo veel plekken gewoond heeft. En bovendien: waar het de dichter om te doen is als ze schrijft over slaapkamers en al dan niet geboren willen worden. Dit kind van gescheiden ouders onderzoekt al schrijvend welke plaats er voor haar is, welke ruimte ze mag innemen.

Daarbij wordt veelvuldig gebruikgemaakt van voetnoten, een in poëzie vrij zeldzaam tekstelement. Niet alle details van het levensverhaal verdienen blijkbaar een plek in de gedichten zelf. Zo wordt van de eerdergenoemde geboortedag in een noot verteld wat de precieze temperatuur die dag was, en wat de bron is van dat cijfer. Ondergeschikte informatie dus, zoals je op die plek zou verwachten. Maar vaak staat er in de marge ook veel meer dan dat. Als terloops wordt gemeld dat het zusje chemokuren krijgt, verschaft de voetnoot niet alleen meer details daarover maar ook een belangrijk stuk van het verhaal: de niertumor werd pas gevonden nadat moeder de dokter met moeite duidelijk maakt dat haar dochter écht niet zomaar huilt.

En soms staan in kleine letters onderaan de pagina opeens de raakste formuleringen uit de bundel. Als het zusje in het ziekenhuis ligt en vader een sigaret rookt, wordt bijvoorbeeld nog even vermeld: ‘Later stopt hij met roken. Hij is het zat om telkens met de lift op en neer te gaan.’ Soudani blinkt uit in zulke ogenschijnlijk simpele zinnetjes bomvol betekenis.

Daartegenover staan ook enkele missers. Het zusje is vijf jaar kankervrij en wordt schoon verklaard, lezen we; de voetnoot licht toe dat een patiënt schoon wordt verklaard na vijf jaar zonder nieuwe tumoren. Er staat dat het jongste zusje opgroeit als enig kind; de voetnoot expliciteert dat de twee oudere zussen niet meer thuis wonen. Door ze net iets bewuster te gebruiken, was het effect van de slim ingezette voetnoten nog sterker geweest. En zo zijn er nog wat slordigheidjes: een tijdsprong die niet nodig was, een wel erg onzorgvuldig geformuleerde zin, een uitleggerige eindregel die de loeisterke strofe daarboven bijna tenietdoet. Maar je vergeeft het de dichter meteen, zeker als je bedenkt hoeveel dit afstudeerwerk (!) te bieden heeft.

Zoals inmiddels wel duidelijk mag zijn, speelt de ziekte van het zusje een prominente rol in de jeugd van de dichter, en dus in de bundel. De gedichten die daarover gaan, leveren de scherpste scènes op: ‘ik kam haar haren voorzichtig / met elke klit die ik uit haar haar borstel / valt er een dot krullen op de grond’. Een ander groot thema, dat hier deels mee overlapt, is het gezin en de onderlinge verhoudingen. Hoe manoeuvreer je je als kind door de scheiding van je ouders en de ziekte van je zusje, hoe kun je je tussen daartussen laten gelden? Met haar poëzie, waarin de andere gezinsleden vaak de boventoon voeren, weet Soudani zichzelf toch een plek te geven in het verhaal. Als dat lukt en alles samenkomt, is het resultaat prachtig: ‘mijn moeder wordt boos op mijn vader wanneer ze hoort / dat hij mij een scheermesje heeft gegeven / om de laatste plukjes haar weg te scheren’.

Ook op cultureel vlak zoekt het lyrisch ik in deze bundel een plaats voor zichzelf. Voor een kind van een witte Nederlandse moeder en een bruine Tunesische vader (een huwelijk van stamppot en shakshouka) is die plaats namelijk niet vanzelfsprekend. De witte familie zegt dat ‘huidskleur er niet toe doet’, wat het jonge ik ervaart als een fijn signaal van acceptatie, terwijl ze tegelijk haar eigen anders-zijn onderhuids perfect aanvoelt. Dat voelt ze ook bij haar eigen moeder, die het haar van haar dochter mooi noemt maar ook onhandelbaar. Pas op latere leeftijd, een stuk verder in de bundel, leert ze zelf met hulp van het internet hoe ze haar ‘natural black hair’ het beste kan verzorgen en koesteren. De ontberingen van haar jeugd worden hiermee pijnlijk duidelijk.

Gelukkig is er wel verbetering op dat vlak. Weer een paar jaar later kunnen het ik en haar zusje eindelijk goed praten over wat het betekent om bicultureel te zijn, ‘over te bruin zijn voor witte mensen / te wit voor zwarte mensen’. De laatste zin van de bundel – ‘ik wens meer van en’ – is een heldere oproep om los te komen uit het binaire denken, in het voordeel van overlappende en tussenliggende posities. Die boodschap kunnen we wegen, bespreken, ter discussie stellen. Wat niet kan, is de identiteit van de dichter zelf reduceren tot argument, zoals dat gedaan wordt door (waarschijnlijk vooral witte) mensen die haar als de ander beschouwen. Die zien, zo schrijft Soudani, ‘de kleur van mijn huid als garantie voor een betere toekomst’. Een verwerpelijk sentiment, zo goed verwoord dat je er de rillingen van krijgt.

Een signalement over Waar ik een slaapkamer heb gehad van Malika Soudani door Thijs Joores.

Eigen beheer, 2021
110p.

Geplaatst op 12/11/2021

Tags: bicultureel, chemokuur, kanker

Categorie: Poëzie, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.