Matthijs van Boxsel verwierf bekendheid in onze Lage Landen met zijn ‘Encyclopedie van de domheid’, het project waar hij al sinds het begin van de jaren tachtig aan werkt, alsook de titel van een van de volumes die hij in dat kader in 1999 liet verschijnen. Aan dat project heeft hij een stevige, vuistdikke loot toegevoegd: Het carnaval van het zijn. Handboek in ’Patafysica.
’Patafysica (met apostrof!) is de titel waaronder Alfred Jarry, een Franse auteur uit de late negentiende en begin twintigste eeuw, zijn ‘neowetenschap’ lanceerde. Dat deed hij in: Roemruchte daden en opvattingen van doctor Faustroll, patafysicus. Neowetenschappelijke roman (vertaling L. Van Nes, introductie M. van Boxsel, Uitgeverij Bananafish, 2016; geschreven in 1898; postuum gepubliceerd in 1911): een knotsgek verhaal vol, kort door te bocht, ‘imaginaire oplossingen op zoek naar problemen’. Knotsgek ook omdat het een soort dolgedraaide, averechtse metafysica laat doorschemeren: niet een fysica die (met Parmenides) leert dat ‘zijn is en niet-zijn niet is’, maar een leer die ervan uitgaat dat alles wat is van de orde van de carnavaleske schijn is. ‘Leven is het carnaval van het zijn’: die oneliner van Jarry plaatst Van Boxsel als motto vooraan in zijn ‘Handboek’ en levert ook de titel. Als je de term ‘patafysica’ in het Frans leest, krijg je ‘pas ta physique’. Niet jouw fysica; niet jouw zijnsleer. Dus ‘domheid’, zo Van Boxsel. Want dat is het inderdaad, zeker in de lijn die Van Boxsels studie uitzet. In zijn Encyclopedie van de domheid uit 1999 schreef hij:
Hoe de domheid van de intelligentie aan te tonen als wij in de bewijsvoering zijn aangewezen op diezelfde intelligentie? Door een evident dwaze theorie te ontwikkelen. Alleen via een systeem dat in zijn absurditeit de eigen domheid tastbaar maakt, vermijden we de valstrik van de betweter.
Ziehier waarom de ’Patafysica naadloos in Van Boxsels project past. Centraal staat daarin de domheid. Niet de domheid als tegengesteld aan intelligentie, maar het soort domheid dat intelligentie inherent eigen is. Hoe die domheid recht te doen? Hoe die bewust te beoefenen? Het is geen sinecure. Je kunt niet wetens en willens dom zijn, je kunt alleen maar slim dom zijn, doen alsof je dom bent. Als je toch willens en wetens aan domheid wil doen, vraagt dit metier, kunde, vaardigheid. Je zult al je intelligentie moeten inzetten om een bouwwerk neer te poten waar de domheid tastbaar wordt en stand kan houden tegen de talloze listen waarmee de intelligentie haar voor haar kar kan spannen. Het gaat niet vanzelf om ‘een evident dwaze theorie te ontwikkelen’.
Dit is wat Jarry met zijn ’Patafysica beoogde. En dit initiatief is niet zonder navolging gebleven. Na Jarry’s vroege overlijden (hij was amper 34) is zijn ’Patafysica uitgebouwd tot een eigen discipline die zich niet alleen op de kaart houdt door allerlei patafysische prestaties, maar ook wordt gekoesterd en gedragen door een georganiseerde sociëteit: een heus ‘Collège de ’Pataphysique’, met een hiërarchie van functies met bijbehorende titels. Het heeft zich inmiddels wereldwijd fijnmazig ingewerkt in de meest diverse artistieke en andere milieus. De voorpagina van Het carnaval van het zijn leert ons dat de auteur – niet zonder trots, neem ik aan – de titel voert van ‘Régent du Collège de ’Pataphysique’.
Ik pluk een van de vele definities die Van Boxsel geeft van de zich aan elke adequate definitie onttrekkende ’Patafysica:
De ‘Patafysica roteert als een gidouille in het vierkant van wetenschap, kunst, mystiek en humor, denkbeeldige pogingen om in het reine te komen met de idiotie van het bestaan. Ieder kan zijn eigen kader kiezen, waarin bijvoorbeeld ruimte is voor phisofolie, paranoia, porno of politiek. Ubu is niet voor niets zowel anarchist als dictator.
‘’Pataphysica roteert als een gidouille’. Het woord ‘gidouille’ is puur patafysica, een neologisme ontsproten aan Jarry’s koker om de opzichtige buikpartij van Ubu Roi mee te typeren, de hoofdfiguur van zijn bekendste toneelstuk (1892). Die spiraal is meteen ook het heraldieke embleem van de ’Patafysica in haar geheel. Die draait rond in de vier genoemde gebieden, in alle gebieden dus, zodat die elk ook op zichzelf gaan ‘doordraaien’, rondtollen rond – en hier voel je de pretentie – het ongrijpbare waar ‘wetenschap, kunst, mystiek en humor’ ondanks al hun kunde onmogelijk bij kunnen. Of, zoals Van Boxsel het uitdrukt: ’Patafysica doet openlijk wat alles en iedereen heimelijk doet: ‘rondtollen rond de idiotie van het bestaan’. En dit niet om met al of niet opgeheven wijs- of middenvinger te schreeuwen dat alles maar idioot is. Integendeel, de geste van de gidouille is zonder meer affirmatief positief. Even verder op dezelfde pagina luidt het:
Dankzij de ’Patafysica wordt het zouteloze, onsmakelijke en weerzinwekkende een bron van extase. Juist door het geestloze te omhelzen weet [zij die zaken] […] tot een goudmijn om te toveren. Dit alles met in het achterhoofd de definitie van Johan Huizinga: alle cultuur is geboren uit een spel op de grens van scherts en ernst.
Dat ‘spel’ wordt het intelligentst gespeeld wanneer problemen op zo’n manier worden gesteld dat je bij voorbaat aanvoelt hoe de oplossing eindeloos in zichzelf zal blijven tollen. Multatuli’s ‘Pak van Sjaalman’, ‘een verzameling fictieve manuscripten die hem tot het schrijven van de Max Havelaar zou hebben gezet’, biedt een prima, zij het ‘protopatafysisch’ voorbeeld. Denk aan titels uit dat ‘Pak’ als ‘Over het perpetuum mobile, de cirkelkwadratuur en den wortel van wortellooze getallen’, ‘De zwaarte van het licht’ of ‘Over de werkeloosheid van een Opperwezen by volmaakte natuurwetten’. Of denk aan (of, wat in vele gevallen exacter is, neem voor het eerst kennis van) J.K. Rensburg, vriend en tijdgenoot van Willem Kloos, die in zijn Theorie der evolutie (1931) de inhoud van Dante’s Hel heeft berekend: 1.841.331.882.325 kubieke mijl.
Van Boxsel ordent zijn materiaal in drie delen: een deel over de ’Patafysica na 1945, een deel over de aanloop tot Jarry’s ’Patafysica en hoe die doorwerkt in de kunst van de vroege twintigste eeuw, en een deel over de ‘protobâtafycici’, die laten zien dat ook in Nederland de ’Patafysica haar gloriemomenten gekend heeft. Een ordelijk handboek, zo lijkt het, maar wat die orde ‘ordent’ is behoorlijk chaotisch. De facto bestaat het boek uit een eindeloze reeks korte essays (of, zoals Van Boxsel het ergens noemt, ‘kronieken’) over de meest uiteenlopende, gekke literaire, artistieke of andersoortige cultuuruitingen. Naarmate die onsamenhangende cascade aan ‘kronieken’ vordert, beseft de lezer dat hem een alternatieve promenade doorheen de laatste twee eeuwen literatuur en kunst wordt gepresenteerd. Gaandeweg raakt het globale zicht op ’Patafysica steeds verder uit het vizier, terwijl de sensatie bij de lezer tegelijk ook steeds patafysischer wordt.
’Patafysica is de ‘wetenschap van de uitzondering’, luidt een van de definities, en dat ondervindt de lezer al lezend haast aan den lijve. Elke kroniek is inderdaad ‘uitzonderlijk’, maar hoe meer ‘uitzonderingen’ je krijgt voorgeschoteld, hoe ongrijpbaarder datgene wordt waarop ze een uitzondering zouden kunnen zijn. Van Boxsels Handboek is met andere woorden zelf een behoorlijk staaltje ’Patafysica.
Het gevolg is dat het boek niet leest als een trein. Maar wie ook maar een beetje interesse heeft in de kunst en literatuur van de laatste twee eeuwen, blijft in het boek lezen en herlezen. Telkens weer word je in een ongekende negentiende- of twintigste-eeuwse cultuur- of kunsthoek gegooid en wel op zo’n manier dat je het niet kan laten steeds weer andere hoeken op te zoeken, ook hoeken die buiten Van Boxsels aanbod liggen. Ook in die zin is het echt een ‘handboek’.
Een van die hoeken waarin het boek mij wierp was een essay van Asger Jorn, de man die in 1948 mede aan de wieg van Cobra stond, een schilderkunst die bekendstaat als een apotheose van ongeremde zelfexpressie. En wat blijkt, zo leert het Handboek: Jorn verwerpt het idee van authentieke zelfexpressie. In 1941 al schreef hij het essay ‘Intieme banaliteiten’ waarin hij stelt ‘dat kitsch de toekomst van de kunst is, en dat zondagsschilders de hedendaagse kunst zullen vertegenwoordigen’.
Vergeef mij dan ook de banaliteit waarmee ik deze recensie afsluit: Van Boxsels boek is echt een aanrader!
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.