Poëzie, Signalement

Het machtig lichaam dat kosmos heet

Niets dan dit

Een lijflied voor de ziel

Piet Gerbrandy

Piet Gerbrandy is misschien wel de interessantste dichter van dit moment. Niet alleen is hij ongekend productief, ook blijft hij zichzelf constant vernieuwen. In de afdeling ‘As’ in zijn bundel Vloedlijnen (2018) vinden we een tragedie; Steencirkels (2017) is een epos. In zijn nieuwe bundel Niets dan dit neemt Gerbrandy het leerdicht onder handen.

In een aflevering van het tv-programma ‘De Nachtzoen’ doet Gerbrandy uit de doeken hoe hij slapeloosheid te lijf gaat, hoe hij tracht om een ‘ademend lichaam te worden’ en uiteindelijk in slaap te vallen. Hij zet de taal tegen de taal in. Deze onsterfelijke regels van Chris van Geel gebruikt Gerbrandy als mantra of bezwering:

 

Het bloesemt en het sneeuwt,
            de angst dat je, al ben je jaren
            dood, zou kunnen sterven,
            leeft.

 

Want ritme is bedwelmend. En bedwelmd raken, is een middel om in slaap te vallen. Dat ritme ontzettend belangrijk is in de poëzie van Gerbrandy moge bekend zijn, maar toch wordt er in het motto van Niets dan dit nog even op gewezen: ‘This is going to be about rhythm. You cannot control anything else, remember. But you can control your rhythm’ (Cynan Jones, Cove).

Onder alle gedichten en prozastukken staat een literatuurverwijzing. In Drievuldig feilloos vals (2005) vonden we al citaten onder alle gedichten; dit keer zijn het verwijzingen naar literaire werken. ‘De literatuurverwijzingen zijn uitsluitend bedoeld om indruk te maken. Voor de interpretatie van het gedicht hebben ze geen enkele relevantie.’

In het openingsgedicht van de afdeling ‘Slapen’ verwijst de ik/Gerbrandy naar eigen werk, vaak een slecht teken, maar in dit geval volstrekt de moeite waard. Gerbrandy’s oeuvre staat bol van slapeloosheid en doodsdrift (het Thanatos-motief). Dit gedicht begint waar Ontbinding (2021) eindigt (al publiceerde Gerbrandy tussendoor nog Niet zonder geritsel (2022) en het wonderschone bibliofiele werkje Wielwebspinnen (2021):

 

‘Slaapt u toch in straks hoe
                        ziet u dat dan geschieden?’
Door bedelvende borsten te denken zwaar en wit.

 

Dit blijkt niet te werken:

 

‘Bedelvende borsten te denken zwaar en wit’
            zou mij van denkend wakker zijn ontbinden
            maar tuinde mij hoven van verzoeking in
            die mij van rust en slaap en droom beroofden.

 

We volgen de ik, die niet kan slapen, en smacht ‘naar een eindpunt van verdwijning’ en zelfs the big sleep (‘verzinking in een grond / waarin geen woord meer naar een ding zou reiken’) terwijl het steeds later wordt. Het wordt één uur, twee uur, (‘buiten hoorde / ik uilen zich beraden op een jacht / die voor schemering geslaagd moest zijn –’). Nog even en de krant ligt in de bus: ‘nog even en acht stappen op het grindpad / verkondigden de wederkomst van nieuws / waar al het ouds nog niet bezonken was’.

Tijdens de Uit de Kunst-lezing van de KNAW deed Gerbrandy het slotgedicht van Niets dan dit al in een iets gewijzigde vorm uit de doeken. Ook schetste hij de context van de bundel. Je leeft je leven op een bepaalde manier, en alle andere mogelijke levens die uit andere keuzes voortgevloeid zouden zijn (be)leef je dus niet. Gerbrandy werkt in deze bundel het idee uit dat je die andere levens wel degelijk geleefd hebt en dat die andere levens ook reëel zijn. In je dromen zou je daar soms een glimp van opvangen. Afhankelijk van de inhoud van je dromen kan dat beangstigend klinken, maar de ik uit Niets dan dit heeft die angst overwonnen:

 

Inmiddels is de droom geen bron voor vrees meer
            maar juist een weg om in contact te komen
            met alle mannen die ik ben geweest
            en die ik nog kan worden in de levens
            die ik steeds naast het mijne heb geleid.

 

Het is een intrigerende levensvisie die het midden houdt tussen de many-worlds theory en een geloof in reïncarnatie. Via een soort bodyscan of yoga nidra-oefening die zich door de afdelingen in de bundel heen voltrekt (‘Is het niet vreemd / het stelsel dat jou voortdrijft niet te kennen?’), brengt de ik zichzelf in slaap en opent het portaal naar parallelle universums. Deze regels zijn geflankeerd door Bob Dylans op Walt Whitman geïnspireerde gedicht op muziek I Contain Multitudes.

 

Natuurlijk – ook die dromer ben jij zelf
maar wie dat is en wat hij daar ervaart
blijft voor jouzelf verborgen.

 

Al die (gedroomde) levens verhouden zich tot hetzelfde soort bestaan, dat voor iedereen even ongrijpbaar is, en bij sommigen (meta)fysische levensvragen oproept:

Wie ben jij – ben jij wat zich hier voltrekt
als constellatie van ondeelbare deeltjes
die zich niet vangen laten dan als kracht?
Of ben jij wat zich uitspreekt in gedachten
die door wat kwabben worden afgevuurd?

 

Zelfs het Zelf – het ik-bewustzijn dat achter de ogen resideert, maar neurologisch gezien de nodige vragen oproept – komt op de tocht te staan: ‘Of woon jij in de ogen en het weten / van allen die zich ooit met jou verstaan?’ En waar eindigt de mens en begint de buitenwereld? (‘Begin dus aan de grens van wat jou uitmaakt.’) Elders verwoordt de ik het zo:

 

Zo blijft wie jij behelst een zompig raadsel –
al zal ook de geleerdste anatoom
in heel dat bloedbed van je fijnste vezels
niet kunnen tonen waar jijzelf vertoeft.

 

Wie de juiste vragen stelt, krijgt verbluffende antwoorden over de ‘schone ordening / die zich ontvouwt in sterren en planeten / maar evenzeer in lijfelijke wezens’. Zelfs kennis an sich wordt bevraagd: ‘Wat de atomen niet kenbaar willen maken onttrekt zich aan de blik van wie uit hen is opgebouwd.’

Deze poëzie wekt een kalme indruk; de ik berust in zijn naderende ouderdom (‘Dit wordt ons laatste bed.’). Minder extase, vervoering, katers, walging en waanzin dan in eerder werk (‘Jouw jaren van extase zijn gevlogen. / Dit is je uur van inkeer zonder spijt’), al is Eros nooit ver weg (‘Stroomt als je aan hen denkt je wijze lid / dan niet vol bloed? Dat kun je niet ontkennen.’). Ook jenever blijft alomtegenwoordig: ‘Jouw gulzigheid jouw dorst is legendarisch / en tast het ingenomene jou aan / dan zie jij dat als eigen aan dit leven.’

De bundel getuigt van zeldzame filosofische diepte, uitgedrukt in virtuoze verzen van verbluffende schoonheid. Ook de overpeinzing van het wezen van muziek – en natuurlijk de jazz – slaat de spijker op z’n kop. De poëzie in Niets dan dit is simpeler – dat wil zeggen: toegankelijker, minder cryptisch – dan die in, bijvoorbeeld, Weloverwogen en onopgemerkt (1996) en Nors en zonder haten (1999), maar heeft niets aan rijkdom ingeboet. Misschien is de boodschap bij de recente Gerbrandy wel belangrijker dan het auditieve aspect.

Met Niets dan dit schreef Gerbrandy eens te meer een bundel die je veelvuldig wilt en moet herlezen. Onlangs schreef hij het volgende over Niets dan dit: ‘Beter dan dit kan ik het niet, geloof ik.’ Voor de Nederlandse literatuur is het te hopen dat hij zichzelf nog jarenlang blijft overtreffen.

 

Deze bespreking verscheen eerder in Poëziekrant, jaargang 47, nr. 5

Atlas Contact, Amsterdam, 2023
ISBN 9789025474027
102p.

Geplaatst op 18/10/2023

Tags: Doodsdrift, Een lijflied voor de ziel, Muziek, Niets dan dit, Piet Gerbrandy, Slapeloosheid

Categorie: Poëzie, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.