recensie, roman

Het verval van een schaduw

Stromen

Aya Kōda (vert. Jacques Westerhoven)

 

Men zegt weleens dat literatuur ons kan tonen hoe vervreemdend onze alledaagse wereld is. De recent vertaalde roman Stromen uit 1955 van de Japanse auteur Aya Kōda (1904-1990) doet het omgekeerde: het verhaal toont ons het vertrouwde in een wereld die ver van de onze staat. Samen met de verteller kijken we mee over de schouder van Rika. Zij is de nieuwe huishoudster in de okiya ‘het Klimophuis’, een huis waarin geisha’s geregistreerd staan. Nog een aantal maanden en het huis zal zijn deuren moeten sluiten, een symptoom van de veranderende tijden waarmee heel de geishawereld te kampen heeft.

De toestand van het huis is abominabel. Overal ligt rommel, de keuken is een stort en de hal stinkt naar een zieke hond. Het beetje geld dat binnenkomt, vliegt meteen de deur uit. De schulden zijn torenhoog en de belastingen zijn onbetaald. Terwijl het huis in haar hoogdagen zo’n zevental geisha’s huisde, biedt het nu ruimte voor slechts drie. Deze penibele situatie uit zich in de relaties tussen de overblijvende bewoners van het Klimophuis. Jaloezie, wantrouwen, angst en geldzucht corrumperen vriendschappen die al jaren meegaan. Hoewel ze naar de buitenwereld nog steeds de ongerepte sfeer van de geisha’s opzetten, blijken ze achter de schermen niet meer dan mensen te zijn.

 

Een verhaal van twee werelden

In zijn opmerkingen vooraf kondigt de vertaler Jacques Westerhoven aan dat de spanning tussen de wereld van de geisha’s en de burgerwereld een centraal thema van de roman is. Ze hangen aan elkaar vast in een relatie van afhankelijkheid en afgunst. De geisha’s hebben de burgers nodig voor hun levensonderhoud, maar verafschuwen hun pragmatische geest. De burgers hebben van hun kant weinig begrip voor de hermetische wereld van de geisha’s, maar huren hen wel nog steeds in als entertainment. Van groot belang in deze verhouding is de vraag wie welke kennis heeft. Westerhoven legt uit dat dit in de Japanse tekst weergegeven is met de termen ‘shirōto’ (witte persoon) voor de onwetende buitenstaander en ‘kurōto’ (zwarte persoon) voor de ingewijde.

Een belangrijke lijn in het verhaal is de inwijding van de huishoudster Rika in de leefwereld van de geisha’s. Omdat ze uit een burgerklimaat komt, plaatsen de geisha’s haar i n een hokje van ‘amateur’; iemand die niets snapt van hun bijzondere wereld. Het resultaat is onbegrip en onduidelijkheid die elke vorm van vertrouwen uitsluit. Naarmate de roman vordert, zal er wel vertrouwen groeien, zeker wanneer blijkt dat Rika’s kennis uit de burgerwereld ook danig van pas komt en ze ook groeit in haar voeling met de geishawereld. Toch blijf je steeds achter met een onwennig gevoel. Alsof je binnenkijkt in een wereld die, ironisch genoeg, toch liever niet bekeken wordt.

Hoewel Westerhoven de tweespalt tussen wit en zwart voornamelijk toepast op de personages, zien we haar ook op andere niveaus van de roman. Zo kan je het onderscheid ook beschouwen als een verhouding tussen auteur en lezer, waarbij de eerste als gids dient voor de tweede. Aya Kōda kende zelf het leven als huishoudster. Na de oorlog werkte ze in een okiya gelegen in Taito, het noordelijke centrum van Tokyo. We kunnen daarom vermoeden dat het leven dat ze afschildert ook gebaseerd is op haar persoonlijke ervaring. Die directe ervaring is ook belangrijk voor haar impressionistisch schrijverschap, dat een directe zintuigelijke relatie tot de werkelijkheid wil behouden.

Een andere verhouding tussen ingewijde en beginneling is die tussen de Nederlandstalige lezer en de Japanse cultuur. Elke vertaling van een anderstalige roman is een vertaling van een anderstalige cultuur, wat een bijkomende uitdaging biedt. Bij het Japans is die uitdaging al vrij groot en die wordt alsmaar groter bij de introductie van de enigmatische leefwereld van de geisha. Westerhoven kan ons uitstekend gidsen in deze wereld. Zijn voorwoord, aantekeningen en verklarende woordenlijst zijn essentieel om er een goed beeld van te krijgen. Zo zorgt hij ervoor dat details in kleding, meubels, oogsignalen en gebaren – die van groot belang zijn voor de geisha – ook voor de Nederlandstalige lezer behouden blijven.

De lezer van deze roman heeft zulke gidsen nodig. Mijn kennis van het geishaklimaat gaat niet verder dan de drie blikken die ik eens kon werpen op hun bezigheden in een restaurant in Kyoto. Daarnaast moet ik me geheel baseren op hun representatie in films en series , met alle gevaren van oriëntalisme en mystificatie als gevolg. Bekend is ongetwijfeld de verfilming uit 2005 van Arthur Goldens roman Memoirs of a Geisha (1997), een Hollywoodverhaal dat ons vanwege haar snelle karakter weinig details biedt over het leven van geisha’s.  Een serie die dat leven beter verbeeldt is The Makanai: Cooking for the Maiko House (2023) van de Japanse filmmaker Hirokazu Koreeda. Deze serie geeft eveneens inzicht in het leven in een okiya, de maaltijden die ze delen en de worstelingen die de jonge geisha’s in opleiding moeten doorstaan. Stromen deelt deze interesse in het dagelijkse leven, maar is veel pessimistischer van toon. Het boek schetst het beeld van een vreugdeloze wereld waarin jonge meisjes bikkelhard moeten knokken om hoge standaarden te halen. Urenlange danslessen, conversatietraining en instrumenten oefenen in een omgeving die weinig fouten verdraagt, zorgt ervoor dat iedereen constant op zijn hoede is.

 

Ontluistering

De beklemmende wereld van de geisha krijgt in Stromen vorm via de ruimte. Rika’s leefwereld bestaat uit het oude Japanse huis waarvoor ze het huishouden doet. Dit huis is voor de meeste mensen die er wonen geen thuishaven, maar een bron van nervositeit. De flinterdunne muren bieden weinig privacy. Ze laten bijna alle geluid, licht en warmte doorsijpelen . Het geheel voelt al snel aan als een panopticon; een ruimte waarin je constant bekeken wordt. Dit claustrofobisch sfeertje zet zich door in de ervaring van de hele buurt, want niet alleen je huisgenoten maar ook je buren kunnen alles horen. De minste drama die je in je huis maakt, gaat meteen rond als een lopend vuurtje. Echte ontspanning bestaat dus niet. Zelfs als je thuis bent, hou je alles maar beter voor jezelf.

Het resultaat is dat de roman een constant spel speelt met wie wat mag weten. Het belangrijkste medium voor dit spel is Kōda’s stijl. Het is een heldere stijl die voorrang geeft aan realistische beschrijvingen. Eigen aan deze stijl is de aandacht voor volledigheid en details. Elke zin benadert een nauwkeurige en neutrale afdruk van de gebeurtenissen:

De wind stak op. Het was koud in huis. De huizen in deze straat waren dicht tegen elkaar aangebouwd en ze zat beneden, niet eens boven, maar na hier vanmiddag een paar minuten te hebben uitgerust, wist ze precies hoe de wind kon gieren en hoe de kou van onderaf naar binnen kon kruipen. Ze had het zitkussen opzijgeschoven, knielde neer op de plaats waar de eigenaresse altijd zat en porde wat in de brandende houtskool van de grote hibachi.

Wat je leest is een ongefilterde afdruk van de gebeurtenissen. Het heeft soms ook wel iets afstandelijks, waardoor het lezen wat stroef loopt. Hoe meer je Stromen leest, hoe meer de stijl zelf deel lijkt uit te maken van een wereld die dingen liever toont dan ze uit te leggen. Deze spanning sluit nauw aan bij de ervaring van nieuwelingen in de wereld van de geisha, die langzaamaan doorkrijgt: “in deze wereld was het blijkbaar normaal om dingen te insinueren in plaats van ze bij de naam te noemen.” In beschrijvingen schuilt betekenis, maar het is moeilijk voor de oningewijde om al die betekenissen meteen te vatten. Sterker nog, met het onderscheid tussen ‘wit’ en ‘zwart’ wekt de roman zelfs de indruk dat we die betekenis nooit zullen vatten zonder een lang proces van inwijding.

De stijl van Stromen doet me denken aan de inmiddels klassiek geworden lofzang op de schaduw van Junichiro Tanizaki (1886-1965), een vooroorlogse pendant van Aya Kōda. In zijn essay ‘lof der schaduw’ (1933) werkt Tanizaki een theorie van Japanse ruimten uit. Zijn stelling is dat de Japanse architectuur een spel met schaduwen speelt. Dit spel is echter niet ontstaan vanuit een esthetische vrijetijdsbesteding, maar uit de noodzaak om de felle Japanse zomerzon te dempen. Dichtbegroeide tuinen, papieren schuifdeuren, zware daken en kleine ramen veroorzaken in de eerste plaats verkoeling. Dit creëert een graduele overlapping van schaduwen  die pas zichtbaar wordt voor wie goed kijkt. Volgens Tanizaki schuilt in deze schaduwen schoonheid net omdat ze ontstaan uit een praktische oplossing. Het is een schoonheid die niet noodzakelijk een schoonheid wil zijn.

Kōda’s proza is zo’n schaduwwereld. Haar realistische stijl is in de eerste plaats een middel om een ander doel te bereiken: een gedetailleerde weergave van mens en wereld. Wie grondiger kijkt begint echter de verschillende schaduwtinten te zien die dit middel achterlaat. Zo krijg je regelmatig beschrijvingen van handgebaren die de geisha’s naar elkaar maken:

Zodra ze de kamer binnenkwamen en zagen dat Yukimaru’s [een oude Geisha in het huis] ladekast en kaptafel verdwenen waren, wezen ze naar de lege plek op de tatami waar de kast had gestaan en daarna naar de voordeur en keken Rika vragend aan, in een ogentaal die zo veel door geisha’s wordt gebruikt. Rika knikte. Vervolgens maakten ze een cirkeltje met duim en wijsvinger. Had Yukimaru geld bij zich, betekende dat.

Na die eerste duiding begin je te zoeken naar betekenis in elk gebaar, elke stap die het lichaam van de geisha’s uitvoert. Na een tijdje wordt de vervreemding vertrouwd, maar de tekens zelf blijven een schaduw. Dit is ook het probleem van Stromen. Je hebt tijd nodig om de betekenissen van de geishawereld te doorgronden om ook hun psychologie bloot te leggen. Voor wie deze tijd niet wil investeren is de roman niet meer dan een realistische – misschien zelfs saaie – weergave van de wereldlijke problemen in een okiya.

 

Menselijk al te menselijk

Tanizaki’s theorie komt niet louter van pas om na te denken over Aya Kōda’s stijl, het is ook een geschikt beeld om over de structuur van de hele roman na te denken. Zo vormen de problemen met de buitenwereld een andere tint van de duisternis die er in het huis schuilt. Daarin nestelen negatieve emoties zoals jaloezie en gierigheid zich in de harten van de personages, wat de oorzaak is van nog groter drama. Problemen stapelen zich op emoties die op hun beurt voortkomen uit eerdere problemen. Zoals het kleine hondje dat zich uiteindelijk de dood in stresst vanwege een afperser die alsmaar langskomt. Of de verergerende ziekte van Fujiko, het dochtertje van de nonchalante Yoneko:

De dokter kwam. Fujiko begon meteen te huilen en om haar moeder te roepen, en Yoneko vergat dat ze de hele middag verdiept was geweest in het knabbelen op pinda’s en het doorbladeren van pikante tijdschriften zonder enige aandacht aan haar dochtertje te besteden en werd op slag een toegewijde moeder.

Yoneko, die zich weinig bekommert om de tradities van de geisha, is eenvoudigweg een slechte moeder. Ondertussen krijst haar kind heel het huis vol, wat tot ergernissen bij de bewoners leidt, wat meer spanningen zet tussen hen en Yoneko. Zulke vicieuze cirkels zijn alomtegenwoordig in het leven van deze personages, alsof ze onderworpen zijn aan een wrede wereld waaraan ze nooit kunnen ontsnappen.

Een van de tragische slachtoffers van deze wereld is de eigenaresse van de okiya . Ze is een trotse oude dame, zelf ook geisha van opleiding, die haar geldbeurs nonchalant beheert. Haar verfijning op vlak van de kunsten heeft ervoor gezorgd dat het huis een prestigieuze naam kreeg, maar haar financiële wanbeleid is de oorzaak van het lastige parket waarin het huis zich nu bevindt. Bij elke uitgave die ze doet, zoals het betalen van een kamer voor een van haar schuldeisers, heb je de indruk dat ze noodzakelijk zijn om de schulden af te lossen. Toch laten ze de schuldenberg louter groeien, waardoor je je afvraagt waarom ze dat allemaal doet.

Ik heb de tendens om de beweegredenen van deze geisha’s te zien als onderdeel van hun ondoordringbare karakter, maar vaak zijn ze eenvoudigweg te reduceren tot menselijke driften. Zo beseft Rika, die in de loop van de roman steeds minder betoverd geraakt door de geishawereld, dat ook in de geishawereld iedereen handelt uit egoïsme. De eigenaresse, de schuldeiser die zich lijkt te bekommeren om zijn nichtje dat ooit in de okiya werkte of de agent die het geschil komt beslechten. Kortom, ook de verfijnde wereld van de geisha kan niet ontsnappen aan de lelijkheid van de menselijke driften. Hoe langer en hoe meer ga je je afvragen, waarin dat verschil tussen witten en zwarten eigenlijk schuilt.

Hoe verder de okiya zich in de nesten werkt, hoe meer het onderscheid tussen binnen- en buitenwereld vervaagt. De snelle modernisering die Japan na de oorlog doormaakt versnelt dit proces. Oude tradities zoals die van de geisha worden relikwieën van een verleden dat vrij abrupt uit het zicht verdwijnt. Zo reflecteren de oudere geisha’s op hun nieuwe wereld:

Wij oude rotten weten net zo min als de meisjes die vandaag examen hebben gedaan waar de grens precies ligt tussen de wereld van burgers en die van geisha’s, en evenmin waar de kunsten van een geisha ophouden en gewoon vermaak begint. We zijn allemaal de weg kwijt, en niet zo’n beetje ook.

Bij het zien van al deze problemen blijft onze gids, Rika , met een verwarrend gevoel van hoop achter. Alle problemen zouden wel opgelost worden, maar die oplossingen zouden niet voor iedereen goed uitdraaien. Het is een gewrongen gevoel dat je bij alle personages krijgt. De een gaat inwonen met haar minnaar uit de burgerwereld, maar lijkt ook in die wereld niet geheel thuis te horen. De eigenaresse denkt aan een nieuwe onderneming: een theehuisje. Maar zal dat haar slordige boekhouding oplossen? Zal de wereld van het verleden een plaats kunnen vinden in de wereld van het heden?

Atlas Contact, Amsterdam, 2025
ISBN 9789025477493
302p.

Geplaatst op 14/11/2025

Categorie: recensie, roman

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.