Deel Facebook Twitter / X LinkedIn
Er is niets mooier dan een revolutie, toch? Bedrijfsbazen op de brandstapel, rechtvaardige herverdeling van productiemiddelen, de glorieuze overwinning van de arbeidersklasse. Het lijkt me een ideale zomeractiviteit. Jammer genoeg ziet het ernaar uit dat onze huidige fase van het kapitalisme zich baldadig tegen zo’n revolutie verzet. Zolang de lagere klasse vooral in strijd is met migranten en niet met winstwoekeraars, gaat er weinig gebeuren. Onze zomerrevolutie zal dan maar van elders moeten komen, van literatuur bijvoorbeeld. Enter: Het krabbenschip van de Takiji Kobayashi, een van de weinigen marxistische auteurs uit Japan die vandaag nog steeds aanzien geniet. Kobayashi is een martelaar van de Japanse roden. Na zijn engagement voor de communistische partij kwam hij op de zwarte lijst te staan. In 1933 liet hij het leven in een foltergevangenis van de speciale politie. De officiële doodsoorzaak: een hartaanval. Ondanks zijn korte leven schreef hij een gerespecteerd oeuvre met als kroonjuweel Het krabbenschip (1929), waarin hij de lezer mee neemt op de Hokkamaru, een krabbenschip dat koers zet naar de wateren ten noorden van Japan op zoek naar verse winst.
Krabbenschepen waren kruiperige monsters van het kapitalisme. Het waren notoire werkplekken: grote drijvende fabrieken waar vissers hun vangst leverden en krabben aan de lopende band verwerkt werden. Vissers en arbeiders werden er tot het uiterste gedreven in een omgeving waaruit ze niet konden ontsnappen. Omdat de Japanse wet een krabbenschip beschouwt als een ‘fabriek’ valt het niet onder het scheepsrecht en aangezien het zich in internationale wateren bevindt, valt het niet onder de reguliere arbeidswet. Zo ontstaan de voorwaarden voor onbeperkte uitbuiting. Het krabbenschip is een laboratorium waarin Kobayashi deze uitwas van het kapitalisme dissecteert. De drijvende spanning achter het plot is die tussen winst en leven. De arbeiders zijn zich daar terdege van bewust: ‘Het is hier niet anders dan in de mijn. Je kunt niet leven zonder voortdurend met de dood in je kop te zitten. Gas is link, maar de golven zijn even link’.
Het welzijn van de arbeiders is zo goed als nihil. Ze werken onder de constante dreiging van de stormachtige zee, het bewind van de kapitalisten en de dreiging van Russische aanvallen. Vooral de kapitalistische macht drijft in de loop van de roman de druk verder op. De penibele situatie gaat van erg naar erger wanneer blijkt dat de productie van het schip onder het quotum ligt. De opzichter lost alle remmen en werkt zijn arbeiders de dood in. Er broeit langzaamaan een perfecte storm.
Beklemmende woorden
De plotontwikkeling van Het krabbenschip volgt de voorspelbare lijn van de proletarische literatuur. Arbeiders en kapitalisten, these en antithese, zijn constant met elkaar in conflict. De arbeiders saboteren de fabriek, de opzichter slaat harder terug, wat voor nog meer sabotage zorgt, wat hardere represailles opwekt. De vraag is echter hoe lang de arbeiders over zich heen laten lopen. Waar zit hun kookpunt? Het is voorspelbaar dat het verhaal dit kantelpunt ergens aan het einde zal bereiken en gezien de marxistische sympathieën is het evenzeer voorspelbaar dat het resultaat een revolutie is. Ondanks dat cliché weet de roman veel spanning op te bouwen, net door dit kantelpunt voortdurend af te tasten. Die balansoefening zit ook in de ruimte van de vertelling vervat. Het schip bevindt zich namelijk in de zee van Kamtsjatka, een gigantisch Russisch schiereiland. Precies wanneer de opzichter ervoor kiest dieper in Russische wateren te varen op zoek naar grotere – lees, meer winstgevende – visgronden, groeit het revolutionaire sentiment bij de arbeiders.
Zoals veel arbeidersliteratuur heeft ook Het krabbenschip duidelijk een opvoedkundige ambitie. Kobayashi besteedt aanzienlijke aandacht aan dissecties van de condities waarin de arbeiders zich bevinden. Zo heeft hij het over de algemene situatie van de krabbenschepen, die tijdens het interbellum ook wel degelijk te water gingen. Een waargebeurde arbeidersopstand op een van die schepen was trouwens de aanzet voor Kobayashi om deze roman te schrijven. Op andere momenten leert hij ons iets over de onderdrukking van boeren op Hokkaido, het meest noordelijke eiland van het huidige Japan. Dat werd in de vroege 20ste eeuw langzaamaan gekoloniseerd door Japanse boeren, ten koste van de inheemse Aino-bevolking. Het zijn digressies die onvermijdelijk zijn voor de thematiek van de roman maar daarom geen afbreuk doen aan de literaire waarde van het verhaal. Ondanks de didactische inslag en het afgetrapte marxistische uitgangspunt, voelt Het krabbenschip op geen enkel moment als een politiek manifest. Integendeel, het is en blijft naar mijn inschatting een parel uit de Japanse literatuur.
De grootste troef van Het krabbenschip is de fysiek invoelbare vertelstijl. Vanaf het begin werpt Kobayashi de lezer in een walgelijke wereld door alle zintuigen geheel te overprikkelen. Het schip is een mengeling van aangekoekte zeelucht, stervende krabben, ongewassen lichamen en achtergelaten lichaamssappen:
“Velen hebben natte dromen. Wanneer er niemand anders in de buurt is, doen sommigen ook aan zelfbevlekking, niet in staat het nog langer uit te houden. Opgerold in een hoek van hun kooi ligt dan een ‘gebruikte’ vuile onderbroek of lendendoek, vochtig en met een zurige geur.”
Elke letter voelt alsof ze schuurt tegen de uitbuiting van de arbeiders. Vooral mijn reukzintuig reageerde op manieren die ik louter uit Das Parfum van Patrick Süskind ken. Kobayashi’s aandacht voor de zintuigen gaat hand in hand met een fascinatie voor de manier waarop de lichamen van de arbeiders zich onder het juk van het kapitalisme verdraaien en verdringen. Je leest beelden van arbeiders die in hun kooien ijlen nadat ze zich kapot hebben gewerkt. Niemand kan zich ooit echt helemaal ontspannen. Hoe harder ze moeten werken, hoe dichter de lezer met de neus bij die lichamen komt:
“Hoe drukker het met de krabbenvangst wordt, hoe harder ze het te verduren krijgen. Ze breken een voortand, ze spuwen de hele nacht bloederig speeksel uit, ze vallen tijdens hun werk flauw door de zware inspanningen, ze bloeden uit hun ogen, ze worden met de vlakke hand verrot geslagen tot ze hun gehoor verliezen.”
De lichamen van de arbeiders, het enige bezit dat ze in feite nog hebben in een drijvende fabriek die ze niet eens kunnen verlaten, staan constant onder druk. De mengeling van hun bloed, zweet en tranen is de matrix van de claustrofobische sfeer van de roman. De enige manier om je als observator in dit verhaal te positioneren is ergens in een hoekje van de kooien, bedrukt door een broeiende visgeur. Op die manier voel je ook de onontkomelijke revolutionaire kentering waarin heel de situatie op het schip als een clusterbom moet ontploffen. Je wil tot dat einde lezen en die revolutie ontketenen, zodat je eindelijk uit die beklemmende sfeer kan ontsnappen.
Vertalen als verzet
Wanneer we spreken over de stijl van een vertaalde roman, moet een deel van de lof steeds uitgaan naar de vertaler. Luk Van Haute weet de eenvoud van Kobayashi’s stijl, die geprezen werd door de Japanse Nobelprijswinnaar Yasunari Kawabata, in elegant Nederlands om te zetten. Dat niet alleen, zijn nawoord biedt ook de nodige omkadering van Kobayashi’s biografie en zijn receptie in de Japanse literatuur van vandaag. Deze omkadering diept hij trouwens verder uit in Trein naar Kamakura (2025), een verslag van Van Hautes literaire pelgrimages in Japan dat parallel met Het krabbenschip verscheen. Dat Van Haute een weinig evidente auteur zoals Kobayashi vertaalt, verdient hier naar mijn mening evenzeer applaus. Vertalingen van winnaars van grote Japanse literaire prijzen zoals de Akutagawa-debuutprijs, Nobelprijswinnaars zoals Yasunari Kawabata en Kenzaburo Oë of bestsellers zoals Haruki Murakami zijn evidente keuzes voor zowel vertaler als uitgever. Een arbeidsroman van een marxistische auteur uit het interbellum is dat niet en mag daarom niet onopgemerkt voorbijgaan.
Met zijn vertaling van Het krabbenschip brengt Van Haute ook een hoognodige nuancering aan bij ons beeld van modern Japan. Dat beeld is nog te veel gedomineerd door futuristische plaatjes van Shibuya waar de treinen langs de wolkenkrabbers rijden, boeddhistische tempels met papieren schuifdeuren en bergen vol kersenbloesems. Dat beeld is precies wat Japanners, en zeker de op toerisme beluste Japanse regering, willen promoten. Maar ergens in hun kelder staat een ton vol sociale problemen, net zoals bij ons. Japans problematische oorlogsverleden, patriarchale gezinsstructuren waarin vrouwen systematisch het onderspit delven, of de marginalisering van de ‘Burakumin’ (nazaten van slachters, grafgravers, beulen en leerlooiers, beroepen die in het religieuze denken van Japan ‘onrein’ zijn vanwege hun contact met de dood), zijn slechts een kleine grabbel in die ton. Het zijn sociale problemen die in de huidige Japan-hype bedolven dreigen te raken onder een lawine van Instagramposts van gelukkige toeristen op Fuji-san, onder Torii-poorten en naast Pikachu-poppen. Hoewel het geen grote culturele revolutie zal ontketenen, kunnen we die illusie van Japan met literatuur zoals Het krabbenschip eindelijk doorprikken.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.