Proza, recensie

De wortels van het ongemak

Het gat

Hye-young Pyun (vert. Mattho Mandersloot)

Waarom overkomt iemand een ongeluk? Die vraag stelt Het gat (2024) van de Zuid-Koreaanse auteur Hye-young Pyun (1972). De protagonist Oghi wordt wakker uit een coma. Volgens de dokter was hij samen met zijn vrouw betrokken in een auto-ongeluk toen ze onderweg waren naar hun vakantiebestemming. Zijn vrouw haalde het niet, hij wel. Zijn lichaam is tot op de tong verlamd. Communiceren kan hij alleen nog door met zijn ogen te knipperen. De revalidatie zal jaren duren. Het zou al een mirakel zijn als hij opnieuw kon wandelen.

Oghi verliest alles. Zijn carrière als academisch geograaf valt in het water en de controle over zijn leven wordt overgedragen aan zijn schoonmoeder, die zich ontplooit als mantelzorger. Ze sluit Oghi op in een eenzaam kamertje, zogenaamd voor zijn eigen goed. Ze huurt een huishoudster, laat regelmatig een predikant komen om voor hem te bidden en regelt zijn financiën. Dit alles tot zijn grote ergernis. Zijn huishoudster laat haar zoon binnen, die heel Oghi’s dure drankcollectie opzuipt en hem, nota bene een invalide, uitmaakt voor nutteloos afval. Een predikant biedt Oghi weinig heil, aangezien hij niet gelovig is. Bovendien kost zijn zorg boven op de ingehuurde diensten stukken van mensen, wat hem financieel ruïneert. Kortom, Oghi komt in een uitzichtloos ziekenbed terecht in plaats van in de aan hem beloofde leerstoel. Maar waaraan heeft hij dat verdiend?

Een eenvoudig antwoord: het toeval. Oghi heeft nu eenmaal brute pech dat hij in een verkeersongeluk verwikkeld raakt, dat zijn vrouw daardoor sterft en dat hij overleeft met een dwarslaesie. De roman biedt echter nog andere verklaringen. Zo leren we uit Oghi’s overdenkingen dat hun crash veroorzaakt werd door een ruzie over hun huwelijk, waarin Oghi vreemdging. Is zijn ongeluk dan een kosmische vergelding voor zijn morele misstap? Of misschien is het een wraakactie voor zijn familiale zonden: een moeder die stierf aan een overdosis en een toxisch masculiene vader die Oghi’s academische ambities verafschuwde, waardoor ze elkaar amper nog zagen. Of is het een vergelding voor zijn snobisme, een eigenschap waar zijn vrouw zich zo aan stoorde? Het gat werpt zulke vragen op om een tragisch verhaal op te bouwen waarin schuld en wraak Oghi’s revalidatieproces overschaduwen.

 

Taal en psyche

Het gat is eerst en vooral een psychologische roman. Oghi’s gedachten staan hierin centraal. Zij zijn het enige raam waardoor we inzicht krijgen in de verhaalwereld. In zijn geest domineren aanvankelijk verwarring en ongemak, terwijl hij probeert te wennen aan de nieuwe staat van zijn lichaam. Naarmate hij meer tot zichzelf komt, stelt hij zich vaker de waarom-vraag. Schuld en wraak komen op zijn radar te staan. Hij begint te vermoeden dat het wanbeleid van zijn schoonmoeder gemotiveerd wordt door vergelding. Het blijft echter speculatie, omdat hij geen idee heeft wat zijn schoonmoeder over zijn verhouding weet. Langzaam glijdt hij weg in een paranoia die een donker zeil spant over heel het plot.

De klankovereenkomst tussen Oghi’s Koreaanse naam en het Nederlandse ‘ogen’ is puur toeval, maar wel toepasselijk. In de loop van Het gat wordt de lezer meegezogen in Oghi’s paranoia omdat de lezer niet anders kan dan door zijn ogen de gebeurtenissen te volgen. De lezer en Oghi delen een gevoel van isolatie, dat in de loop van de roman steeds groeit:

De man voor het raam viel bijna van zijn ladder toen hij Oghi zag. Hij moest hebben aangenomen dat de kamer leeg zou zijn. Oghi keek toe terwijl de man ijzeren tralies voor het raam plaatste, een simpel rooster dat van buiten aan het kozijn werd vastgeschroefd. De tralies stonden heel dicht op elkaar. Hield zijn schoonmoeder het voor mogelijk dat Oghi uit het raam zou klimmen en op de vlucht zou slaan?

Oghi’s toenemende isolatie gaat hand in hand met het verlies van zijn taal. Talloze keren probeert hij te ontsnappen, maar slaagt daar nooit in omdat hij amper kan communiceren. En als hij wil communiceren, weigeren de mensen rondom hem de tijd te nemen om hem te begrijpen. Wanneer zijn huishoudster en haar zoon hem misbruiken, kan hij niets zeggen tegen zijn schoonmoeder. Op een gegeven moment probeert hij te bellen naar J, de vrouw met wie hij vreemdging, maar ook tegen haar kan hij niets zeggen. En naar het einde toe, wanneer hij doorheeft welke wraak zijn schoonmoeder voor hem in petto heeft, kan hij ondanks zijn verbeterend handschrift zijn kinesist niet om hulp roepen.

Hier ontpopt zich echter een ironische omkering. Wat hem van de mensen rondom hem isoleert, verkleint juist de afstand tussen Oghi en de lezer. Net vanwege zijn gebrek aan communicatiemiddelen lezen we altijd Oghi’s gedachten, nooit zijn gesproken woorden. We gaan ervan uit dat die gedachten steeds eerlijk en intiem zijn, sterker nog, het is het eerlijkste en intiemste dat Oghi nog bezit. We kunnen stellen dat het net die gedachten zijn die hem een uitweg bieden en de lezer, als ontvanger van die gedachten, helpt hem bij zijn ontsnapping. Wat hem dus isoleert van de verhaalwereld, geeft hem tegelijkertijd net toegang tot een een andere wereld buiten zichzelf om.

De sobere stijl van de roman versterkt verder het gevoel van isolatie. De vertelling van Het gat bevat namen, handelingen en gedachten, maar mist geuren, kleuren en intensiteit. Ze vertoont een eenvoud, die zich beperkt tot de strikt noodzakelijke zinsdelen, alsof de stijl zelf Oghi’s levensnoodzakelijke behandeling onderhoudt. De balans tussen lange en korte zinnen creëert bovendien een cadans die duidelijk afstroomt op een onheilspellende ontknoping. De stijl getuigt van een doorgedreven stilistische beheersing. Jammer genoeg kan ik niet inschatten welke vorm die in het originele Koreaans aanneemt, maar in dit geval verdient de vertaler Mattho Mandersloot ongetwijfeld lof.

 

Plantaardige horror

Paranoia woekert niet alleen via Oghi’s gedachten, maar ook via de planten in zijn tuin. Het huis dat hij en zijn vrouw kochten had een prachtige tuin. Vooral Oghi’s vrouw werkte eraan, tot zijn grote ergernis. Volgens hem was de tuin een van de vele projecten die zijn vrouw half-afgemaakt zou achterlaten. Het is deze ergernis die een van de fundamenteelste spanningen in hun huwelijk zal veroorzaken. Haar dood betekent effectief een vroege stop voor het project, maar de geest van zijn vrouw blijft rondspoken. De planten nemen het terrein in hun greep op een groteske schaal:

Klimplanten fascineerden hem niet. Hij griezelde van de manier waarop ze zich om hekken en pilaren wikkelden, in spiralen groeiden, eindeloos bleven cirkelen tot ze iets vonden om weer verder te klimmen, hoe ze objecten inkapselden en omhoogklauterden zodra de stengel ook maar enigszins contact maakte. De stengels waren bedekt met zuignappen en het idee dat ze over voldoende zuigkracht beschikten om langs muren en hekken omhoog te klimmen en hele gebouwen te bedekken, beviel hem niet.

Het zijn uiteindelijk ook die klimplanten die Oghi’s zicht uit zijn raam geheel zullen verduisteren en zijn isolatie compleet maken, waardoor hij een van de laatste zintuigen verliest die hem toegang gaf tot de wereld. Het lijkt wel alsof Oghi’s vrouw via haar geliefde tuin wraak neemt op haar snobistische man door hem op te slokken, een idee dat tot voltooiing komt in de climax van de roman: het gat.

Zonder de climax al te veel prijs te geven, wil ik het er toch nog kort over hebben, want hij is cruciaal voor het genre van Het gat. Als we ons baseren op de kafttekst zouden we denken dat het een thriller betreft. Het woord ‘bloedstollend’ wordt gebruikt en men maakt de vergelijking met Stephen Kings Misery, wat onze vooronderstelling over de aard van het boek in de richting van horror duwt. Ook de populaire website Goodreads zet ‘Horror’ als eerste tag, met daaropvolgend ‘Fiction’, ‘Thriller’ en ‘Mystery’. Hoewel die laatste tag moeilijk te ontkennen valt, stel ik me toch vragen bij de begrippen ‘Thriller’ en ‘Horror’.

De spanningsboog van Het gat is namelijk zwak. Er hangt zeker een onheilspellende sfeer die afstevent op een mysterieuze ontknoping. Maar de vraag is of Oghi’s stiefmoeder hem echt bedreigt. Voor mij voelde die sfeer vooral als een ongemak dat eigen is aan de isolatie die Oghi ervaart. Vaak had ik het gevoel een oprecht zorgtraject te lezen met veel hindernissen en wantoestanden, maar nooit heb ik het bloedstollende gevoel gehad dat Oghi in levensgevaar was. Zowel zijn verzorgster als zijn schoonmoeder brengt hem weliswaar in stressvolle situaties, tocht gaat het daarbij zeker niet om moordpogingen.

Als Oghi wel een gijzelaar is, dan is de schoonmoeder zijn gijzelhouder. Haar motief zou dan wraak zijn. Oghi panikeert omdat hij vermoedt dat zij zou weten van zijn overspel en hem schuldig bevindt voor de dood van haar dochter. Voor zijn schoonmoeder zou dat overspel trouwens nog harder aankomen, aangezien haar eigen man overspelig was. De vraag is alleen of die rol als antagonist echt opgaat voor de schoonmoeder. Hoe bedreigend is die schoonmoeder echt?  Wat is hier toeval, wat is hier wraakgedreven straf en wat doet Oghi zichzelf aan?

De Arbeiderspers, Amsterdam, 2024
ISBN 9789029551991
196p.

Geplaatst op 01/01/2025

Categorie: Proza, recensie

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.