In zijn tweede bundel met reisverhalen Honorair Kozak beschrijft Tommy Wieringa (1967) een ontmoeting met de beroemde feministe Germaine Greer. Ze onderbreekt zijn gesprek met de organisator van het festival waar ze beiden te gast zijn om te klagen over de spreekzaal die haar toebedeeld is. Wieringa verwondert zich over het beklag. Het festival vindt plaats in een van de mooiste steden van Latijns-Amerika. De vogels van het hotel zijn tam. De zaal waarover ze het heeft is toch in orde?
In Germaine Greer ziet Wieringa wat een constant leven in de comfortzone met een mens kan doen:
Elke inbreuk op deze paradijselijke roes doet blijkbaar zo’n zeer dat je allengs luider begint te sakkeren. Gratis maakt je een dief, en de ziel, die haar beste kwaliteiten pas toont bij tegenstand, raakt door zoveel comfort gedeformeerd.
Deze deformatie door een gebrek aan tegenstand blijkt ook in de Nederlandse volksaard te zijn geslopen. De Nederlander ‘zal zich niet zo vlug verwonderen over het vreemde, maar zich er oprecht over verbazen dat het hier niet net zo geregeld is als thuis in Beverwijk’. In 105 korte stukken doet Wieringa verslag van zijn verwondering over plaatsen als Brussel, Tanger, Odessa, Mantova, Muskegon, Isla Bolaños. Het behaaglijke maakt een mens minder ontvankelijk voor de wereld, lijkt Wieringa te willen zeggen. Maar in zijn beschrijvingen stapt hij zelf zelden uit zijn comfortzone. Want juist die passief-afstandelijke houding verleent hem de positie om met verwondering het vreemde te observeren.
Het willen vasthouden aan de comfortzone blijkt onder meer uit Wieringa’s preoccupatie met hygiëne en orde. In Tanger logeert hij in een nulsterrenhotel, maar maakt hij gebruik van het toilet in het luxehotel aan de overzijde (‘daarna keer ik terug naar de armoedige troep waar zich volgens de reisschrijver het ware leven ophoudt’).
In Brussel krijgt Wieringa de middelvinger van een ‘Noord-Afrikaan’: ‘langzaam begint het vuil van de Großstadt op me af te geven’. Een norm die sterk verbonden is met hygiëne en orde, is de esthetiek. Op het Puerta del Sol in Madrid observeert Wieringa een allegaartje van protestbewegingen. De tegencultuur kan zijn goedkeuring moeilijk wegdragen, niet omwille van politieke redenen, maar vanwege de ‘valse gitaren en slappe tieten in flodderhemdjes. Mijn sympathie voor dit soort idealisme is even groot als mijn afkeer van de universele mode van het protest; een esthetisch bezwaar kortom’. De revolutie moet natuurlijk wel een beetje leuk blijven.
Gelukkig hoeven de chaos en het ordentelijke elkaar niet uit te sluiten. In de Vlaamse koterijen – de ongestructureerde bijgebouwtjes aan de achterzijde van het huis – vindt Wieringa ‘het model voor goed leven’:
de voorzijde van het huis is toonbaar, daar is de boel aan kant, de ramen zijn gelapt en het gras is kort; aan de achterzijde gaat hij zijn goddeloze gang; daar is hij een praktische anarchist die geen autoriteit verdraagt.
Het lijkt een poëticale stellingname. Wieringa heeft sympathie voor de anarchist. Hij wil ook een vrijvechter zijn, een doler (een kozak, zo u wilt), maar wel van het eerbiedwaardige soort. Dat wil zeggen: zolang de voorzijde van het huis, de façade, in ordelijke staat verkeert.
Een manier om het vreemde te aanschouwen door de lens van het ordelijke en esthetische is de literatuur. In het merendeel van Wieringa’s verhalen worden andere schrijvers van stal gehaald. In het Museum van de Literatuur in Odessa zoekt Wieringa verhit naar Isaak Babel, die hij ‘de zuiverste onder de schrijvers’ noemt. W.G. Sebald looft hij om zijn beschrijving van de Oost-Engelse kustlijn. Sebald weet zich los te weken van het landschap en samenhang aan te brengen in de wereldse gebeurtenissen die zich er hebben afgespeeld. ‘Hoge cultuur is een zaak van gematigd klimaat,’ schrijft Wieringa. Gelukkig kunnen de boeken van zijn favoriete auteurs – uitsluitend blank en man, merendeels overleden – mee in de binnenzak naar de oorden die hij bezoekt. Hun stilistische voorbeeld stuurt ook zijn blik.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat Wieringa de wereld gadeslaat door een male gaze (om dan toch maar een term te gebruiken uit de school van Germaine Greer, die hij van ‘beroepsmatige opwinding over de ongelijkheid der seksen’ beticht). Hij schrijft: ‘ik hou van vriendschappen die uit daden voorkomen. […] de wereld bekijken als een weide in mei, een weide vol vrouwen en paarden.’ Een absurde formulering: een weide vol vrouwen en paarden?
Wieringa schrijft vloeiende zinnen, waarbij soms de romantische beeldtaal op de eerste plaats komt te staan. Schrijven is voor Wieringa een manier om een scherm op te trekken tussen zichzelf en de wereld, om de verwondering voor het vreemde toe te kunnen laten. In Honorair Kozak resulteert dat er dikwijls in dat Wieringa de comfortzone van thuis bestendigt met literaire middelen.
Recensie: Honorair kozak van Tommy Wieringa door Siebe Bluijs
Reacties
l.a.hoogendoorn
Hoi Siebe! Ik wist niet dat jij dit deed. Maar ik wist ook niet dat ik dit deed.
Eerst dat citaat maar: ‘(…)de ziel, die haar beste kwaliteiten pas toont bij tegenstand, raakt door zoveel comfort gedeformeerd.’ Wat was er dan eigenlijk precies mis met die zaal volgens de feministe? Zoals ik het nu lees (ik heb het boek natuurlijk niet gelezen, wat doe ik hier anders?) is het een ergernis die ze, als we Wieringa’s diagnose volgen, constant moet hebben. Dat bijvoorbeeld de verwarming op 19 graden staat of op 18, terwijl ie eigenlijk op 18,6 moet. Of dat de pizzakoerier een minuut later is dan de flyer garandeert. (enzovoorts). Verbeeld ik me dat zo iemand, iemand dus die comfort als mensenrecht ziet, continu in oorlog is met de wereld en wiens ziel dus, continu haar beste kwaliteiten toont? Zo bezien is divagedrag een zielveruimende leer? O en een anti-formalist als jij kan mij zeker wel vertellen wat ‘gedeformeerd’ wil zeggen. Iets met vorm? Maar welke vorm had de ziel dan, en welke heeft ie nu, of heeft ie geen vorm? Maar hoe weet je dan dat het een ziel is? Aan de inhoud? Welke inhoud heeft een vormloze ziel? Vragen, Siebe, vragen. Mail jij hem/ mail ik hem?
Nu een citaat van mij (of van jou? Hoe zeg je dit? Ik citeer jou: van wie is nu het citaat?) ‘Maar in zijn beschrijvingen stapt hij zelf zelden uit zijn comfortzone. Want juist die passief-afstandelijke houding verleent hem de positie om met verwondering het vreemde te observeren.’ Goed punt. Verwondering lijkt me so wie so burgerlijk. Het is de meest afstandelijke emotie. Socrates zei: ‘wijsheid begint in verwondering.’ Engagement staat daarbij in de weg. Dat is trouwens ook wat Wieringa verkoopt: wijsheid. Tegengesteld aan kennis welteverstaan. ‘Wijsheid staat niet in boeken.’ Is dat van Paulo Kwijlho? Jij weet dit soort dingen. Ook een opmerking waard: hoeveel afstand hebben zijn lezers. 105 korte stukken uit allerlei landen rondom de wereld? Hoe afstandelijk wil je het hebben? En waarom moet die man altijd reizen? Hoe afstandelijk is reizen?! Bijf toch eens ergens. Kapitalist!
Zijn esthetische bezwaar tegen protestgroepen vind ik weldegelijk gegrond. Je zegt: ‘De revolutie moet natuurlijk wel een beetje leuk blijven.’ Ten eerste: nee, mooi. Ten tweede: je doet het af als een hele ontmaskering, maar Wieringa komt er toch zelf voor uit dat het een esthetisch bezwaar is? Het is toch een zelfbewust bezwaar? En ten derde: als al die protestgroepjes er inderdaad allemaal dezelfde esthetiek op nahouden, mag hun ‘bezwaar’ (tegen de banken, globalisme, israël) ook niet als esthetische keuze gezien worden?
En die male gaze (dit moest italisch, maar het lukte me niet. Waar is een typograaf als je hem nodig hebt)… Mag hij?! Hij is een man. Of is een male gaze een seksistische blik? Komop, Siebe, we hebben niet allemaal literatuurwetenschappen gedaan. Wat is een male en wat is een gaze? Tot dusver vind ik Wieringa’s definitie (?) erg mooi: ‘de wereld bekijken als een weide in mei, een weide vol vrouwen en paarden.’ Het enige problematische aan deze wereld – nouja, kijkdoos – zijn daadwerkelijke weiden met paarden en vrouwen. Want wat zijn dat dan? Flatgebouwen en supermarktketens? Deze weide bestaat natuurlijk niet, maar maakt dat hem niet extra geschikt als kijkdoos? Of als dat gekleurde papier dat je voor het kijkgat plaatst?
Tot snel!
Siebe Bluijs
Ha LAH,
Dank voor je reactie! Ik doe dit nu. Het is het eerste stuk in een hopelijk lange reeks.
Wieringa schrijft in het hoofdstuk over Germaine Greer (opvallend genoeg “Toeschouwer” getiteld) wat de consequenties kunnen zijn als een mens constant gepamperd wordt. Ongemak is geen tegenstand. Het gaat om het kunnen loslaten van de orde der dingen. Wieringa wil laten zien dat hij dat wel kan: het onvoorziene tegemoet treden. Maar hij behoudt de afstand. Zoals jij al schrijft: engagement staat in de weg van verwondering.
Als engagement zijn onderwerp is, schrijft hij daarover met dedain (Occupymeisjes met hangende borsten, Germaine Greer heeft een dikke buik). Het staat Wieringa uiteraard vrij om esthetische bezwaren te hebben tegen protestgroepen. Maar hij pretendeert toch op zijn minst met zulk engagement het uitgangspunt te delen afstand te willen nemen tot de orde der dingen. Het probleem is dat zijn zucht naar esthetiek hem gekluisterd houdt.
Dat uit zich zowel in de blik waarmee hij de wereld gadeslaat en de wijze waarop hij dat vertaalt naar het geschreven woord. Wieringa’s stijl lijkt mij zijn belangrijkste wapenfeit en de verklaring voor zijn populariteit. Het boek staat vol met poëtische (of althans poëtisch aandoende) formuleringen. ‘De wereld als een weide in mei vol paarden en vrouwen’ is daar een voorbeeld van. Het leest prettig.
En de blik die daaraan voorafgaat is ook prettig. Althans, voor Tommy Wieringa (en ongetwijfeld ook voor zijn lezers uit Beverwijk). Bestaat er een comfortabeler perspectief voor een blanke man dan de wereld te bezien van een afstandelijke verwondering, waarbij vrouwen het passieve object van beschouwing zijn en beheerst worden door de blik (en waar bovendien een homosociaal aspect mee verbonden is)? In hoeverre je deze blik als problematisch aanvaardt, staat open voor discussie. Waar het om gaat is dat deze blik in eerste instantie kenmerkend is voor ‘de orde der dingen.’ Uiteindelijk is dit ‘gewoon’ de plek waar vanuit Wieringa de wereld tegemoet treedt.
Groet!
l.a.hoogendoorn
Hé Siebe! Ja, deze reactie is erg laat, maar ik had veel te doen. Daarnaast is het de tweede keer dat ik hem type, want de eerste keer duurde het te lang en deed ie het niet. Mag je op deze site met kanker schelden?
Je hebt me ook wel overtuigd: Wieringa is een lul. Toch begrijp ik het verschil tussen ‘ongemak’ en ’tegenslag’ niet zo. Het enige verschil lijkt me dat ’tegenslag’ natuurlijk tot stand komt – iets naars gebeurt – en dat een ongemak een door mensen overdreven kleinigheid is, die dus kunstmatig is. (het onderscheid tussen natuur en synthese is geloof ik een synthetisch onderscheid, maar soit). Dat kunstmatige proberen mensen dan op de ander te schuiven. Germaine Greer zal niet van een ‘ongemak’ hebben gesproken, maar van een menselijk fout, door iemand anders gemaakt. Vergelijk het met wat Sytze van der Zee tegen Samira Dahri zei (iets van): jij mag ‘Parijs’ geen incident noemen, want dan pleit je de daders vrij. Vervang hier ‘incident’ met ’tegenslag’. De noodzaak moet van de moraal gescheiden worden. Onzin natuurlijk: de mens is een incident. Zijn ouders zullen kleine Sietze dan ook wel niet ‘gekregen’ hebben, maar ‘genomen’. Zulk volk. Of we nu de ongemakken moet opzoeken om de tegenslagen beter te kunnen dragen of andersom, dat doet er dan ook niet toe; in het aangezicht Gods zijn we so wie so noch voorspoed noch comfort waardig. Tegenspoed is intrinsiek nastrevenswaardig. Wat jij?
Ik zei inderdaad dat engagement verwondering in de weg staat. Voor Socrates. Voor mij ligt het primaat bij bij verloving.
‘Als engagement zijn onderwerp is, schrijft hij daarover met dedain. […] Maar [Wieringa] pretendeert toch op zijn minst met zulk engagement het uitgangspunt te delen afstand te willen nemen tot de orde der dingen. Het probleem is dat zijn zucht naar esthetiek hem gekluisterd houdt.’
Volgens mij is zijn bezwaar juist dat ‘engagement’ het (verzwegen) onderwerp is van hun engagement. Mijn diagnose: hij heeft eerder last van anti-formalistische jeuk dan van esthethiek. Hij ergert zich aan het gebrek aan context bij zijn tegenstanders. Greer is ‘beroepsmatig’ en de hippies ‘rebelsmatig’, hun inhoud wordt gedicteerd uit de vorm. Het fundament van hun maatschappelijke verloving zijn joints, salades en linnen tasjes. Waar volgens Wieringa het fundament van het feminisme ligt, weet ik niet (haar wiki-page, scheergewoonten en frigiditeit?)
‘Wieringa’s stijl lijkt mij zijn belangrijkste wapenfeit en de verklaring voor zijn populariteit.’ Behoudt jij nu niet de afstand? Toen wij elkaar laatst spraken, lazen die ‘althans poëtisch aandoende’ zinnen meer dan ‘prettig’….
Die male gaze verwerp ik als je hem niet beter toelicht. Ik ben een man en dat stuurt mijn blik, maar om van die blik nou een soort bril te maken, die je op elke straathoek voor een prikkie mee kan nemen…. Trouwens, die male gaze is door een vrouw bedacht: door een female gaze dus! Mannen zijn in de eerste plaats mensen, zij bekijken vrouwen dus niet slechts als passief object en zichzelf niet louter als actief subject.
Feminisme is anti-humanistisch: ze vergeet de mens!
Doei!
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.