Proza, recensie

Meesterprozaïst Schalansky laat lezers achter in gemis

Inventaris van enkele verliezen

Judith Schalansky

Verloren en gevonden

In de ‘Opmerking vooraf’ waarmee Judith Schalansky (1980) Inventaris van enkele verliezen – de vertaling van het in 2018 verschenen Verzeichnis einiger Verluste – opent, biedt zij de lezer meteen wat de titel ons belooft: ze geeft een overzicht van de zaken die verloren zijn gegaan tijdens het werken aan dit boek. Zo verbrandde de ruimtesonde Cassini in de atmosfeer van Saturnus, verdween er een Boeing 777 spoorloos op weg van Kuala Lumpur naar Beijing en had een derde van de Chinese Muur te lijden onder vandalisme en erosie.

Wanneer we de pagina omslaan, treffen we berichten die meer hoop geven. Zo werd in dezelfde periode een almanak gevonden met daarin een aantal zilvergrijze plukjes haar van George Washington, werd een tot op heden onbekende roman van Walt Whitman ontdekt en ontwaarde een negentienjarige stagiair in het prentenkabinet in Karlsruhe honderden tekeningen van de Italiaanse graficus Giovanni Battista Piranesi.

De twee zijden van deze pagina’s zijn typerend voor de zoektocht die Schalansky in deze mengeling van feit en fictie nastreeft: niet enkel gaat ze op zoek naar het verloren gegane, ook dat wat geboren werd, ontstond en werd ontdekt krijgt aandacht. Ieder hoofdstuk is gewijd aan een mens, dier of ding dat deze wereld heeft verlaten: van de uitgestorven Kaspische tijger tot de verloren gegane liefdesliederen van Sappho; van het spoorloos verdwenen Tuanaki-eiland tot het wegens asbest afgebroken Palast der Republik.

Pleidooi voor verlies

De hoofdstukken zijn ingeleid met een voorwoord, waarin Schalansky de inzet van dit project uitgebreid uiteenzet. Wanneer ze bij een bezoek aan een noordelijk dorpje de plaatselijke begraafplaats midden in het centrum treft, op de plek waar je normaal gesproken een bruisende zaterdagmiddagmarkt zou vinden, realiseert ze zich hoe de dood in misschien wel de meerderheid van de culturen zoveel mogelijk aan het oog wordt onttrokken, terwijl die op sommige plekken juist wordt gevierd. Denk aan de Mexicaanse Día de Muertos, waarbij graven kleurrijk worden versierd, de altijd drukbezochte Hollywood Forever Cemetry of het dodeneiland San Michele.

Hetzelfde, stelt Schalansky, is van toepassing op het bewaren van informatie: ook behouden archiefstukken zijn enkel waardevol omdat andere stukken niet zijn opgeslagen. Als we alles zouden archiveren, zou het bewaarde drastisch in waarde dalen. Hoewel het precies dat nastreeft, is een compleet archief juist een zichzelf tenietdoend archief.

Dus geldt volgens Schalansky dat we, net zozeer als we medelijden hebben met iemand die alles vergeet, minstens evenveel berouw moeten tonen om spaarzame historische gevallen die we kennen van mensen die alles onthouden. Ook hun herinneringen zijn waardeloos geworden, juist omdat het geheugen geen onderscheid heeft willen maken tussen wat wel en niet belangrijk genoeg is om op te slaan.

Meer nog dan als een voorwoord bij een inventaris geldt deze introductie, kortom, als een pleidooi voor verliezen. Tegelijkertijd is dit boek, waarin, zoals Schalansky het zelf samenvat, ‘de veelsoortige fenomenen van ontbinding en verwoesting een dragende rol spelen’, zelf evengoed ‘aangedreven door de wens iets te laten overleven, iets wat voorbij is voor de geest te halen, wat vergeten is te bezweren, wat verstomd is aan het woord te laten komen en wat verzuimd is te betreuren’. Inventaris van enkele verliezen gaat ‘in dezelfde mate over zoeken als over vinden, over verliezen als over winnen en laat vermoeden dat het verschil tussen aan- en afwezigheid wellicht marginaal is zolang we de herinnering hebben’.

Wisselperspectief

Het zijn woorden die hoge verwachtingen scheppen van wat volgt: twaalf onderzoeken naar twaalf voorbeelden van verlies, die op hun beurt steeds worden ingeleid met korte feitelijkheden over het begin en einde van de persoon, de diersoort of het object in kwestie. In deze hoofdstukken kiest Schalansky steeds voor een wisselend perspectief: nu eens schrijft ze vanuit een eerste persoon die onderzoek doet naar het bestaan van fantasiedieren of vanuit jeugdherinneringen aan het ruïnekasteel bij haar in de buurt herbeleeft (‘Ik herinner me het open raam. Het is nacht en de lucht is koel’). Dan weer kiest ze een afstandelijke derdepersoonsvertelstem die rapporteert over het spoorloos verdwijnen van geschriften (‘Als Nebukadnezar ii Jeruzalem plundert, Solon over Athene regeert, Fenicische zeevaarders voor de eerste keer het Afrikaanse continent omvaren en Anaximander de oorsprong van al het zijn in een ondefinieerbaar oermassa vermoedt en dat de natuur van de ziel luchtachtig is, schrijft Sappho’).

Wanneer ze in de wereld van de verdwenen stomme film Der Knabe in Blau (1919) duikt, hanteert ze het standpunt van een filmactrice die door de straten van Manhattan paradeert (‘Hup, […] hoed en zonnebril op, deur dicht en wegwezen!’), hetgeen qua stijl in groot contrast staat met de wetenschappelijke toon van veel van de andere miniatuuronderzoeken. Het hoofdstuk over het gesloopte Palast der Republik, een DDR-gebouw dat in tientallen jaren tijd langzaam maar zeker afbrokkelde totdat het in 2006 definitief werd gesloopt, lijkt nog het meest op klassieke fictie, waarbij het gebouw slechts als achtergrond dient. In dit fragment zijn we niet zozeer getuigen van de neergang van het paleis als wel van het verval van een relatie tussen een thuiszittende vrouw en een man die zijn minnares bij het gebouw trof:

Hij liep naar de tafel en trok de stoel naar achteren, ging zitten, raakte even haar arm aan, wist toen niet hoe het verder moest en trok zijn hand weer terug.

Nu pas keek ze hem aan. Hij haalde zijn schouders op en ademde diep in en uit. Haar ogen waren bijna zwart.

Wanneer Schalansky kiest voor het perspectief van een persoon wiens einde wij al kennen – een onderzoeker van wie al het werk verloren zal gaan, bijvoorbeeld – ontstaat soms dramatische ironie: wij lezers weten tenslotte dat deze figuur nooit de erkenning zal krijgen waarop gehoopt wordt.

Zo ontstaat er grote variatie in de delen die de auteur aan ons voorlegt: in zowel stijl, die varieert van verheven en groot tot plat en spreektalig, als in mate van persoonlijkheid, die sterk toeneemt naarmate Schalansky voor een ik-standpunt kiest. Vast staat echter de lengte van ieder verhaal: Schalansky, die ook het ontwerp van haar boeken verzorgt (vorm en inhoud zijn in haar ogen ‘onscheidbaar’, stelt ze), koos ervoor tussen alle katernen een diepdonkerblauwe bladzijde te plaatsen, waarop in nauwelijks zichtbaar zwart een afbeelding passend bij het hoofdstuk te zien is. Zo treffen we onder meer een atlaskaart waarop het verloren eiland Tunaka te zien is, een still uit Der Knabe in Blau en een foto uit 1889 van een Kaspische tijger in de dierentuin van Berlijn. Die keuze dwong de auteur, in combinatie met de bindtechniek van het boek, tot hoofdstukken van exact gelijke lengte: bij ieder subject staan we precies achttien pagina’s lang stil. 

Ik als schim

Deze gedetailleerde ontwerpkeuzes zijn typerend voor de subtiliteit waarmee de figuur van Schalansky zelf terugkomt in de verhalen, die constant bewegen tussen feit en fictie. Een snelle digitale zoektocht wijst uit dat de momenten van verlies en opleving die zij in haar opmerking vooraf aanhaalt, wel degelijk hebben plaatsgevonden, terwijl we bij de accuratesse van de in de hoofdstukken beschreven feiten onze vraagtekens kunnen zetten.

Die vermenging van genres roept de vraag op of we de verschillende ik-figuren die in Inventaris van enkele verliezen aan het woord komen, überhaupt met elkaar mogen verbinden, laat staan of we ze mogen laten samenvallen met de figuur van Schalansky. Leren we haar beter kennen wanneer we lezen dat de ik-persoon die de hoofdrol speelt in het hoofdstuk over het kasteel van de Von Behrs zich voor het eerst realiseerde dat het leven eindig was toen haar moeder een doodgeboren jongetje baarde?

Het is een vraag waarop het antwoord normaal gesproken niet bijzonder relevant zou zijn, maar in dit geval zorgt de terloopsheid waarmee Schalansky iets over die stiekeme hoofdpersoon loslaat ervoor dat de lezer met een zekere leegte achterblijft. Want door wiens ogen hebben we een deel van deze verhalen nu eigenlijk beleefd? Die van Schalansky? En mogen we de kennis over al die verschillende ik-figuren dan zien als een aanvulling op wat we over haar als persoon weten? Of blijven deze eerste personen individuele schimmen, die ons een korte inkijk in hun leef- en denkwereld gunnen voordat we na achttien pagina’s afscheid nemen en doorscheren naar de volgende?

 Vlucht in stijl

Die vluchtigheid is een inherent gevolg van de opzet die Schalansky gekozen heeft – een opzet die luikjes opent naar een veelheid aan werelden, perspectieven en gedachten, maar die tegelijkertijd soms te fragmentarisch aandoet. Haar inleiding schept in die zin wellicht te hoge verwachtingen: die creëert een vruchtbare bodem voor meer inzichten over beginnen en eindigen, kwijtraken en terugvinden, geboorte en dood, waarop vervolgens onvoldoende wordt gezaaid en geoogst. Schalansky had de veelheid aan inzichten die zij in haar voorwoord biedt beter verspreid over de ruim tweehonderd pagina’s die volgen, zodat theorie en praktijk, idee en voorbeeld, meer met elkaar verweven waren geraakt.

Nu sluit Inventaris van enkele verliezen af met een kil personenregister en een summiere bronvermelding, die ons na een stortvloed aan verhalen in een leegte duwen. De wetenschappelijke en tegelijkertijd zingende taal die Schalansky zo ultiem beheerst en die haar zinnen over de pagina’s doen dansen, lijkt dan opeens te verworden tot een instrument van verhulling. Heeft zij ons wel verteld wat over dit veelkantige onderwerp te vertellen viel en waarover zij ogenschijnlijk zoveel te vertellen had? Of laat zij – geheel in lijn met het thema van de uitgave – haar lezers liever in gemis achter? Een beladen onderwerp als verlies vraagt om een emotionele benadering – een wens die Schalansky met de door haar gekozen opzet niet altijd weet in te lossen.

Recensie: Inventaris van enkele verliezen van Judith Schalansky door Anne van den Dool.

Meridiaan, Amsterdam, 2020
Vertaald door: Goverdien Hauth-Grubben
ISBN 9789493169074
252p.

Geplaatst op 26/09/2020

Tags: Judith Schalansky, verliezen

Categorie: Proza, recensie

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.