‘Balzac schrijft, schrijft en schrijft, zonder ophouden’, noteerde de Oostenrijkse auteur Stefan Zweig in zijn lovende biografie over Honoré de Balzac (1799-1850). In amper drie decennia tijd schreef Balzac zijn Comédie Humaine bijeen, een kolossaal oeuvre waarin hij een totaaloverzicht wilde geven van de Franse postnapoleontische samenleving. Het was zijn ambitie te ‘faire concurrence à l’état civil’, om even getrouw als de gegevens van de burgerlijke stand een staalkaart te geven van de Franse maatschappij. Daartoe deelde hij zijn werk op in drie onderdelen: Etudes des Moeurs, Etudes Philosophiques en Etudes Analytiques. Zijn Etudes des Moeurs vallen op hun beurt uiteen volgens het decor waarin ze zich afspelen: scènes uit het Parijse leven, het plattelands-, privé- en provincieleven en het politieke en militaire leven. Balzac had snel door dat hij aan een moeizaam avontuur begonnen was dat als een loden last op hem zou wegen. In 1842, acht jaar voor zijn dood, noteerde hij in het voorwoord op La Comédie Humaine dat hij nog veel werk voor de boeg had: ‘Als ik zie wat ik nog allemaal moet doen…’ Zijn meesterwerk zou nooit voltooid geraken: van de 137 geplande romans en novelles schreef hij er uiteindelijk 91.
Balzacs oeuvre vertalen bleek al even arbeidsintensief, als we de meermaals bekroonde vertaler Hans Van Pinxteren mogen geloven. In de jaren negentig vertaalde hij vier werken uit La Comédie Humaine in het Nederlands: Vader Goriot (1992), Eugenie Grandet (1996), Kolonel Chabert (1996) en Nicht Bette (1999). Na zijn Nicht Bette-vertaling hield hij ermee op. Dat is betreurenswaardig, want er bestaan nog steeds weinig Nederlandse vertalingen van Balzacs werk. In een artikel in Filter (2002), later opgenomen in zijn essayistische bundel over vertalen De Hond van Rabelais (2011), benadrukt Van Pinxteren dat Balzacs werk uiterst moeizaam te vertalen is vanwege zijn tijdsgebonden stijl – hij wordt hierin bijgetreden door Theo Kars, de Nederlandse auteur en Casanova-afficionado die Neef Pons (2000) vertaalde. Het artikel verscheen nadat iemand suggereerde dat Van Pinxteren in zijn Nicht Bette-vertaling niet trouw zou zijn gebleven aan de auteur: ‘Als ik een roman van Balzac ter hand neem, wil ik Balzac lezen en niet Hans van Pinxteren.’ Van Pinxteren argumenteert dat hij wel degelijk trouw bleef aan de auteur, maar dat hij zich bij zijn Nicht Bette-vertaling genoodzaakt zag in te grijpen:
Balzac is een grandioze verteller en zijn verhalen kunnen heel meeslepend zijn, maar zijn stijl is zwak en verouderd. Als je tot de komma nauwkeurig vertaalt wat er bij hem staat, maak je zijn romans ongenietbaar voor de hedendaagse lezer. Om dat te voorkomen, moet je bijsturen.
Een minutieuze reconstructie van Balzacs bij momenten bombastische stijl zou de auteur maar onrecht aandoen. Wie zou een verouderde Balzac nog willen lezen?
Een dergelijke aanpassing van Balzacs stijl zien we ook in Van Pinxterens Kolonel Chabert-vertaling uit 1996, waarvan in 2017 een heruitgave verscheen bij Athenaeum. In Balzacs Le Colonel Chabert (1832), opgenomen in het onderdeel Scènes van het private leven, weet de vondeling Chabert zich op te werken tot een illustere generaal onder het meritocratische bewind van Napoleon Bonaparte. In de bloedige veldslag tussen het Franse en Russische keizerrijk die plaatsvond bij Eylau (1807), draagt hij als hoofd van een regiment cavaleristen bij aan het succes van de beroemde charge van Joachim Murat, die tot de zege leidde van de Fransen. Tijdens het gevecht wordt de strijdlustige Chabert echter schijndood verklaard en in een massagraf geworpen, waar hij op miraculeuze wijze uit ontsnapt. Na zijn herstel ontwaakt Chabert in een compleet veranderd land: de energieke Napoleon is verbannen naar Sint-Helena en de Bourbons zwaaien opnieuw de scepter. Hoewel Chabert fysiek leeft, wordt hij als Bonapartist niet erkend door de aanhangers van de Restauratie (1814-1830), die de conservatieve waarden van voor de Franse Revolutie (1789) in ere willen herstellen. Chabert wordt daarnaast niet erkend door zijn vrouw Rosine, die hertrouwd is met Ferraud, een heraut van het nieuwe regime, met wie ze inmiddels twee kinderen heeft. Zij hangt nu, heel opportunistisch, de conservatieve waarden van de Restauratie aan:
En zij behoorde tot de aristocratie en deelde in de glans die daarvan uitging. Zij had gehoord dat [Chabert] in leven was, zij had niets van hem willen weten.
Verbouwereerd doet kolonel Chabert een beroep op notaris Derville om zijn identiteit, zijn bezittingen en zijn vrouw terug te krijgen. Wanneer de eerzame Chabert beseft dat zijn vrouw hem bedot, weigert hij echter de onterende transacties te tekenen die notaris Derville had voorgesteld. De kolonel bezegelt hiermee zijn trieste lot. Volgens een deterministisch, typisch balzaciaans stramien eindigt hij in het milieu waarin hij opgroeide:
Afkomstig uit het tehuis voor vondelingen, keert hij terug naar een tehuis, nu voor ouden van dagen, om er te sterven.
Van Pinxterens vertaling van Le Colonel Chabert is bijzonder accuraat. De vertaler slaagt erin om de verheven stijl, die bijdraagt tot de juridische sfeer van de roman, goed in het Nederlands weer te geven. Tegelijk stuurt de vertaler de Franse brontekst nu en dan ook bij (hoewel in veel mindere mate dan in zijn Nicht Bette-vertaling) – dat maakt zijn vertaling veel luchtiger dan, bijvoorbeeld, de zeer letterlijke Engelse vertaling van Ellen Mariage en Clara Bell (1901). Neem het volgende voorbeeld: ‘cet officier causait en marchant avec un autre, avec un Russe ou quelque animal de la même espèce’. Een letterlijke vertaling zou als volgt luiden: ‘die officier keuvelde, terwijl hij wandelde, met een ander, met een Rus of met een dier van dezelfde soort’. Van Pinxterens vertaling leest veel vlotter: ‘die officier liep met iemand anders te praten, met een rus, of een ander soort lomperik.’ Een ander voorbeeld is Van Pinxterens keuze in de weergave van het tutoyeren en vousvoyeren van de personages. In Balzacs romans zien we dat Chabert en zijn vrouw (Madame Ferraud) elkaar vousvoyeren (iets wat Rastignac en Delphine ook doen in Le Père Goriot), terwijl wij in het hedendaagse Nederlands zouden verwachten dat (ex-)echtgenoten elkaar tutoyeren. Hoewel het gebruik van ‘vous’ in Le Colonel Chabert nog te verantwoorden valt, in de zin dat Balzac hiermee de afstand tussen Chabert en zijn vrouw zou kunnen benadrukken, kiest Van Pinxteren voor een veel genuanceerder gebruik: terwijl Chabert zijn echtgenote tutoyeert, vousvoyeert Madame Ferraud Chabert. Deze keuze maakt de tekst in het Nederlands niet alleen een stuk leesbaarder (Chabert spreekt zijn echtgenote vaak met haar voornaam aan, het zou ietwat vreemd zijn als hij haar tegelijk vousvoyeert), maar versterkt ook Balzacs intenties: waar Madame Ferraud Chabert vousvoyeert omdat ze hem niet wil erkennen als echtgenoot, tutoyeert Chabert zijn vrouw omdat hij toenadering zoekt. Wanneer Chabert echter ontdekt dat zijn echtgenote hem bedot, laat Van Pinxteren Chabert Madame Ferraud onmiddellijk vousvoyeren. Door deze subtiele omschakeling wordt het duidelijk dat Chabert niets meer met haar te maken wil hebben.
Mag een vertaler de oorspronkelijke tekst wel bijsturen? Vertaalspecialist Guy Rooryck vindt van niet. In Filter (2002) toont hij dat Van Pinxterens aanpak onherroepelijk de eigenheid van Balzacs roman aantast. Dat is waar: Balzacs stijl actualiseren, betekent ook dat je een aspect van Balzacs schrijverschap verliest. Maar toch kan ik niet anders dan Van Pinxterens strategie onderschrijven. Een minutieuze vertaling doet in het geval van Balzac afbreuk aan zijn schrijftalent. Toch bevat zelfs Van Pinxterens Kolonel Chabert enkele letterlijke vertaalde zinnen die in het Nederlands zo lachwekkend zijn dat ze hun zeggingskracht volledig verliezen. Neem het volgende voorbeeld: ‘J’ai vu des femmes donnant à l’enfant d’un premier lit des goûts qui devaient amener sa mort, afin d’enrichir l’enfant de l’amour’. Van Pinxterens letterlijke vertaling klinkt bijna nog vreemder dan de Franse zin: ‘Ik heb gezien hoe moeders bij het kind uit hun eerste huwelijk zulke lusten opwekten dat dit wel tot zijn dood moest leiden en het in liefde gebaarde kind verrijkt’.
Wie vandaag Balzacs Kolonel Chabert leest, zal snel ontdekken dat de novelle denkbeelden bevat die kunnen worden aangewend om op onze huidige maatschappij te reflecteren. Historicus Jilt Jorritsma, bijvoorbeeld, schreef in zijn bij het Nexus Instituut verschenen recensie over Kolonel Chabert dat er zich vandaag in de gehele westerse wereld een ‘politieke aardverschuiving’ van ‘abandonisten van de geschiedenis’ voordoet, die willen terugkeren naar een vroegere situatie — denk aan de Brexit-gezinde Britten met heimwee naar het British Empire. In Kolonel Chabert doet zich een soortgelijk patroon voor: na zijn ongeluk ontwaakt Chabert in een gerestaureerde maatschappij waarin de monarchie in ere is hersteld. De Franse Revolutie lijkt nooit te hebben plaatsgevonden.
Maar kan de vooruitgang eensklaps worden stopgezet? Kan de geschiedenis zomaar worden geannuleerd? Balzac laat zien dat het herstel van de monarchie met een dubbel failliet gepaard gaat: dat van het Ancien Régime en dat van het Napoleontische tijdperk. Hoewel de Restaurateurs de conservatieve waarden van het Ancien Régime poogden te herstellen, bleek een volledige terugkeer naar dit tijdperk niet langer mogelijk. De wereld was intussen te veel geëvolueerd. In Kolonel Chabert ontwaart Balzac in de Restauratie een monsterlijke kopie van het Ancien Régime: het herstel van de oude privileges leidt er in combinatie met de nieuwe economische logica tot een complete verdorvenheid van de maatschappij. Madame Ferraud incarneert deze maatschappij: bezeten door ‘gouddorst’, ‘persoonlijk belang’ en ‘ambitie’, ruilt zij haar dappere kolonel Chabert schaamteloos in voor een rijke aristocraat.
Parallel met het failliet van het Ancien Régime aanschouwt de lezer de teloorgang van Chaberts ijkpunten – het verlies van deze waarden symboliseert tegelijk de ondergang van de Napoleontische samenleving. Na zijn herstel stelt de Napoleontische Chabert vast dat hij niet thuishoort in de nieuwe maatschappij:
Ik ben onder de doden begraven geweest, maar nu ben ik begraven onder de levenden, onder aktes, onder feiten, onder de hele maatschappij, die mij weer onder de grond willen hebben.
Zijn morele principes stroken niet met de nieuwe zeden, die gestoeld zijn op uiterlijke schijn:
U moest eens weten hoe groot mijn weerzin is tegen de uiterlijkheden waar de meeste mensen aan hangen. Ik krijg plotseling een ziekte: afkeer van de mensheid.
In tegenstelling tot de aanhangers van de Restauratie wenst Chabert liever ‘luxe gevoelens’ dan ‘luxe kleren’ te hebben. Hij wordt niet toevallig omschreven als een grotesk figuur: de kolonel is foeilelijk, maar heeft wel een subliem innerlijk vol ‘luxe gevoelens’ (in de literatuur grenst het groteske grenst vaak aan het sublieme – Plato’s Socrates is een groteske Silene met een goddelijke inborst, François Rabelais’ Gargantua (1534) is een burlesk werk met een humanistische ondertoon, Victor Hugo’s kromme personage Quasimodo is aartslelijk, maar subliem).
Naast de Napoleontische waarden als eer, inspanning en heroïsme, nemen Chaberts ‘luxe gevoelens’ de vorm aan van christelijke basiswaarden. De kolonel is een altruïstisch, trouw en eerlijk personage dat zijn eigen geluk opoffert uit liefde voor zijn naasten:
Op een avond bij de aanblik van deze moeder met haar kinderen werd hij zó bekoord door dit vertederend familietafereeltje dat hij het besluit nam dood te blijven.
Balzacs impliciete vergelijking tussen kolonel Chabert en Jezus Christus is in deze context treffend. Op het einde van de novelle zien Derville en zijn collega een ‘arme, afgeleefde man, wit van ouderdom’ zitten die ze eerst niet herkennen. Het blijkt kolonel Chabert te zijn:
Halverwege de laan zagen de twee vrienden de oude man [= Chabert] op een boomstronk zitten, met een stok in zijn hand waarmee hij strepen in het zand trok.
Het is een dubbele referentie: naar de Emmaüsgangers die Christus eerst niet herkennen, en naar het evangelieverhaal Jezus en de op overspel betrapte vrouw. In deze passage vragen de Farizeeën en Schriftgeleerden aan Jezus of een overspelige vrouw moet worden gestenigd. Jezus zwijgt en tekent met zijn vinger in de aarde. Net als Jezus werpt kolonel Chabert geen steen naar zijn overspelige vrouw. Hij gaat liever dood dan hardvochtig te zijn:
Ik voel zelfs geen verlangen naar wraak, ik houd niet meer van u. Ik wil niet met u van doen hebben. U kunt rustig leven met mijn woord van eer: dat is meer waard dan het gekrabbel van alle notarissen uit Parijs bij elkaar. Ik zal nooit meer aanspraak maken op de naam die ik misschien beroemd heb gemaakt. Ik ben alleen nog maar een arme drommel die Hyacinthe heet en slechts zijn plaats in de zon wil hebben.
Maar wie zijn morele reserves weigert op te geven, gaat schrijnend ten onder in deze nieuwe maatschappij. De dappere kolonel is niet meer, klinkt het op het einde van Balzacs novelle: hij heeft de strijd voor zijn naam, faam en vrouw verloren. De kolonel houdt symbolischerwijze enkel nog zijn voornaam Hyacinthe over – net als de mythologische halfgod is hij slachtoffer geworden van zijn onuitputtelijke naastenliefde.
Wat een vreemd boek, toch. De aanhangers van de Restauratie willen terug naar het Ancien Régime, Chabert wil terug naar de Napoleontische grandeur. Madame Ferraud wil vooruit en zij en haar nieuwe man refereren aan een monarchie die niet meer bestaat, Chabert wil recupereren wat hij had, maar zijn brave inborst, zijn goedheid en naastenliefde staan haaks op de nieuwe zeden. Het lijkt van alle tijden: wat was, is voorbij, wat is, is niet ideaal. Misschien ligt in die eenvoudige constatering wel de kern van Balzacs verhaal. De mens, de brave mens, de goede burger, is veroordeeld tot een pijnlijke spagaat. Dat moet Derville bitter constateren wanneer hij terugblikt op zijn leven en uit Parijs vertrekt: hoe overleven in een genadeloze samenleving zonder zelf genadeloos te worden? Hoe het goede uit het verleden bewaren zonder als een hypocriete reactionair tekeer te gaan? Het is kiezen tussen de teleurstelling van Derville, of zijn cynisme, en de zachte waanzin van Chabert. Daar zit een risico in dat we vandaag ook kennen: ‘Quand tous les dégoûtés s’en vont, il n’y a que les dégoûtants qui restent.’
Recensie: Kolonel Chabert van Honoré de Balzac door Steffie Van Neste.
Reacties
Joris Note
1. In verband met de behoefte om ‘bij te sturen’ in de vertaling: als Balzacs stijl zo ‘zwak en verouderd’ is, en bijwijlen ‘bombastisch’ of zelfs ‘lachwekkend’, en daardoor ‘ongenietbaar voor de hedendaagse lezer’, hoe komt het dan dat zijn werk door Franstaligen nog zo veel gelezen wordt? Gelden de gebreken niet in de oorspronkelijke taal? Natuurlijk ervaren die Franstaligen de taal van Balzac ook niet als echt ‘gewoon’, maar kan een beetje lezer zich daar niet aan aanpassen? Ik heb ‘La Cousine Bette’ ooit in het Frans gelezen, en recent nog opnieuw ‘Les Paysans’; dat kost soms wat moeite, maar ik word er bepaald niet ongelukkig van. (En ik heb mijn Couperus of zelfs Conscience ook graag zonder bijsturing.) Maar goed, ik ben geen vertaler en ik waag me niet aan een principiële discussie.
2. De recensente prijst Van Pinxterens versie van ‘Le Colonel Chabert’ en zet die af tegen een Engelse uit 1901 (https://www.gutenberg.org/files/1954/1954-h/1954-h.htm). Hoe goed bijvoorbeeld dat ‘quelque animal de la même sorte’ niet letterlijk weergegeven is maar, ‘veel vlotter’, als ‘een ander soort lomperik! Maar dat is echt geen vondst van Van Pinxteren: in Van Dale F-N krijg je bij ‘animal’ onder 2.: ‘(pej.) stommeling, lomperd, vlegel, stom beest’ – dat zijn dus gewoon óók betekenissen van ‘animal’. Overigens: waarom geen ‘lomperik van dezelfde soort’ i.p.v. ‘een ander soort lomperik’? Zou dat te letterlijk zijn?
3. We krijgen ook een voorbeeld van een door Van Pinxteren helaas ‘letterlijk vertaalde’ zin: ‘J’ai vu des femmes donnant à l’enfant d’un premier lit des goûts qui devaient amener sa mort, afin d’enrichir l’enfant de l’amour’. Maar Van Pinxterens vertaling daarvan is absoluut niet letterlijk, en het is – met alle respect – een kromme zin die de vraag doet rijzen of de betekenis wel begrepen is. Laat ik hier de gewraakte Engelse vertaling nemen, die wél nauw het origineel volgt: ‘I have seen women teaching the child of their marriage such tastes as must bring it to the grave in order to benefit the child of an illicit affection.’ Wat is hier het probleem? Is dat lachwekkend of zo? Onbegrijpelijk? En is de compacte Franse zin ‘vreemd’? Een beetje wel, maar niet in de context: een advocaat is namelijk bezig bizarre dingen op te noemen die hij heeft meegemaakt.
Joris Note
P.S., herstel: de vertaling door Hans van Pinxteren van ‘J’ai vu des femmes…’ is géén kromme zin, althans niet in de eerste druk, die ik intussen heb kunnen raadplegen, maar wel in het citaat in de recensie: voor het woord ‘verrijkt’ moet ‘werd’ ingevoegd worden. Ik blijf wel vinden dat het een nogal moeizame vertaling is.
Steffie Van Neste
Beste Joris Note,
Dank voor uw kritische reactie. Ik heb de vier Balzac-vertalingen van Van Pinxteren (en daarnaast ook twee Engelse en een Duitse vertaling van Le Colonel Chabert) vergeleken om een oordeel te kunnen vellen over de kwaliteit van Van Pinxterens vertaling van Le Colonel Chabert. De vertaling waarin Van Pinxteren de meeste aanpassingen doorvoerde, namelijk zijn Nicht Bette-vertaling, bracht me paradoxaal genoeg dichter bij de oorspronkelijke Balzac dan zijn andere (minder vrije) vertalingen. Hetzelfde geldt voor de iets vrijere vertaling van Theo Kars (Neef Pons). Balzac is een schitterende verhalenverteller, maar wanneer je bepaalde (vaak bombastische) zinnen letterlijk transponeert naar het Nederlands, verlies je een groot deel van zijn meeslepende en verbeeldende kracht. In het Frans zijn Balzacs ellenlange, pathetische zinnen en beschrijvingen voor mij helemaal niet storend (ze zijn eigen aan Balzac), maar in een te letterlijke (Nederlandse) vertaling worden ze dat bij momenten wel. Voor alle duidelijkheid: er is helemaal niets verkeerd met het letterlijk vertalen van Balzac, integendeel (de vertaling van Kolonel Chabert is overigens bijzonder accuraat). Maar bij momenten doe je Balzac gewoon meer recht aan door hem naar de geest te vertalen (dwz. in lijn met zijn intenties) dan hem woord voor woord te hernemen. Ik vind dat Van Pinxteren hier ontzettend goed in slaagt (en dat is ook de reden waarom ik zijn vertaling prijs). Voor de geïnteresseerde lezer verwijs ik graag door naar de geciteerde artikels uit Filter en naar het nawoord van Van Pinxteren en van Kars op Nicht Bette en Neef Pons.
Het voorbeeld van ‘animal’ is misschien wat ongelukkig gekozen, maar Van Pinxteren had even goed ‘dier’ kunnen kiezen in plaats van ‘lomperik’ (zeker omdat er ‘espèce’ staat). Mijn opmerking slaat bovendien op de volledige zinsstructuur en niet enkel op ‘animal’. De reden waarom ik die Engelse vertaling uit 1901 heb vermeld, is omdat ik er mij ontzettend aan heb gestoord. Neem het volgende voorbeeld: ‘La bête et le cavalier s’étaient donc abattus comme des capucins des cartes’. In de Engelse vertaling lees ik de volgende zin: ‘Man and beast went down together, like a monk cut out of card-paper’. Deze zin is ronduit lachwekkend (vergelijk met Van Pinxterens vertaling: ‘Paard en ruiter waren dus als kegels omvergetuimeld’).
Dank om mijn lapsus te signaleren (ik zal dat aanpassen in mijn stuk). Ik blijf erbij dat Van Pinxterens vertaling (die ik overigens wel trouw vind) ‘Ik heb gezien hoe moeders…’ gezwollen aanvoelt voor de hedendaagse lezer (ik moet er best om lachen als ik de zin lees). In een dergelijk geval mag de vertaler Balzac bijsturen (zolang er rekening wordt gehouden met zijn intenties).
Martin de Haan
Ik lees dit allemaal nu pas. Interessant!
Over dat idee van ‘bijsturen’ valt het nodige te zeggen, o.a. dat het uitgaat van de mijn inziens onjuiste veronderstelling dat je ook ‘neutraal’ kunt vertalen, zonder als vertaler stilistische keuzes te maken…
In Balzacs geval lijkt niet het bombastische, maar het rommelige van zijn schrijfstijl me de grootste uitdaging voor de vertaler. Immers, bombastisch waren bijna al zijn tijdgenoten ook (Chateaubriand nog veel meer dan hij), maar rommelig niet (behalve Stendhal). Mij doet hij daarin aan Houellebecq denken, bij wie ‘onverteerd, nog niet getransformeerd, alle elementen van een niet-bestaande toekomstige stijl’ naast elkaar staan – zoals Proust over Balzac zei.
Victor van Haren
Balzac is noch rommelig maar wellicht “bombastisch” naar “onze” maatstaven. Het is de vertelmodus van die tijd.
Meerdere zinnen bevatten ook (veel) meer informatie dan door kan worden weergegeven.
Indien een vertaling krom of onbegrijpelijk nederlands oplevert dan heeft de vertaler de tekst niet begrepen, en of het nederlandse equivalent niet kunnen vinden. Het is tussen de regels door wel te lezen dat Balzac ook enige misogynie in het verhaal verwerkt en de tekst waarin hij (zoals ik het denk te begrijpen), schrijft dat hij vrouwen kent van die hun ( onwettige?) eerste kinderen emotioneel verwaarlozen (= in tehuizen /kloosters onderbrengen?) teneinde de kinderen uit het liefdesverband te verrijken (met liefde en/ ook financieel) is daarvan een voorbeeld. Met andere woorden vrouwen kunnen (ook) daarin berekenend zijn.
De scene waarin Derville alleen al door zijn blik de Comtesse laat voelen dat hij haar helemaal door heeft, is briljant .
Victor van Haren
NB hieronder gecorrigeerde tekst:
Balzac is niet rommelig maar wellicht “bombastisch” naar “onze” maatstaven. Het is de vertelmodus van die tijd.
Meerdere zinnen bevatten ook (veel) meer informatie dan door “woordelijke vertaling” kan worden weergegeven.
Indien een vertaling krom of onbegrijpelijk nederlands oplevert dan heeft de vertaler de tekst niet begrepen, en of het nederlandse equivalent niet kunnen vinden. Het is tussen de regels door wel te lezen dat Balzac ook enige misogynie in het verhaal verwerkt. De tekst waarin hij (naar mijn begrip van deze voor mij onbegrijpelijke tekst!), schrijft dat hij vrouwen kent die hun eerste (=onwettige?) kinderen zodanig van zich vervreemden dat het wel tot hun dood moet leiden, teneinde de kinderen uit het liefdesverband te verrijken (met liefde en/ ook financieel), is daarvan een voorbeeld.
Met andere woorden, vrouwen kunnen (ook) daarin berekenend zijn. Daarbij komt dat het ontwaken van kolonel Chabert op een politiek totaal veranderd toneel aan de ene kant de morele tegenstellingen van “eer” tegenover geldelijk gewin als thema heeft, maar vooral aangeeft dat het recht geen absolute waarde kent en gemanipuleerd wordt door politieke manoeuvres.
P.S.: De scene waarin procureur/raadsman Derville alleen al door zijn blik de Comtesse laat voelen dat hij haar helemaal door heeft, is briljant.
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.