In de zomer van 1879 leerde de jonge dichter Jacques Perk (1851-1881) de negentienjarige Mathilde Thomas (1858-1947) kennen tijdens een vakantie met zijn familie in La Roche, de Ardennen. Zij raakten bevriend en brachten enkele dagen samen door. Hoewel zij elkaar slechts vijf dagen hebben gezien, maakte Mathilde diepe indruk op de jonge dichter. Zij inspireerde hem om maar liefst 106 sonnetten aan haar op te dragen, die later de Mathilde Sonnettenkrans (1880) zouden vormen. Haar eerste aanblik beschrijft de jonge Perk bijvoorbeeld als volgt:
En, peinzend, zie ‘k uw zee-blauwe oogen pralen,
waarin de deernis kwijnt, de liefde droomt, –
en weet niet, wat mij door mijn adren stroomt:
ik zie naar u, en kan niet ademhalen
Ogen die je zomaar de adem benemen. Dergelijke beeldspraak illustreerde de dichtkunst van de Tachtigers, die de ‘individueelste expressie van de individueelste emotie’ tot kunstwerk wisten te verheffen. Lange tijd domineerde dit beeld van de dichter die de liefde bezingt de poëzie. Maar zoals dat gaat met bekende beelden: op een gegeven moment vallen ze onvermijdelijk ten prooi aan het cliché. Na de Tachtigers werd de verliefde dichter wat stiller. Er werd heus nog wel over de liefde geschreven, maar een hele bundel wijden aan het onderwerp? Laat staan diezelfde bundel opdragen aan je geliefde? Nee, dat ging dichtend Nederland liever uit de weg.
Tot nu! ‘Eindelijk weer een dichter die over de liefde schrijft!’ Zo luidt de achterflap van Joost Oomens nieuwste bundel Lievegedicht (2023). Het grote publiek zal hem vooral kennen van zijn deelname aan De Slimste Mens in 2021. Hiervoor beklom Oomen al menig podium met zijn poëzie: van Lowlands tot Oerol en De Parade. Ook is hij huisdichter (2010-2011) geweest van de Rijksuniversiteit Groningen en stadsdichter (2013) van dezelfde stad. In 2011 won hij het Hendrik de Vriesstipendium voor nieuwe literatuur. Daarnaast maakte hij naam met zijn roman Het Perenlied (2020) en bracht hij recentelijk het reisverslag Visjes (2022) uit. En nu is daar Lievegedicht, waarin Oomen met verve het cliché van de liefde omver weet te blazen.
Net als Jacques Perk zijn sonnettencyclus begon met een ode aan het sonnet, zo start ook Oomen zijn bundel met een ode aan de dichtkunst zelf. Het eerste gedicht ‘Lieve sneeuw’ neemt de vorm aan van een brief aan de sneeuw. Hierin vraagt het poëtische ik hoe het kan ‘dat twee dingen die op het eerste gezicht ver van elkaar af staan, niets met elkaar te maken hebben, eenmaal bij elkaar een bepaald gevoel oproepen? En hoe kan het dat dat niet bij elke willekeurige combinatie werkt?’ Deze vragen worden aan de sneeuw gesteld, want als de sneeuw valt, komt er ‘bijna altijd poëzie mee naar beneden’.
Is poëzie het antwoord op de vraag waarom bepaalde combinaties wel en andere niet werken? Of is dat de liefde, die net als sneeuw de wereld een stukje mooier weet te maken? De zoektocht naar de betovering van de liefde vormt de kern van de bundel. Oomen neemt ons in deze queeste mee langs velden vol witte sneeuw, plakkerige vruchtjes en zoete limonade, in een poging haar te grijpen. Met behulp van originele metaforen en trefzekere taal laat hij zien dat de liefde bezongen dient te worden. Maar dan wel op zijn kenmerkende eigen manier: vol humor en absurditeit als nodige ‘comic relief’.
Humor vormt een belangrijk element in de poging liefde in woorden te vatten. Lievegedicht bestaat uit drie delen. Elk deel begint met het aanspreken van een object: de sneeuw, een pudding en een citroenboom. In het tweede deel wordt een pudding kalmerend toegesproken. Na de fase van magische verliefdheid doet in dit deel de angst haar intrede. Met nuchtere woorden beschrijft Oomen dit fenomeen aan de pudding:
En soms doet ze naast prachtig ook pijn. Als ik de liefde zomaar op jou loslaat, zuigt ze je zonder pardon naar binnen. Dit is ook de liefde, pudding: op een wrakkig stoeltje op een wit luik moeten zitten, citroensiroop zonder water drinken, een kus krijgen die geen kus meer wil zijn, met een sinaasappel een vogel doodmeppen. Daar kun je bang van worden, maar dat is niet nodig, vroeg of laat word je toch opgegeten. En door wat wil je dat liever: de liefde of een mond?
Met andere woorden: liefde is niks om je zorgen om te maken. Door deze nuchtere beschrijving maakt Oomen de liefde tastbaar en invoelbaar. Het is iets heel normaals: het is net als ranja drinken, of zoete jam of vruchtjes eten. Enerzijds doet het poëtisch ik een sterk beroep op de hogere krachten van de natuur: liefde is iets wat je overkomt, net als sneeuwval. Ineens is het er. Anderzijds weet Oomen de liefde te beschrijven als iets heel banaals. Hij speelt met die dualiteit. Zo wisselen liefde en absurditeit elkaar continu af.
Als je je eenmaal hebt overgegeven aan de liefde, dan is de wereld niet alleen mooi om te zien, ze smaakt ook zoet. Alle zintuigen worden erdoor bevangen, wat treffend is beschreven in ‘Alles is zoet’. Dit gedicht heeft alle elementen in zich om kitsch te zijn, maar is het totaal niet. Oomen knipoogt juist naar de klefheid van de liefde:
alles is zoet
de trein is zoet
mijn broek is zoet
mijn vingers zijn zoet
alles is zoet want
papaja is zoet
en brillen zijn zoet
tragisch en druipend
is zelfs een longontsteking zoet
want alles is zoet
zelfs tl-licht is zoet
Als je zelfs tl-licht als zoet kunt beschrijven, dan weet je dat je het flink te pakken hebt. De plotselinge intrede van banale onderwerpen als brillen, een longontsteking en tl-licht werkt ontnuchterend. Het gedicht ‘Dieren en dingen in de regen’ illustreert eenzelfde soort nuchtere, humoristische romantiek:
voetballers die zweten
waarbij stukken gras aan hun kuiten blijven plakken
tegelijkertijd binnenvaartschepen die bergen
trouwringen en autovelgen vervoeren
rinkel rinkel en de doffe trappen tegen
een opgepompte bal die vliegt
tegen kletsnat net tot stilstand komt
in de regen, druppels, in de regen
trouw met me in de regen
kopjes gevende kat met nog één oog
in de regen
zachte trui in de regen
openstaande bus Nesquik
dit is geen treurig gedicht, dit is een nat gedicht
de toppen van mijn vingers zijn helemaal rimpelig geworden
Alleen op deze manier kan een zin als ‘trouw met me in de regen’ geen cliché vormen: als ze omgeven is door zwetende voetballers en een openstaande bus Nesquik.
Toch leest de bundel niet slechts als een humoristische poging om de liefde te beschrijven. De humor doet niets af aan de gave van Oomen om de dromerige, zintuiglijke fase van verliefdheid te vangen. Hij bedient zich van treffende taal en gevoelige metaforen, die aan de bundel een serieuze ondertoon geven:
Ik maak een toetje met hagelslag voor je
ik blaas in je richting
ik ben een straalkachel met een hertengezicht
ik kus je neusgaten, twee hartjes boven je lip
jij bewaart het woord hartjes
tussen je knieën, in je rode voeten
je loopt het water in
je hebt borsten als kokosnoten
twee zachte juist
waar ze later brood van maken
druifwit want zonder schil
Waarom werken bepaalde combinaties wel en andere niet? Met deze vraag aan de sneeuw begon de bundel. Is het een kwestie van proberen? Kun je net zo lang woorden bij elkaar voegen totdat het iets moois oplevert? Op de achtergrond meanderen deze vragen als een rode draad door de bundel heen, waardoor Lievegedicht bij vlagen als een vrolijk taalexperiment leest. Wat deze bundel zo bijzonder maakt, is dat hij niet alleen een ode aan de liefde en een geliefde is, maar ook de mogelijkheden van de dichtkunst zelf onderzoekt. Oomen speelt met de taal, waarbij het plezier overheerst. De poëzie zelf wordt op deze manier op de voorgrond geplaatst. Een treffend voorbeeld van dit taalexperiment vormt het gedicht ‘Openingszinnen’. In een bundel over de liefde kunnen openingszinnen immers niet ontbreken:
er valt een traan op een boterham
er valt honing op een plankje kersenhout
er valt een druppel kaarsvet in een zwart meer
er valt zaad op een ontbijtbord
er valt spa rood op een kerncentrale
er valt perziksap op een nog blinde puppy
Het taalspel dient zich hier op verschillende manieren aan: in de eerste instantie doordat deze zinnen openingszinnen zijn in de letterlijke zin van het woord. Ze lezen als eerste zinnen van een prozawerk. Vervolgens illustreert het herhalende gehalte ook de willekeur en het experimentele dat taal in zich draagt.
Daarbij laat Lievegedicht de tekortkomingen van poëzie ook niet onbenoemd door de zweem van gewichtigheid te ridiculiseren. ‘De rijksinstelling’ illustreert dit prachtig. Het gedicht beschrijft een onafhankelijke ‘rijksinstelling’ die bepaalt of gedichten mooi zijn of niet, en staat bol van tips voor hedendaagse dichters:
ook worden alle gedichten voortaan getest op begrijpbaarheid,
taalspel, metrumgebruik, waterdichtheid, zuivere beeldtaal,
ideologische achtergrond, droefenis, schokbestendigheid,
lichtvaardigheid, of ze kunnen drijven, of ze op een rouwkaart
kunnen, of ze op een taart kunnen worden afgedrukt, of de regels
wel mooi op een pagina passen, of ze op zo’n stuk folie gaan
dat je op de ramen plakt en of ze geschikt zijn voor opname in
themabundels omdat ze over liefde, dood, vijftig jaar huwelijk,
vissen, messen, watersandalen, het televisieprogramma
Brommer op Zee, Amerika, Duitsland, Gibraltar, de oerang-oetan,
Remco Campert of de Hollandse maaltijd gaan
niet te wanhopig
maar beslist ook niet niet te wanhopig
niet te veel sneeuw
maar ook zeker niet te weinig
soms de sterren
heel soms de maan
dat is uiteindelijk beter voor iedereen
Oomen ontziet de poëzie, en daarmee zichzelf niet. Gelukkig komt er in Lievegedicht precies de juiste hoeveelheid sneeuw voor.
Terug naar 1880. Jacques Perk had 106 sonnetten nodig om zijn liefde in woorden te gieten. De dichtkunst van het sonnet stelde hem in staat om ‘een zee van liefde in droppen uit te gieten’. Helaas bleek Mathilde niet ontvankelijk voor deze liefdesdroppen: ze was al verloofd met iemand anders en Perk heeft nooit enige kans bij haar gemaakt. De sonnetten bleken helaas geen garantie voor geluk in de liefde. Desalniettemin illustreren ze iets wat Oomen met Lievegedicht ook heeft begrepen: een ode aan de liefde is een ode aan de dichtkunst zelf.
Met Lievegedicht weet Oomen precies de juiste toon te vinden. In zijn poging de magie van de liefde te beschrijven, toont hij dat humor, absurditeit en romantiek goed samengaan. De liefde is zintuiglijk, grappig en verdrietig tegelijk. Door de originele beeldspraak en onverwachte combinaties overstijgt de bundel het genre van de traditionele liefdespoëzie. Zonder een moment te vervallen in kitsch of clichés laat Oomen de lezer ook een beetje verliefd worden op de liefde zelf. Maar bovenal maakt Lievegedicht duidelijk dat de liefde zich zonder poëzie niet laat vangen.
Een recensie door Tara Neplenbroeck over Lievegedicht van Joost Omen.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.