Heb je controle over de vernietiging of vernietigt de controle jou? In haar debuut Weerlicht, waar Jante Wortel (1996) maar liefst zes jaar aan werkte, baant de schrijver zich een weg door deze paradox. De vijftienjarige Lea kampt met een eetstoornis die haar elke dag dichter bij de dood brengt. In dit interne gevecht ontstaat er een voortdurende zoektocht naar controle. Komt er een gram binnen? Dan moet ze twee gram verbranden. Voor haar is teruggang vooruitgang:
Mijn vader zag nog niet eens de helft van wie ik in korte tijd geworden was, en ik loog dan wel nooit over de hoeveelheden die ik at, wel loog ik over mijn oefeningen, over de aantallen die elke dag een beetje hoger werden, reeksen die elke dag net iets intensiever moesten zijn dan de dag ervoor, om goed te maken wat me allemaal werd afgepakt. Daarover moest ik wel liegen.
Macht en onmacht voeren in dit verhaal een constante strijd. Terwijl Lea’s onmacht over haar ziekte zich hier duidelijk manifesteert, klampt ze zich vast aan de macht die ze wel heeft: controle over haar vetverbranding en het liegen tegen haar ouders. In werkelijkheid is ze aan de verliezende hand: zolang Lea haar oefeningen maar blijft uitbreiden en versnellen, wordt de macht niet aan haarzelf maar aan de ziekte toebedeeld.
Hoewel Lea’s ziekte het uitgangspunt is in Weerlicht, is deze niet de kern van het verhaal. Wortel is vooral geïnteresseerd in de steeds kleiner wordende wereld die Lea omringt en hoe ze zich daartoe verhoudt. Naarmate haar bewegingsdrang en dwangmatige relatie met eten verergeren, houden haar ouders Lea uit wanhoop steeds meer thuis. Ze proberen vast te houden aan de enige macht die ze nog wel hebben, namelijk toezicht houden op hun dochter. Een opname in een kliniek is voor Lea’s chronisch zieke moeder en beschermende vader ondenkbaar: zolang Lea veilig omringd wordt door haar familie, komt het allemaal goed. Deze gedachte houdt het gezin in de greep wanneer hun langverwachte vakantie naar Noorwegen nadert. Tegen de dringende adviezen van alle specialisten in besluiten vader en moeder om de lange trektocht naar het noorden door te laten gaan. Dit staat haaks op hun drang om hun dochter te beschermen, want een dergelijk reis haalt hun dochter uit haar enige vertrouwde ritme en omgeving.
Alleen Lea’s puberende broer Fos lijkt door te hebben dat deze vakantie gedoemd is te mislukken, maar hij weet zijn angst en onvermogen alleen maar om te zetten in ononderbroken boze blikken en snauwende opmerkingen. Zijn vermoedens worden echter al snel bevestigd. Alles wat ook maar verkeerd kan gaan op een dergelijke reis, gaat verkeerd, met als climax de caravan die in de stromende regen een ravijn inrolt. Waar er eerst nog enig overzicht was tijdens de reis, verdwijnt nu elke vorm van stabiliteit voor Lea: de bekende etenswaren, nauwkeurig afgewogen porties, vaste eettijden en vooral ook een betrouwbare weegschaal.
Na een paar seconden verschijnt er een getal, vlak daarvoor wend ik mijn blik af en kijk recht vooruit. Ik hoef het niet eens te zien. Het klopt toch niet […] Ik had er zo op gehoopt vandaag uitsluitsel te krijgen, een betrouwbare tussenstand te zien zodat ik weet hoe we verder moeten, maar als ik van tevoren had geweten dat een weegschaal waardeloos is in de bergen, had ik hier liever niet gezeten.
Met haar vaste gewoontes met betrekking tot eten en bewegen probeerde Lea nog te balanceren tussen leven en dood. Wanneer echter de enige harmonie in haar zelfgecreëerde manier van leven wegvalt, lijkt Lea geleidelijk los te spinnen van haar veilige as, en door alle commotie is er niemand die het merkt. Beide ouders zijn zich bewust van de ernst van haar situatie, maar als copingmechanisme kijken ze in Noorwegen herhaaldelijk weg van alle tekenen van achteruitgang. Lea’s moeder denkt dat ze samen toewerken naar een oplossing; deze vakantie zou Lea terugbrengen naar haar oude zelf. Lea’s vader houdt fervent een boekje bij waaruit zijn wanhoop en twijfel blijken: ‘Hoe nu verder, hoe nu met Lea’s eten, het wegen. Dat ging al niet gemakkelijk de afgelopen dagen, maar nu de weegschaal het niet meer doet, houd ik mijn hart vast.’ In de praktijk doet hij echter niks. Wanneer Fos vermist raakt, riskeert Lea haar leven om te helpen zoeken. De ogen van haar ouders zijn enkel op haar broer gericht, het is wegkijken om overeind te blijven.
Dat drijft de frustratie tegenover de personages tot een hoogtepunt: waarom kijkt iedereen haast doelbewust over het onvermijdelijke heen? Deze blindheid geeft complexiteit aan het geheel. Wortel creëert een derde laag waardoor ook de lezer wordt meegetrokken in de paradoxale relatie tussen een eetstoornis en de machteloze ontwrichting die dit veroorzaakt. De lezer probeert de macht op te pakken waar de personages deze verliezen, maar wordt geconfronteerd met de onmacht die je als omstander ervaart. Hoe graag je ook de controle zou willen nemen, als buitenstaander kan je geen effectieve invloed uitoefenen op de uiteindelijke afloop. Deze paradox is een van de beste eigenschappen van het boek. Wortel weet een klassieke, niet volledige genre trouwe coming of age neer te zetten over het kampen met een (eet)stoornis juist omdat die niet de kern van het boek vormt. Dit neemt het geforceerde effect weg dat dergelijke thema’s vaak hebben: de ziekte als zwaartepunt in plaats van als uitgangspunt voor meer diepgaande beschouwingen. Juist omdat Weerlicht toegewijd verder graaft dan alleen de eetstoornis, wordt Lea’s verhaal authentieker en geloofwaardiger. Het bekendste deel van haar ziekte, dat vaak enkel wordt betrokken op ‘niet eten’, wordt verder uitgediept. Het gaat niet alleen over de hang naar controle door de patiënt maar ook die van haar omgeving. Deze onmacht wint het uiteindelijk van Lea’s rationele controle over zichzelf, maar ook van de controle die elk familielid telkens weer verliest en hopeloos probeert terug te grijpen. Zodra je over je grens gaat, is het lastig om je weg terug te vinden.
Lea’s zoektocht naar beheersing is te vinden in een bijna soortgelijke zoektocht naar perfectie en precisie in elke zin van Wortels werk. Complexe emoties en gevoelige perikelen worden mooi verwoord zonder pretentie: ‘Maar ik zei niets van al die dingen. Ik kon het niet. Ik was bang voor wat ik terug zou krijgen, en ergens wist ik ook dat het dan terecht zou zijn. Meer terecht dan wat ik tegen haar te zeggen had.’ Ondanks de zware thema’s brengt Wortel het hier heel simpel: dit is hoe het voelt. En toch weet ze in deze eenvoud direct de juiste snaren te raken. Emoties hoeven immers niet altijd gecompliceerd op te worden geschreven, zolang ze maar op de juiste manier resoneren. Dit heeft Wortel in ieder geval goed in de vingers, het is een talent om in een werk zowel de eenvoud als de complexiteit van een thema gelijktijdig maar ook gelijkwaardig over te brengen.
Weerlicht van Jante Wortel is een debuut dat de zes jaren hard werken duidelijk uitstraalt; op geen enkele bladzijde staat een woord verkeerd of een komma te veel. Dit boek is rechttoe rechtaan, op de beste manier mogelijk.
Een signalement van Weerlicht van Jante Wortel door Nikki van den Bogaard, in samenwerking met het Algemeen-Nederlands Verbond en het Willemsfonds in het kader van De Bronzen Uil.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.