Proza, Signalement

De Bronzen Uil 2023: ‘Peninsula’ van Lieven Stoefs

Peninsula

Lieven Stoef

Ingenieur en schrijver: de combinatie ligt niet voor de hand. Toch is dit de jobomschrijving van de Vlaamse Lieven Stoefs, die na verschillende kortverhalen in Kluger Hans en Op Ruwe Planken debuteert met Peninsula bij Pelckmans Uitgevers. In de roman, die genomineerd is voor De Bronzen Uil 2023, verwerkt hij zijn eigen onbestemde jeugd in Griekenland als rode draad in een verhaal over het zoeken naar houvast gedurende elke fase van het leven. Aan de hand van thema’s als de kindertijd, liefde en complexe familiebanden springt Stoefs met ritmische zinnen en poëtische beeldspraak van herinnering naar herinnering over een tijdspanne van vier generaties.

De inhoud van de roman is lastig te typeren. In beknopte passages worden opa’s en oma’s, liefdesverhalen en willekeurige fabrieksprocessen beschreven. Hoewel deze stukken vrij makkelijk weglezen, kost het moeite om overzicht te houden. Er worden voortdurend sprongen tussen het heden en het verleden gemaakt, waarbij het momentum van het verhaal verloren gaat. Ook de hoofdstukindeling biedt hierbij weinig houvast; onbeduidende titels worden opgevolgd door een wirwar van emoties en flarden van situaties en gesprekken.

Langere – en daarmee ook meteen meer coherente – delen overtuigen daarentegen wel. Verder in de roman worden de onbenoemde trauma’s van een moeder-zoonrelatie bijvoorbeeld uitgediept, waarbij de ouder herhaaldelijk wegvalt door psychische klachten. Het is pas hier dat er cohesie ontstaat:

In een tel verdween ze van de aardbol en liet ze een schriele nauwelijks bewegende huls achter […] Om de zoveel tijd, tussen huiswerk en lummelen voor tv in, ging ik haar hartslag na. Ik naderde tot op een meter of twee terwijl zij met gespannen gezicht stond te strijken of de krant las. Eerst probeerde ik iets luchtigs te vertellen, een onschuldig nieuwtje. Erna vroeg ik: ‘Is alles oké?’ Ik herhaalde het, zachter, omzichtiger. Geen antwoord, ze keek niet op. Als ik vlak voor haar ging staan, draaiden haar ogen meteen weg. Lijfelijk was zij er nog, haar geest dwaalde intussen door ongrijpbare ruimtes.

In dergelijke passages weet Stoefs de spijker op de kop te slaan; het taalgebruik is eenvoudig maar doeltreffend. Met bescheiden metaforen en nuchtere blik brengt hij na een paar incoherente hoofdstukken eindelijk sentiment en engagement teweeg.

Ditzelfde sentiment is te voelen in de tedere woorden waarmee hij droomachtig de taferelen van jeugdherinneringen schetst, waaruit duidelijk is op te maken dat Stoefs zelf in Griekenland is opgegroeid. Niet alleen uit de beelden van kleine jongens die in het kurkdroge stof achter een voetbal aanrennen, maar ook de idyllische schetsen van de Griekse kust:

De wind schoot op en neer, alsof hij zich geen raad wist met deze kerf in het land. Een eind verderop stak een blauwe reiger over. In zijn vlucht gaf de stroming hem een onverwachte duw. Hij stoof zijwaarts, herstelde zich in een flits en gleed dan sierlijk naar de andere oever.

Deze manier van beschrijven is kenmerkend voor Stoefs beeldende stijl, waarbij elke passage nog bloemrijker is dan die daarvoor. Talloze bijvoeglijke naamwoorden schetsen passages lang levendige vergelijkingen: ‘Soms beeld ik me in dat ik door haar vel kan kijken. Ik zoek de eenzame restanten die haar, met horten en stoten, net rechthouden. Een woestijn van asgrijs poeder, druppels van gitzwart teer, kronkelende lijntjes uitgesleten door een eeuwigheid geleden opgedroogde rivieren. Hier en daar roestrode, koperblauwe eilandjes omwikkeld door dorre, gebarsten membranen.’

Hoewel Stoefs bewijst dat hij de kunst van poëtisch fictie schrijven goed in de vingers heeft, wordt dit enkele malen wel erg ver opgerekt. Metaforen veranderen haast in een allegorie wanneer er alinea’s lang één buitensporige beeldspraak wordt uitgesponnen die de aandacht nagenoeg van het daadwerkelijke thema weghaalt:

Uit mijn ooghoek zag ik glasscherven tussen de kasseien van het plein glinsteren. Alsof ik aan het einde van die onderwatertunnel kwam en plots goud en zilver zag schitteren boven het oppervlak. Met mijn laatste krachten duwde ik me uit de holte, stampte tegen de bodem van de vijver en zette me af. Ik steeg door het water en brak door het vlies. Mijn ogen knipperden en ik ademde in zo diep ik maar kon.

Desalniettemin is het zo dat Stoefs de lezer meermaals wegblaast met zijn dichterlijke talent. Door middel van alliteraties en halfrijm kabbelen de zinnen voort als een groot gedicht: ‘Soms vergaten ze zelfs de oorlog, die uitzichtloze bevroren dagen van hun jeugd. Snijdende honger en nachtelijk gebulder. Bedrieglijke buren, dat leek hem achteraf nog het diepst te raken.’

Maar wat in kortverhalen van Stoefs heel goed werkt, slijt in deze roman soms makkelijk weg. De gedetailleerde beschrijvingen en constante afwisseling waarmee hij ze brengt, zijn passend en doeltreffend in zijn beknopte verhalen waarin het plot sneller samenkomt. In een langer werk zoals Peninsula raken de wisselende nauwkeurige analyses echter al vrij snel verloren in de verschillende wegen die het verhaal inslaat. Hierdoor voelt het uiteindelijk meer als een ordeloze samenstelling van losse flarden aan verwarrende herinneringen in plaats van een samenhangend verhaal. Dit neemt niet weg dat Lieven Stoefs met Peninsula een stilistisch sterk romandebuut neerzet; het zou geen misplaatste gok zijn om te denken dat hij naast ingenieur ook dichter is.

Een signalement van Peninsula van Lieven Stoefs door Nikki van den Bogaard, in samenwerking met het Algemeen-Nederlands Verbond en het Willemsfonds in het kader van De Bronzen Uil.

Pelckmans, 2022
ISBN 9789464018127
208p.

Geplaatst op 19/11/2023

Tags: Algemeen-Nederlands Verbond, De Bronzen Uil, debuutroman, Griekenland, Lieven Stoefs, Proza, Willemsfonds

Categorie: Proza, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.