Proza, recensie

Academici op avontuur

Munt

Richard Osinga

In zijn nieuwe werk Munt neemt de Nederlandse schrijver Richard Osinga ons mee op een literaire reis door België, Nederland, China en Congo. Osinga’s leven wordt gekenmerkt door zijn functies als diplomaat – in onder andere Senegal en Algerije – en ondernemer, en hij brengt de rijkdom van deze ervaringen overduidelijk mee naar zijn schrijftafel. Zijn literaire repertoire is net zo divers als zijn carrière; van zijn debuut in 2003 met Bor in Afrika tot het meer recente Wie de rechtvaardigen zoekt uit 2019, een Bijbelse vertelling over een dertiende-eeuwse koopman. Eenzelfde veelzijdigheid en gelaagdheid kenmerkt Munt, een ingenieus opgebouwde roman waarin Osinga behendig tussen verschillende genres en perspectieven manoeuvreert terwijl hij de plotlijnen vloeiend laat samenkomen. Een eeuwenoude Afrikaanse munt vormt de spil van de roman, en daaraan zijn verschillende complexe thema’s opgehangen, zoals neokolonialisme, Afrikaanse mythen, de circulaire tijdbeleving van de Efe en het tegenstrijdige verloop van de menselijke geschiedenis.

De kern van Munt ligt bij het scheppingsverhaal van de Efe, een pygmeeënvolk dat tot op vandaag in de regenwouden van Congo woont, grotendeels afgezonderd van de dorpen en steden die het woud omringen. Volgens de religie van dit volk schept de god Komba de mens blind, zonder handen en zonder voeten. De mens, ontevreden met zijn toestand, smeekt om ogen om te kunnen zien, en om de mogelijkheid om zich voort te bewegen en te kunnen jagen met handen en voeten. Door deze hebzucht komt de mens steeds verder en verder van Komba te staan; de godheid trekt zich terug in de bergen en zondert zich weer af van zijn schepping. Deze scheppingslegende achtervolgt de Congolese Plamedi, een gedeserteerde kindsoldaat, die maar geen innerlijke vrede kan vinden met de geschiedenis van het volk van zijn vader en de dagelijkse werkelijkheid van zijn land. De complexiteit van dit personage fascineert: Plamedi is in de dualiteit van Congo opgegroeid, te midden van oorlog en angst, maar ook van religie en geloof in de leer van de natuur. In een land dat hij zelf niet vertrouwt, moet hij navigeren door de paradoxen die deze uiteenlopende overtuigingen met zich meebrengen. Ze tekenen zijn gedachten, zowel in het heden als in het verleden:

Is het het paradijs van God, of is het het armoedige hulpeloze leven van de Efe? Een Efe steelt en bedelt wanneer het bos niet scheutig is met zijn gunsten. Een Efe lijdt honger, elk jaar weer, aan het eind van de natte maanden. Een Efe sterft jong, tandeloos en moe. Een Efe kent God niet. Hij komt niet voor in Zijn plan, en hij ervaart Zijn genade ook niet. 

Plamedi wil aan zijn toekomst werken, maar deze constante strijd tussen zijn opvoeding en de realiteitslessen die hij te jong heeft geleerd, komt telkens opnieuw bovendrijven wanneer hij voor zijn werk terugkeert naar de jungle. Als gids voor witte filmmakers en academici die de jungle willen ‘vastleggen’, ziet hij dagelijks de tegenstrijdigheid van buitenlanders die overtuigd zijn van hun politieke correctheid en de hypocrisie van de superioriteit waarmee ze het land binnenkomen.

Artikel 15 van de Congolese grondwet is het enige wat nog opgeld doet: zoek het zelf maar uit, zie maar hoe je het redt, doe wat nodig is om te overleven. Hoe is Congo zo geworden? De redenen voor de mislukking verdringen zich. De koloniale tijd die maar niet wilde eindigen, de moord op Lumumba, de hebzucht van Mobutu, de Amerikanen, de Russen, de Fransen, de Ugandezen, de Rwandezen, de Chinezen. De hele wereld is schuldig en als iedereen schuldig is, verandert er niets. 

Tijdens een van die expedities vindt Plamedi een munt in een oud Congolees graf. In een afwisselend narratief waarin de tijd niet altijd chronologisch blijkt te lopen, volgen we  drie personages uit drie verschillende werelddelen voor wie de munt een verschillende betekenis heeft: Plamedi, Eva, een Nederlandse onderzoeker met een verwarrend stiefdochtercomplex en Xiao Wei, een Chinese winkelbediende die alleen maar van thuis kan dromen. Plamedi hoopt met de munt zijn reis naar Europa te bekostigen, waar hij films wil maken. Ook Xiao Wei, die tegen zijn zin door zijn familie naar Congo is gestuurd om te werken, wil met het geld dat de munt oplevert een vliegticket kopen: hij wil terug naar China om samen met zijn vriendin het leven voort te zetten waar hij altijd al van had gedroomd. Door middel van klare en selectieve maar doelgerichte taal toont Osinga de complexiteit van diens emoties:

Wacht Meilin nu op hem? Zo voelt het niet. Het voelt alsof hij degene is die wacht, die wacht tot hij weg kan uit Congo. Maar het is doelloos, eindeloos, vormeloos wachten. Wat definieert het einde van zijn wachten? Als zijn oom de vergunning verkoopt? Of is het wachten op het moment dat hij de moed verzameld heeft om tegen zijn oom in te gaan? Wachten op het moment dat hij eindelijk durft te zeggen wat hij zelf wil?

Met een vrij grote neokolonialistische tint komen de Belgische en Nederlandse autoriteiten ook achter de vondst, wat een groep academici, waaronder de Nederlandse Eva, ertoe aanzet om onder begeleiding van Plamedi af te reizen naar een afgelegen gebied in het Congolese regenwoud om de munt te onderzoeken. Waar Eva naar Congo meegaat om academische carrière te maken, wil de Gentse professor Koenraads de munt gebruiken om het Congolese volk ‘hun geschiedenis terug te geven’. Maar de Congolezen zitten niet te wachten op witte Belgen die meer interesse in ‘een ongrijpbaar verleden van duizend jaar terug’ hebben dan in het recente verleden ‘waarin zij de boeman zijn, waarin ze handen lieten afhakken.’ Munt stelt de motieven van de westerlingen in vraag en doet nadenken over hedendaagse vormen van kolonialisme:

Koenraads wil Congo zijn geschiedenis geven. De hand die geeft bevindt zich boven de hand die ontvangt. Het kolonialisme is nooit verdwenen. De Belgen zijn vertrokken en hebben de Congolezen aan hun lot overgelaten, maar ze hoeven maar uit het vliegtuig te stappen of ze doen nog steeds alsof ze de baas zijn. Nee, ze zijn nog steeds de baas. Ze komen een geschiedenis brengen. Ze vertellen het verhaal van de Congolezen, alsof die niet bestaan, alsof die er niet toe doen. […] Het gaat niet om de reconstructie van een eeuwenoud verleden, maar ze komen voor de creatie van een nieuw verhaal, een verhaal waarin ze nog steeds de witten zijn die Afrika komen helpen, waarin wie er in die grot begraven ligt belangrijker is dan wie er morgen sterft. Waarin zij de geschiedenis komen brengen aan een land dat geen geschiedenis heeft. Dit land heeft eerder te veel geschiedenis dan te weinig. Elke dag vindt er een honderdjarige oorlog plaats. Elke nacht een revolutie. Congo wil geen nieuw verleden, het wil een toekomst.

Het verlangen naar de belofte van het historische object laat de chaos stapsgewijs losbarsten, met alle gevolgen van dien. De paradoxale benadering van circulaire tijdsbeleving voegt een diepere laag toe aan het plot, maar kan ook verwarrend zijn: terwijl Osinga de illusie van oorzaak en gevolg aan de kaak stelt, presenteert hij het verhaal als een perfect lopend uurwerk. Het is op een gegeven moment onvermijdelijk om te zien hoe het verhaal op een einde afstevent dat natuurlijk precies in dit uurwerk valt; een conclusie die door het herhaaldelijke sentiment van circulaire tijd makkelijk te voorspellen valt. De vraag of dat problematisch is voor het verhaal is hier echter niet van toepassing. Het bevestigt namelijk precies de boodschap die Osinga in het hele boek met zijn tijdsthema blijft herhalen. De voorspelbaarheid en het gevoel van onontkoombaarheid van een slotsom in het verhaal is waarschijnlijk precies het effect waar hij op doelt.

De jury van de Boekenbon Literatuurprijs 2023 prees Munt als ‘complex, ingenieus bedacht en uitstekend geschreven: een geweldig boek’, en met de nominatie voor De Boon Literatuurprijs in 2024 bevestigt Osinga zijn vermogen om lezers uit te dagen en dieper na te denken over de menselijke ervaring en onze gedeelde geschiedenis. De diversiteit van de wisselende perspectieven in Munt is gedurfd en verfrissend, waarbij Osinga culturele verschillen slim en doordacht verkent. Het verhaal biedt hiermee zonder twijfel een kritische blik op neokoloniale ambities en de impact van westerse invloeden in Centraal-Afrika, zonder de wetenschappelijke invalshoek uit het oog te verliezen. Daarbij laat de auteur het oordeel, de plek waar de waarheid zich ook vaak bevindt, altijd in het midden.

Een recensie van Munt van Richard Osinga door Nikki van den Bogaard.

Wereldbibliotheek, 2023
ISBN 9789028453036

Geplaatst op 22/03/2024

Tags: Boekenbon, Congo, De Boon, postkolonialisme, Proza, Recensie, Richard Osinga, roman

Categorie: Proza, recensie

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.