Geschiedenis, Recensies

Communisten zijn net mensen

Mama las Marx

Communistische gezinnen in naoorlogs Nederland

Elke Weesjes

De geschiedenis van de Nederlandse communistische beweging schrijven, is als het afleggen van een zoektocht door een spiegelpaleis: het beeld wordt gevormd door de blik van de kijker. Aan wie stel je vragen als je wilt weten hoe de Communistische Partij van Nederland (CPN) dacht over zaken als abortus, onderwijs en zelfontplooiing? Pluist een historicus toespraken van partijmastodonten als Paul de Groot (1899-1986) of Henk Gortzak (1908-1989) uit, of moet die juist in gesprek gaan met leden in de lagere regionen? Zeggen deze invloedrijke stemmen in het openbaar eigenlijk hetzelfde als wat ze in hun privéleven verkondigen? Wat de kwestie nog delicater maakt, zijn de doorlopende spanningen binnen de CPN tijdens de Koude Oorlog: er zijn splitsingen, voormalige kameraden worden uitgemaakt voor verraders. En boven dit alles hangt de constante dreiging van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD), die de partij binnendringt, onrust stookt en leden wantrouwig en paranoia maakt.

De keuzes die een historicus maakt door het beantwoorden van sommige ogenschijnlijke simpele vragen – wie laat je aan het woord over welk onderwerp? – raken aan fundamentele vragen over representatie en meerstemmigheid in geschiedschrijving. En alleen al om de verbreding van het debat over het communistische verleden van Nederland is Mama las Marx. Communistische gezinnen in naoorlogs Nederland van historicus Elke Weesjes een waardevolle aanvulling. Aan de hand van interviews met zevenentwintig personen die (bijna) allemaal tijdens de Tweede Wereldoorlog of het decennium erna zijn opgegroeid in communistische gezinnen, weet zij een rijk en genuanceerd beeld te schetsen van de dagelijkse gang van zaken in deze families.

Ontluikende Koude Oorlog

Wat motiveert een auteur om een boek over een relatief kleine maatschappelijke groep te lezen, dan wel te schrijven? Hoewel vormen van Alltagsgeschichte an sich waardevol zijn, waren communisten de hoofdrolspelers in de korte ‘eeuw van uitersten’, ook in een land dat geassocieerd wordt met middelmaat. Weesjes schetst de grove lijnen van de wereldgeschiedenis waartegen de levensgeschiedenissen zich afspelen. Het was in Oost-Europa, tijdens een bloedige strijd met de communistische Sovjet-Unie van Stalin, waar Hitler de Tweede Wereldoorlog verloor. Daarnaast werden communisten door de nazi’s gehaat: nog voordat de Machtigingswet in 1933 door de Rijksdag was aangenomen, bevond het merendeel van de leiding van de Kommunistische Partei Deutschland zich in gevangenissen. De triomf op nazi-Duitsland straalde af op communistische groepen en partijen in heel Europa en Nederland was daarin geen uitzondering. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1946 werd de CPN de grootste partij in Amsterdam en bij de Tweede Kamerverkiezingen in hetzelfde jaar kreeg de partij meer dan een half miljoen stemmen, resulterend in tien procent van de zetels.

Met de ontluikende Koude Oorlog vielen de communisten echter voor een groot deel van het electoraat van hun voetstuk: de machtsovername van de communisten in Tsjechoslowakije in de zomer van 1948 zorgde ervoor dat in de hoofdstad de CPN-wethouders uit het college werden gezet en vanaf 1951 werd het ambtenarenverbod weer ingevoerd. Waar deze wetgeving voor de Tweede Wereldoorlog was bedoeld om de rangen te sluiten voor leden van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), kwamen na de oorlog de communisten in het vizier van het staatsapparaat. En niet alleen de leden van de CPN mochten niet meer voor de overheid werken, ook leden van aan de partij verbonden clubs, zoals jeugd- en vrouwenbewegingen, konden een baan als ambtenaar op hun buik schrijven.

Aan dit rijtje sleutelmomenten had Weesjes ook nog de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949) kunnen toevoegen: de CPN stond namelijk bijna alleen in haar steun voor dekolonisatie en onder de dienstweigeraars bevonden zich veel communisten. De strijd tussen de heersende partijen in Nederland beleefde haar ‘warmste’ moment tijdens de Koude Oorlog met de Hongaarse opstand in najaar 1956. Met haar veiligheidsapparaat, maar ook met het maatschappelijke middelveld probeerden de anticommunistische groepen de CPN zo veel mogelijk onder druk te zetten. De partij bleef trouw achter Nikita Chroesjtsjov (1894-1971) aanlopen, terwijl de leider van de Sovjet-Unie met tanks de eisen voor betere werk- en leefomstandigheden in het Midden-Europese land de kop indrukte, met twintigduizend doden tot gevolg. Woedende meutes belegerden Felix Merites, het hoofdkantoor van de CPN aan de Amsterdamse Keizersgracht, en lokale redacties van partijkrant De Waarheid. De morele verontwaardiging van de communisten, die vaak hun mond vol hadden van solidariteit en onderdrukking in de wereld, bleek selectief. Stenen vlogen door de lucht en de politie deed weinig moeite om de anticommunistische dreiging en het bijbehorende straatgeweld te sussen. ‘Ik was samen met nog dertig anderen zondagsmorgens aanwezig’, herinnert Jacob, een van de geïnterviewden, zich de gebeurtenissen van november 1956, ‘Men kon mij zo goed, en ik kwam uit een goed nest, dus ik werd gevraagd of ik daar de boel wilde verdedigen.’ De Hongaarse Opstand had een blijvende indruk achtergelaten op de jonge communisten.

Interviews

Hoe was het om als kind op te groeien in een gezin waarin de ouders, familie en vrienden in de ogen van grote delen van de maatschappij binnen een decennium transformeerden van helden van de bevrijding tot meelopers van een autoritair regime en een vijfde colonne? Weesjes geeft gedegen weer hoe de ervaring van de Tweede Wereldoorlog een grote invloed had op communistische gezinnen. Aan de hand van persoonlijke herinneringen weet ze de pijn van de oorlog over te brengen. Geïnterviewde Sandra vertelt bijvoorbeeld:

Mijn moeder kwam met een enorm verdriet uit de oorlog. Ze wist wel dat haar man was doodgeschoten, maar het uiteindelijke bewijs daarvoor kreeg ze pas in 1947.

Weesjes laat vervolgens zien hoe de ontluikende Koude Oorlog vervolgens tot nog meer emotionele en psychologische schade leidde. Daarbij was er ook discrepantie tussen wat de CPN-leiding publiekelijk verkondigde en de trauma’s die binnenskamers door leden werden gedeeld, aldus Weesjes:

Communistische verzetsstrijders waren dan ook geen oorlogsslachtoffers, was het officiële standpunt van de partij. Zij waren dapper en hadden een ideologie die hen hielp overleven.

De geïnterviewden vertellen dat dit valse schijn was, opgehouden voor een publiek dat in de periode 1945-1960 weinig interesse toonde in de ervaringen van groepen die tijdens de Tweede Wereldoorlog het hardst waren vervolgd, zoals Joden, Roma en Sinti, maar ook communisten.

Weesjes beschrijft verhalen van depressies en zelfmoord. Ze vertelt hoe oorlogsslachtoffers paranoïde werden en wat de effecten van deze trauma’s waren op de opvoeding van hun kinderen. Ook gaat ze in op de invloed van dit psychologische leed op de CPN, bijvoorbeeld wanneer ze Marieke, geboren in 1945, citeert, wier ouders en grootouders in het verzet zaten:

De oorlog heeft zoveel mensen kapot gemaakt, maar dat was wel het kader dat weer verder moest. Eigenlijk konden ze niet meer. Dat kader heeft een CPN gemaakt waar iedereen hartstikke gefrustreerd was. De ene was nog gekker dan de andere, dat zie je wel aan Paul de Groot. Ze hadden allemaal nachtmerries. Ze zaten allemaal bij de Stichting 1940-1945 toen ze vijftig, zestig waren. Ze hadden hulp nodig, psychische hulp.

Naast de oorlogservaring beschrijft Weesjes in afzonderlijke hoofdstukken de positie van de vrouw, opvoeding en vrije tijd, seksualiteit, alledaagse relaties op school en de werkvloer, en communistische jeugdorganisaties. Met haar uitgebreide kennis van de naoorlogse communistische beweging en anekdotes uit de interviews schaaft ze het dominante beeld van deze wereld bij. Zo liepen veel communisten niet klakkeloos achter de partijleiding aan en dient het beeld van een volgzame en homogene massa nuancering. De discussie over abortus en seksualiteit is daarvan een goed voorbeeld. Tot aan de Tweede Wereldoorlog streden Tweede Kamerleden van de CPN voor legalisering van abortus en voorbehoedsmiddelen, maar na de oorlog volgde de partijleiding de koers van de Sovjet-Unie, waardoor de onderwerpen van 1945-1960 van de officiële agenda van de partij verdwenen. Achter de voordeur moesten veel communisten niets hebben van deze taboeïsering, concludeert Weesje:

In de privésfeer bleven de Nederlandse communisten echter fervente voorstanders van seksuele hervorming, en gaven ze hun opvattingen over seks en seksuele bevrediging, voorbehoedsmiddelen en abortus door aan hun kinderen.

Naast het idee van interne controle verdient ook het stereotype van de communistische afzondering enige bijstelling. Te lang blijft het beeld rondspoken van een sektarische gemeenschap die zich afsloot voor de rest van de maatschappij, die naar binnen gekeerd was en die het niet lukte om met mensen met andere ideologische overtuigingen betekenisvolle relaties op te bouwen. Wie enkel naar het geringe aantal communisten in Nederland kijkt – op het hoogtepunt direct naar de Tweede Wereldoorlog had de partij 50.000 leden, maar dit aantal kelderde al binnen vijf jaar naar om en nabij de 15.000 – kan niet anders dan concluderen dat een leven in een communistische ‘bubbel’ voor weinigen was weggelegd. Enkel in arbeidersbuurten in de Randstad, zoals de Indische buurt in Amsterdam, de Rode Zaanstreek, of in Oost-Groningen, woonden genoeg leden bij elkaar om andersdenkenden uit het leven te weren – als dit praktisch al gebeurde.

Debat

Een van de belangrijkste verkondigers van de isolatiemythe is socioloog Jolande Withuis, die in Raadselvader. Kind in de Koude Oorlog (2018) haar geschiedenis over opgroeien als dochter van partijman Berry Withuis (1920-2009) tot dé geschiedenis van iedere communistische familie maakt. Weesjes debatteert op gedegen wijze met Withuis, waarbij ze soms de stellingen van de socioloog onderschrijft en op andere punten kritisch weerlegt. Withuis dicht in haar proefschrift Opoffering en heroïek. De mentale wereld van een communistische vrouwenorganisatie in naoorlogs Nederland 1946-1976 (1990) communisten een status aparte toe, die werd versterkt

doordat in deze wereld waarin politiek de belangrijkste dimensie van het leven was, ook anderen alleen op hun politieke opvattingen werden bekeken. Dat verbrak familiebanden en maakte vriendschap met bijvoorbeeld de buren veelal onmogelijk, een positie die vooral voor huisvrouwen isolement betekende.

Een te stellige voorstelling van zaken, vindt Weesjes:

Zonder deze beschrijving van de communistische beweging als een gesloten gemeenschap in haar geheel te verwerpen, is het duidelijk dat de ouders van de mensen die ik interviewde, zelfs als ze dat hadden gewild, hun leven niet in isolement konden doorbrengen. Zij maakten weliswaar deel uit van de communistische gemeenschap, maar dat betekende niet dat niet-communistische familieleden, vrienden en buren werden gemeden.

En Withuis presenteert zelf anekdotisch bewijs voor de analyse van Weesjes: haar vader was bevriend geweest met de journalist Alexander Münninghoff, die afkomstig was van Baltische adel en wiens vader bij de SS had gezeten.

Enig zendelingengedrag was communisten niet vreemd, maar de vraag is of zij daarin uniek waren. Het antwoord daarop is simpel: nee. Zo vaardigden de Nederlandse bisschoppen in 1954 – een eeuw na het herstel van de bisschoppelijke structuur – een mandaat uit, getiteld De katholiek in het openbare leven van deze tijd, waarin aan alle katholieken werd duidelijk gemaakt dat lidmaatschap van een socialistische organisatie zoals de VARA of het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) werd bestraft met onthouding van sacramenten. Waar communisten dreigden met sociaal isolement tijdens het aardse leven, duurde voor katholieken eeuwig branden in de hel nog altijd langer. En de bedelacties van de Partij tijdens verjaardagen die Withuis in Raadselvader beschrijft? Binnen bepaalde parochies is het ook in de eenentwintigste eeuw een gewoonte om geen felicitaties naar de jarige te sturen, maar een lege envelop met het retouradres van de kerk erop, opdat de Moederkerk er ook financieel beter van wordt. Wie het alledaagse leven in communistische gezinnen in de decennia na de Tweede Wereldoorlog vergelijkt met dat in, bijvoorbeeld, confessionele families zal ook veel overeenkomsten zien

Weesjes schetst niet enkel een beeld van hoe het voor kinderen was om op te groeien in een communistisch milieu, ze draagt ook bij aan geschiedschrijving over de herinneringen aan deze tijd. De interviews zijn afgenomen in verschillende rondes, waarbij er bijna twee decennia tussen de twee rondes verstreken. Het verloop van de tijd, vooral als dat gepaard ging met het overlijden van ouders, zorgde voor verandering in de manier waarop de geïnterviewden terugkeken op hun opvoeding en jeugd. De interviews zijn daarmee een mooie en nuttige aanvulling op papieren bronnen. Ze bieden ruimte voor de perspectieven van alledaagse mensen  die lang ondergesneeuwd waren in de geschiedschrijving. Daarbij laten de herinneringen zien dat de maatschappelijke context ertoe doet: begrippen als goed en fout tijdens de Koude Oorlog zijn onderhevig aan debat. En hoe terug wordt gekeken op het verleden wordt gevormd door de tijd waarin men leeft.

Recentelijk zijn persoonsdossiers die zijn aangelegd door de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) overgedragen aan het Nationaal Archief in Den Haag. Meer dan 70.000 dossiers – bij elkaar opgeteld meer dan 500 meter – zijn hiermee toegankelijk gemaakt, waarin wordt beschreven hoe de BVD mensen volgde van wie de dienst dacht dat ze een gevaar voor de staat waren. Dit zijn unieke bronnen, waar al enkele opzienbarende publicaties uit zijn voortgekomen. Het blijkt dat de BVD over veel CPN-leden een dossier aanlegde: sommige zijn dun, andere beslaan honderden of zelfs duizenden pagina’s. Hierin staan de meest persoonlijke details, bijvoorbeeld over affaires, seksuele geaardheid, ziektes, psychiatrische klachten, drankgebruik tot aan mislukte zelfmoordpogingen aan toe. Ook linkse schrijvers konden op interesse van de veiligheidsdienst rekenen. De argwaan en paranoia onder communisten waar Weesjes over schrijft, blijken meer feitelijke grond te hebben dan lang voor waar werd aangenomen. Hier is het laatste woord nog niet over geschreven.

 

Een recensie van Teun Dominicus over Mama las Marx. Communistische gezinnen in naoorlogs Nederland door Elke Weesjes.

Mazirel Pers, Zutphen, 2023
ISBN 9789462499140
294p.

Geplaatst op 12/01/2024

Tags: Marxisme

Categorie: Geschiedenis, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.