Hoe schrijf je oorlog? Trilogie van de oorlog is het antwoord van de Galicische schrijver Agustín Fernández Mallo. Weinig eraan ligt voor de hand.
Mallo, geboren in La Coruña in 1967, werkt als natuurkundige, gespecialiseerd in medische toepassingen van radioactieve straling, en is dichter, essayist en romancier. Vroeg in zijn literaire loopbaan legde hij een theoretisch fundament voor zijn ‘postpoëzie’. In zijn latere pamflet hierover uit 2009, Postpoesía, pleit hij voor een nadrukkelijk postmoderne poëzie, een die zich openstelt voor de wereld, in uitwisseling met alle andere culturele en kennisdomeinen, en die vormen ontplooit op de manier waarop de hedendaagse natuurwetenschappen modellen opstellen voor complexe systemen. Enkele jaren na zijn eerste postpoëtische teksten publiceerde hij zijn Nocilla-trilogie (2006-2009), een poging om deze poëticale principes ook in het narratieve proza toe te passen. Het zijn romans in een innovatieve vorm, die in Spanje veel weerklank vond en zelfs de naam gaf aan een generatie schrijvers: Generación Nocilla (ook wel bekend als ‘Afterpop’). Nocilla is een Spaanse variant op Nutella; de naam kwam in de titel van de boeken terecht omdat Mallo, toen hij begon met schrijven, toevallig net een liedje had beluisterd van de band Siniestro Total, waarvan de tekst uit de slogan Nocilla ¡qué merendilla! bestaat, en zo kwam dus de belangrijkste vernieuwende stroming van de Spaanse letteren van deze eeuw te heten naar een chocopasta. De cyclus werd in 2021 door Koppernik uitgegeven in de vertaling van Adri Boon, die bekroond werd met de Europese Literatuurprijs 2022. En nu ligt er een vervolg: de vertaling, opnieuw van Boon, van de Trilogía de la guerra (2018), een ambitieuze romancyclus over oorlog. Tenminste, dat is wat de titel suggereert.
Mallo’s werk kwam onder mijn aandacht vanwege de wetenschappelijke kant ervan, zoals de vele natuurkundige terzijdes in Nocilla en zijn poëtica van de complexe modellen. Wat me echter nog meer interesseerde, toen me werd voorgesteld om deze Trilogie van de oorlog te bespreken, waren enkele opmerkingen in interviews. Mallo, zo leerde ik, organiseert zijn teksten – romans, gedichten of essays – graag als netwerken. Maar bij het schrijven van dit boek zag hij zich geconfronteerd met een nieuwe vraag: hoe kon hij met zijn aanpak ruimte maken voor de oorlog en voor de doden van een oorlog? Zelf auteur zijnde van een essayboek met de titel Netwerk in eclips (2016), dat gaat over netwerkpoëtica’s en vooral ook over dat waaraan een netwerk niet kan raken, dat wat onzichtbaar moet blijven voor het alomvattende netwerk, was ik natuurlijk meteen geïnteresseerd. Prikkelend vond ik met name Mallo’s gedachte uit een interview dat de doden nooit helemaal dood zijn en dat de levenden met de doden samen een groot sociaal netwerk vormen. Oorlog en dood dus niet als haperingen, maar als onderdelen van het grote netwerk. Kan dat?
Laat ik dit iets verder uitwerken, want het gaat om het motiverende probleem van dit hele project. In Postpoesía toonde Mallo zich niet alleen een auteur met een postmodern historisch bewustzijn onder verwijzing naar Lyotards ‘einde van alle grote verhalen’, maar ook een echte Deleuziaanse immanentist. Hij pleit namelijk voor een rizomatische poëzie, oftewel een die, in tegenstelling tot de ingekeerde ‘orthodoxe’ poëzie die hij de Spaanse literatuur van het begin van de eeuw ziet domineren, zich opstelt als een open netwerk dat verbindingen aangaat met de buitenwereld. De verbindingen en uitwisselingen tussen wat literair is en wat niet worden nooit geformaliseerd, en daarmee kan ook alles deel worden van de literatuur – van liedjes tot wetenschappelijke formules en, waarom ook niet, de grote literaire traditie zelf. In zekere zin wordt daarmee het onderwerp van de literatuur alles, al is het een ‘alles’ zonder afgesloten volledigheid. Mallo kan bij het volgen van een literaire intuïtie al wat hij tegenkomt en wat hem prikkelt inmonteren, en de beelden en metaforen die hij gebruikt krijgen nooit de status van centrale verklarende zwaartepunten. Liever heeft hij het over strange attractors, dynamische processen die het lezen en het denken in een onvoorspelbare beweging brengen.
Dat potentieel alomvattende karakter kenmerkt ook zijn literaire constructies. Nocilla dream en Nocilla experience, de eerste twee delen van de eerdere trilogie, zijn opgebouwd als steeds verder vertakkende netwerken. Elk hoofdstuk of elk tweede hoofdstuk introduceert een nieuw personage of een nieuw verhaal, speelt zich op een ander continent af, brengt nieuwe motieven in, die al dan niet verbonden zijn met eerdere passages via terugkerende beelden (zoals de boom in de woestijn waar tal van paren schoenen in hangen in Nocilla dream). Aldus voortwoekerend was er niks waar de boeken niet over zouden kunnen gaan. En zo wist Mallo in deze aantrekkelijk geschreven boeken in een hoog tempo een veelzijdige werelddynamiek te schetsen.
Maar oorlog slaat gaten, verwoest levens, snijdt verhalen af. Oorlog is verbonden met afwezigheid, met randervaringen, met precies dat waaraan ‘alles’ niet kan raken. Hoe gaat een open netwerk dat zich normaal gesproken voedt met wél bestaande zaken dit gat schetsen? Mallo’s aanpak lijkt hier op grenzen te stuiten – grenzen die zijn aanpak in het geheel niet zou moeten hebben.
Doorgegeven verhalen
De oorlog als een probleem van het netwerk. De aanleiding voor dit project ensceneert dit idee duidelijk. Het gaat om een daadwerkelijke gebeurtenis, die ook de opening van het boek vormt. Mallo werd uitgenodigd om deel te nemen aan een congres over ‘Net Thinking’, dat zou plaatsvinden op een eiland nabij de Galicische stad Vigo, zonder fysiek aanwezig publiek, maar wel met een wereldwijd online publiek. Het eiland was San Simón, waar ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog een concentratiekamp was gevestigd waarin de nationalisten hun politieke tegenstanders opsloten onder horroromstandigheden. Mallo (en met hem de schrijver die hoofdpersoon is van het eerste boek) herinnerde zich nog een fotoboek te hebben uit 1995, getiteld Aillados, Galicisch voor ‘geïsoleerden’, met foto’s die op het eiland waren genomen. De mensen op die foto’s zijn inmiddels dood en vergeten, zoals ook in Spanje de herinnering aan die hele oorlog nogal moeilijk ligt.
Met andere woorden, bij een netwerkevenement bij uitstek stuit Mallo op iets dat wezenlijk buiten elk netwerk ligt: de verdwijning van het vlees, zoals Mallo het noemt. Dit schept onrust en brengt Mallo tot een onmogelijke onderneming, die ik zou omschrijven als de poging om die afwezigheid in het netwerk onder te brengen. Mallo doet dit door te proberen via allerlei technieken de rand van de bestaande wereld te vinden, op zoek te gaan naar waar het bestaande en het niet bestaande, of niet meer bestaande elkaar raken. Een onmogelijk grensonderzoek. Dit begint met een project om de plekken van de oude foto’s terug te vinden op het huidige eiland, en daar nieuwe foto’s te maken van dezelfde uitzichten. Naast elkaar leggen die foto’s netwerk-nu en verdwenen-vlees-verleden direct over elkaar heen.
Van hieruit ontspint zich Mallo’s romantrilogie, die uitgroeit tot een overrompelende maalstroom van verhalen, dromen, herinneringen, personages, anekdotes en vertellers, moeiteloos over de planeet en door de tijd heen en weer schietend, verbonden via tal van curieuze motieven en terugkerende beelden. Bekend postpoëtisch terrein dus. Een verschil met Nocilla is dat de verbanden hier stromen: de vertellingen in het netwerk gaan in elkaar over; personages treden op in de verhalen van andere personages, of in gesprekken die alle kanten op gaan. Gedachten en opmerkingen volgen elkaar snel op en vormen de aanleiding tot essayistische passages, die net zo vaak ergens blijven hangen omdat een ander verhaal weer verder moet. Dit levert een zonder meer aansprekend, bijzonder goed geschreven en uitstekend vertaald, opwindend boek op, dat niet bang is om hier en daar aardig op hol te slaan. Een betrekkelijk willekeurig gekozen passage uit het begin van het boek illustreert de techniek. We zitten aan tafel tijdens de conferentie, onder het eten wordt lustig geconverseerd:
Daarna vertelde Javier over het weeshuis dat in de jaren vijftig op het eiland bestond. Dit alles bracht ons tot de conclusie dat alleen de slechte dingen worden opgenomen in de annalen van de geschiedenis. In feite maken we alleen wetgeving voor wat we als kwalijk beschouwen; geen mens komt op het idee om wetten te maken omtrent goedheid en geluk. Je zou kunnen zeggen dat aan het kwaad een prestige kleeft dat het goede ontbeert. Die logica volgend is het goede, zonder dat iemand het vastlegt of tegenhoudt, een soort echo die zich voortplant tot aan de rand van het bekende, en die expansie kent, net als de uitdijing van het heelal, geen grenzen. En dit alles heeft een tweede gevolg: praten over het goede is ijdel; praten over het goede is van geen enkel belang, wat op deze manier tot de onzichtbaarheid ervan leidt. Juist daarom is, anders dan wat men in het algemeen gelooft, praten over het goede iets revolutionairs. We waren zo verdiept in die bespiegelingen dat we niet konden zeggen op welk moment de kelner de borden van het nagerecht had weggehaald en de koffiekopjes had neergezet.
Natuurlijk bevat zo’n passage van over elkaar buitelende, nauwelijks voltooide ideeën al een paar kernmotieven – de uitdijing van het heelal bijvoorbeeld komt elders ook steeds terug. Punt is dat anders dan in Nocilla, waar het netwerk vooral bestond uit punten als losse webpagina’s die de lezer mocht gaan verbinden, het netwerk hier bestaat uit gesprekken en verhalen die worden doorgegeven. Zulk doorgeven is een van de belangrijkste bewegingen in de trilogie: Mallo ziet geschiedenis vooral als een materieel doorgeven, van verhalen natuurlijk, maar ook van moedermelk, geld, vuur… en zo is dit een cyclus van onophoudelijk in elkaar doorlopende narratieve stromen in meerdere lagen.
Het gaat soms ver. Het tweede boek eindigt met een verhaal over een jong gezinnetje dat langs een gigantische vliegtuigtaxibaan woont in een verwoestijnd toekomstig Spanje waar bijna alle bewoners zijn geëvacueerd; het gezin leeft van wat de verlaten supermarkten te bieden hebben. Dit verhaal wordt verteld – sorry, hier komt een reeksje spoilers – door de overleden moeder van de hoofdpersoon van het tweede boek, die communiceert door middel van het combineren van letters op fragmenten van een röntgenfoto; elke keer als de hoofdpersoon een sigaret opsteekt verliest hij het bewustzijn, dan veranderen de fragmenten van plaats, en als hij bijkomt gaat het verhaal verder. Die fotofragmenten waren trouwens even daarvoor langs een snelweg uitgekotst door George H.W. Bush. Dit alles in een flashback van dit personage, Kurt Montana, de vierde astronaut op de Apollo-11 missie, die niemand kent omdat hij op geen enkele foto staat, want hij nam alle foto’s. Montana is daarnaast een alcoholistische Vietnamveteraan, die daar gruwelijke misdaden begaan heeft; zoals in boek drie zal blijken, is hij bovendien de hoofdpersoon van een verhaal van de hoofdpersoon van het eerste boek. En zo vouwt zich in de loop van het vertellen laag over laag over laag.
Geologie met andere middelen
Geheel terecht komt nu bij u de vraag op: ja, goed, maar wat heeft dit met oorlog te maken? Dat is niet zo makkelijk te zeggen. Natuurlijk, overal in de verhalen zijn sporen van vele oorlogen. Vietnam, Spaanse Burgeroorlog – de kotsende Bush is ook geen toevallige keuze natuurlijk. Alle personages leven na een oorlog, zijn erfgenamen van een oorlog, en oorlogen zetten steeds op de achtergrond wel ergens een verhaal in beweging. Dat zegt echter op zich nog niet veel over oorlog, behalve dat oorlog heel algemeen is.
Mallo wil, denk ik, ook niet zo direct over oorlog spreken, en zeker niet over deze of gene oorlog. Zijn techniek is eerder topologisch: de netwerken die ontstaan als al zijn motieven en verhalen ineengrijpen, vormen zoiets als een narratief oppervlak, en dat oppervlak heeft een zekere topologische structuur. Het onderwerp ‘oorlog’ bepaalt dan de specifieke eigenschappen van die structuur. Zo zitten er op cruciale punten in het verhaal grote gaten. Zekere traumatiserende ervaringen, ervaringen van een teveel waar het brein niet mee kan omgaan, waaronder oorlogservaringen, leiden tot personages die hele delen van hun leven kwijt zijn, wat ook de verteller van het eerste boek zelf meermalen overkomt (en wat Mallo, typerend, later in verband brengt met de instorting van Nietzsche in Turijn, want waarom ook niet).
Mallo’s project kun je opvatten als de poging om de gaten die oorlogen in de continuïteit veroorzaken in kaart te brengen – misschien zoals, om het met een beeld te zeggen dat Mallo had kunnen gebruiken, kosmologen nu onderzoek doen naar de vraag of het universum de topologie heeft van een vlak, of misschien een meerdimensionale donut, of een andere structuur die zich onmerkbaar rond gaten schikt. De gaten in het verhaal zijn generatief voor de continuïteit ervan. Zoals het verdwenen verleden ook voortbestaat, om te beginnen in de grond. Een aantal keer staat Mallo stil bij in de grond begraven botten. Hij kent ook de grond van een plek zelf vaak een vormgevende kracht toe, waarmee het verdwenen verleden zich doorgeeft. De schrijver op de conferentie stelt zich bijvoorbeeld voor dat hij alle conferentiegangers zou willen vernietigen, niet uit een persoonlijke haat, maar omdat de materiële logica van de plek zelf – de grond, in feite, waarin zoveel kwaadaardige geschiedenis is opgenomen – hem tot dat verlangen brengt. Begraven botten ook op de stranden van Normandië, waar de partner van de schrijver, verteller van het derde boek, een pelgrimage onderneemt. Eigenlijk kennen alleen de doden van Normandië het werkelijke verhaal van de landing, zo suggereert ze, maar hun verhaal wordt steeds opnieuw vervangen door dat van de overlevenden, die elke generatie weer andere vervangende verhalen vertellen. Dat vervangen is zo ook een vorm van ‘doorgeven’ rondom een oorspronkelijke afwezigheid, een door het gat gegenereerde continuïteit. Anderzijds geven de botten zelf zich ook door, bijvoorbeeld als ze worden hergebruikt, wat terugkomt in het motief van ‘bone china’ porselein; keramiek met vermalen beenderen erin.
Op deze manier poogt Mallo de afwezigheden van de oorlog een plaats binnen het materiële netwerk van nu te geven. Alsof oorlog voor Mallo zoiets is als de voortzetting, niet van de politiek, maar van de geologie met andere middelen. Dit is fascinerend; hij bouwt er een spectaculaire roman uit op. Maar het bevredigt niet helemaal. En dat heeft met die politiek te maken. Je komt er eigenlijk nooit achter waarom al die oorlogen gevoerd zijn. Mallo’s globale, systeemtheoretische benadering vermijdt met succes het schrijven van oorlog als voltooide geschiedschrijving, of als schakeltje binnen een of ander ‘groot verhaal’ over politiek, maar zijn manier van abstraheren neigt ertoe de historische specificiteit van oorlog te veronachtzamen.
Om een voorbeeld te geven: de Spaanse Burgeroorlog wordt vooral vertegenwoordigd door twee mensen, een cipier op het eiland en een gevangene, die een hechte vriendschap (mogelijk liefde) ontwikkelen rondom enkele gedichten van Lorca (want van wie anders). Dit leidt tot een complex verhaal dat zich ontspint in de loop van het eerste boek, waarin de voormalige cipier, nadat het tweetal eenmaal is ontkomen naar Amerika, zich uiteindelijk in New York voor de gevangene gaat uitgeven. Een intrigerend verhaal dat een vreemde symmetrie creëert tussen de personages, maar het vertelt ons bijzonder weinig over de inzet van de Spaanse Burgeroorlog. Nu kunnen wij, lezers, daar natuurlijk genoeg andere boeken over lezen, en natuurlijk hoef ik niet van een romanschrijver te horen dat fascisme heel erg was. Wat me vreemd voorkomt is eerder dat er met die politieke achtergrond ook simpelweg veel narratieve textuur verdwijnt. Natuurlijk, oorlog als materieel natuurverschijnsel is zeker interessant, maar het is vreemd dat een complete dimensie van complexiteit in Mallo’s netwerk vrijwel geen plaats krijgt.
Overslagplaatsen van betekenis
Mallo abstraheert zijn oorlogen. Dit is ook de cruciale voorwaarde waaronder hij ze als afwezigheid in zijn netwerken kan opnemen. Oorlog als sociaal netwerk:
Kurt, alle mensen, hoe ver we ook van elkaar wonen en al kennen we elkaar helemaal niet, zijn door een of andere oorlog verbonden, de zes handdrukken die een paar jaar geleden door een socioloog werden ontdekt – ieder persoon is zes handdrukken verwijderd van willekeurig welk ander persoon op aarde – worden teruggebracht tot vier als we beseffen dat er altijd wel een oorlog is die je verbindt met willekeurig welk ander persoon.
Dit vereist het aanbrengen in het netwerk van een knooppunt dat ‘oorlog’ heet en dat zich symmetrisch tot al die personen verhoudt. Maar oorlog is nou juist historisch omdat een oorlog altijd personen, groepen en lichamen differentieert. Al is er nog zoveel verknoping, jouw oorlog is juist niet de mijne (en al helemaal niet als jij mij de hersens inslaat omdat, laten we zeggen, ik misschien wel naar de grond terug zou willen waarvan jouw voorouders de mijne hebben verdreven). Dit was ook wat de Pruisische generaal Von Clausewitz met zijn beroemde uitspraak bedoelde: als voortzetting van de politiek met andere middelen is elke oorlog historisch volstrekt singulier. Over zulke singulariteit heeft Mallo vaak niet veel te zeggen. Daardoor blijft dit briljante boek toch ook iets houden van een virtuoze constructie met veilige inzet.
Zijn oorlogen zijn grote, abstracte tekens. De gaten die ze aanduiden, zijn ook de leegtes van de vele abstracte symbolen, waarvan Mallo zich gretig bedient als knooppunten in zijn netwerken. Ook dat gebeurt soms wel heel nadrukkelijk. Overal zijn opvallende terugkerende gegevens. Er is bijvoorbeeld iets met koekjes in de vorm van een zwangere hond en er is iets met dure shirts waarop iemand dan ‘The crime of the century’ kalkt. Die gegevens komen in meerdere verhalen terug, wat een wereld vol mysterieuze verbanden oproept. Tenminste, dat neem ik aan; ik moet bekennen dat het voor mij vaak niet werkt, dat ik op zulke momenten eerder een schrijver ervaar die hard bezig is een interessante complexe vorm aaneen te knopen en het wereldraadsel te vergroten; maar mijn leeswereld wordt dan juist kleiner. Anderzijds duiden dat soort nadrukkelijke lege symbolen misschien ook de gaten in de continuïteit van de wereld het beste aan.
Het zijn natuurlijk ook zuivere knooppunten, overslagplaatsen waar betekenissen uit de verschillende vertellagen doorgevoerd wordt. Een narratieve handelscirculatie. Niet toevallig is Mallo gefascineerd door geld, abstractie bij uitstek, dat wordt doorgegeven, net als vuur. Bij een pinautomaat stelt de verteller zich voor dat de klant om vuur vraagt en de automaat ‘Neem het vuur’ zegt. Dit vuur staat dan weer in verband met grote branden die onophoudelijk door Afrika trekken en te zien zijn vanuit de ruimte. In een van de fantastische zijpaden stelt de vrouw in het derde boek zich voor dat dit vuur gestart zou zijn toen de verdwenen ontdekkingsreiziger Livingstone werd gevonden door de journalist Stanley, een iconische gebeurtenis ten tijde van de opmaat voor de neokoloniale ‘scramble for Africa’ uit de late negentiende eeuw.
Geld is een sterke verbinder omdat het abstraheert, en dat geeft het ook zijn wereldwijde bereik. Mallo’s zeer grote en opwindende wereld is er een van abstracte circulatie. Heel af en toe lijkt het boek iets te vermoeden van een grens, iets dat dit systeem transcendeert. De randervaring van de oorlog is natuurlijk de grote metafoor van het boek hiervoor, maar soms zijn er ook de sporen van een ander soort economie, die als generatieve afwezigheid, als onzichtbare gaten in de netwerktextuur van die grote wereld voortbestaat. De hoofdpersoon van het derde boek mijmert: ‘[M]en heeft het er nooit over dat die miljoenen mensen die onze economie mogelijk maken hun eigen economie hebben en bijgevolg hun eigen cultuur en hun eigen geschiedenis. Er is geen geld dat niet een bijzondere en onoverdraagbare vorm van religie en leven teweegbrengt.’
Het isolement
Ik ben me gaan afvragen of dit boek wel over oorlog gaat. Het behandelt ‘de’ oorlog te abstract om in een oorlog geïnteresseerd te zijn; en oorlog is altijd ‘een’ oorlog. Ik vermoed dat Mallo het motief oorlog eerder gebruikt als manier om tot zijn eigenlijke onderwerp te komen. Het ‘onoverdraagbare’ uit de geciteerde passage zou daar een naam voor kunnen zijn. De plek in het netwerk die zich juist aan alle circulatie onttrekt; dat wat er in het netwerk is waar het netwerk geen greep op heeft.
Misschien wil Mallo het eigenlijk hebben over de titel van het fotoboek waar het hele project mee begon. Aillados – geïsoleerden. Mallo laat graag zien hoe isolatie en de extremiteit van de grenservaring juist nodig zijn om meer waarachtige netwerken op te bouwen. ‘Ik heb gezien hoe de grootste geesten van mijn generatie door Facebook vernietigd werden’, parafraseert de schrijver op het congres de bekende openingsregel van het gedicht ‘Howl’ (1956) van Allen Ginsberg. Ongemak over sociale media beheerst de hele congresscène en doortrekt het hele boek; de sociale media zijn valse netwerken, terwijl juist het isolement het onderzoek toestaat naar de werelden die verdwenen zijn – van waaruit de rijkere netwerken in het boek worden opgetrokken.
De paar verwijzingen naar de politieke geschiedenis van de ontstaanstijd van het boek – Donald Trump wordt genoemd, de Brexit komt meermaals langs – zijn dan ook gebeurtenissen waarbij internetnetwerken een fundamentele rol hebben gespeeld, maar die juist een politiek hebben bevorderd van het verharden van identiteit en het aanscherpen van grenzen. Mallo’s rizomen moeten daar natuurlijk niets van hebben.
Helemaal aan het eind komt de vrouw aan op Juno Beach. Ditmaal landen er geen geallieerde soldaten om Europa te bevrijden, maar vluchtelingen die het Kanaal hadden willen oversteken, wat niet ging in hun lekke boot. Ook haar pelgrimage was stukgelopen, en ze besluit zo goed en zo kwaad als het gaat te helpen. Ze deelt haar voedsel; de groep gaat op zoek naar een onderkomen voor de nacht. Maar dan komen ze terug: kunnen ze ook haar telefoon lenen, om kennissen te bellen en familie gerust te stellen? En zij staat haar plaats in de sociale netwerken af, aan de mensen die, willens nillens, een andere politieke wereld vertegenwoordigen, een waarin het overleven het slechten van grenzen vereist; en met een persoon uit de groep, die hoopt dat een vriend nog zal aanspoelen, blijft ze alleen op het strand.
Zo eindigt dit ambitieuze boek over de verbondenheid van alles met een zeer bescheiden, maar ook zeer reële daad van humanistische politiek. Niet oorlog is de ware kern van het boek; oorlogen blijven in hun singuliere sublimiteit afwezig. Waar het om gaat, is de weg van de valse netwerken, die alleen maar bestaande verhalen en identiteiten bevestigen, naar meer werkelijke – het maken van contact met een wereld die (nog) niet (meer) is.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.