Poëzie, Recensies

Verbinden, losrukken, plooien

Plooi

Babeth Fonchie Fotchind

‘Het idee dat poëzie ontoegankelijk en oubollig is, is niet meer van deze tijd. Poëzie is sexy.’ Dit citaat, afkomstig uit een interview met Vogue, is veelzeggend voor het dichterschap van Babeth Fonchie Fotchind. De dichter en jurist, geboren in 1993 te Yaoundé (Kameroen), manifesteert zich uitdrukkelijk als een eigentijdse dichter. Ze laveert tussen high- en lowbrow werelden: naast sporters, actrices en ondernemers werd ze genomineerd voor Harper’s Bazaar Woman of the Year 2022, verschenen haar gedichten in het modemagazine Elle en publiceerde ze in vooraanstaande literaire tijdschriften als Kluger Hans en DW B. Daarnaast is ze te horen op diverse podia en werd ze geselecteerd voor onder meer Vers van het Mes in Perdu en de Parijse Schrijfresidentie van deBuren. Door de Volkskrant werd ze geselecteerd als een van de beeldbepaldende literaire talenten van 2023 en haar debuutbundel Plooi stond op de shortlist van de Herman De Coninckprijs 2023.

In vier delen die ieder openen met een genummerd gedicht dat de titel ‘verzamelende goedbedoelde adviezen’ draagt, presenteert Fonchie Fotchind in Plooi een (auto)biografie. De bundel vangt aan met een familiegeschiedenis, een verhaal over een verstoorde relatie tussen moeder en dochter, een versplinterde kindertijd tussen twee gronden (Kameroen en Nederland), de herinneringen aan het geboorteland en de terugkeer als toerist. De tweede afdeling leest als een queer coming-of-age met gedichten over een basisschoolvriendin, avonden in de Reguliersdwarsstraat (de LGBTQIA+-uitgaansstraat in Amsterdam), stukgelopen relaties en nieuwe liefdes. Het derde deel valt wat uit de toon binnen het geheel van de bundel: het is beduidend korter, lijkt niet echt een focus te hebben en leest als een intermezzo van weinig samenhangende aantekeningen. In het vierde en laatste deel bereikt de bundel een soort catharsis, met gedichten waaruit vergeving klinkt voor de moeder, zichzelf en het verleden. Fonchie Fotchinds debuut gaat in grote mate over queerness en moeder-dochterrelaties, maar vertelt ook het verhaal van een vlucht naar Nederland en is een afdruk van de intersectionele uitdaging die die levensgeschiedenis en identiteitsaspecten met zich meebrengen.

#nofilter

Plooi identificeert zich nadrukkelijk als een millennialbundel. Op de binnenflap wordt de vraag gesteld: ‘Hoe kun je je eigen leven vormgeven als invloeden van buitenaf je steeds een bepaalde kant op proberen duwen?’ Bovenop het niet-ingeloste verwachtingspatroon van de moeder werken ook de voorschriften en percepties van de maatschappij voortdurend op het lyrisch subject in. Met dit kernvraagstuk – of ‘onderzoek’, aldus de binnenflap – toont Plooi zich als een product van een generatie die afstamt uit een tijdperk van overdaad, getekend door crises, debatten en (r)evoluties.

In Affectieve crisis, literair herstel (2020), een studie over millennialproza, schrijven Hans Demeyer en Sven Vitse over een generatie die ‘ontworteld en onthecht’ is. Zij beschouwen millennialpersonages als personages getekend door een affectieve crisis, die daardoor niet in staat zijn zich met de ander te verbinden en evenmin met zichzelf. Demeyer en Vitse richten zich in hun studie op proza, maar Plooi laat zien dat die verstoorde verbinding met (vooral) het zelf ook kan resoneren in poëzie. Dergelijk zelfonderzoek is dus typisch voor literatuur van deze generatie, maar wordt de makers niet altijd in dank afgenomen. Demeyer en Vitse stellen dat deze generatie auteurs vaak op de vingers wordt getikt omdat ze voortdurend naar de eigen navel staren, ‘heel veel en heel intens’. Wat mij betreft hoeft dit navelstaren absoluut niet kwalijk te zijn. Het gaat er echter wel om hoé het gebeurt: op welke wijze je naar de eigen navel staart, hoe er in dat eindeloze staren werkelijk iets te zien is, hoe er in dat persoonlijke ook een verhouding tegenover de bredere werkelijkheid zichtbaar gemaakt wordt en hoe de maker de pure captatie van het zelf ontstijgt.

Wie Plooi leest, is getuige van een uiterst persoonlijk relaas, een onverbloemde blik naar binnen. Geen filter op de psycholoog met het dromenuitlegboekje, geen filter op de ‘twee kutten tegen elkaar’, op de nood aan ‘zelfzorgzondag’, op de kwetsbaarheid: ‘besef: ook dor gras heeft liefde nodig’. Plooi wil real zijn. Een nadruk op echtheid die binnen deze literaire context lijkt te grenzen aan de New Sincerity die schrijver David Foster Wallace in zijn essay E Unibus Pluram: Television and U.S. Fiction (1993) naar voren schoof als reactie op de cynische en ironische pose van het postmodernisme. Wallace zag deze nieuwe oprechtheid als een radicaal streven naar authentieke emoties en menselijke worstelingen. In Plooi is dit streven naar oprechtheid een logisch gevolg van de zoektocht naar verbinding met de eigen kern. Die openhartige toon is binnen die kaders verantwoordbaar voor deze bundel, maar lijkt soms ook een zwaktebod voor de waarde van de poëzie.

Zo doet de oprechtheid in deze bundel bij momenten denken aan de vermarkte authenticiteit op sociale media. Er zijn YouTubers die grof geld verdienen door hun leven 24/7 vast te leggen met een camera (inclusief beelden van hun bevalling of relatiebreuk), hele families die de intimiteit van hun gezinsdynamiek aan de kant schuiven voor een vlogkanaal of realityserie, Instagrammers die posten dat ze een pauze nemen van het web, maar in die post wel een gedetailleerd relaas doen over hun te verwerken trauma’s. Fonchie Fotchinds bundel is net als de posts van zulke influencers niet enkel een inkijk in iemands binnenwereld, maar biedt de lezer (of kijker of luisteraar) ook een beeld van de banaliteiten van de dag. Net als in de video’s en posts spelen in deze gedichten sapkuren, ochtendsmoothies, uitgaansnachten, dates, spinningklasjes, ‘overpriced latte macchiato’s’ en flexwerkplekken een rol.

De tweede reeks uit het derde deel van Plooi is een goed voorbeeld van de overeenkomstigheid met online authenticiteit. Deze reeks, die bestaat uit gedichten die als titel telkens een datum dragen, drijft dat dagboekgehalte op de spits. De teksten vormen een verzameling notities waarin verslag wordt gedaan van een break-up en het swipen op de datingapp Tinder dat daarop volgt. Een voorbeeld is het gedicht ‘16 februari’:

met moeite opent ze de app om haar ‘goede’ dag te noteren. tot haar teleurstelling

ziet ze dat van de achtentwintig cirkels er al zestien gevuld zijn met volle wijn-

glazen. van de gewoonte die ze er tijdens dry january op nahield is niets meer over.

leila zei altijd al dat ze het waarschijnlijk niet zou volhouden om een paar dagen

zonder een goed glas whisky of een merlot te kunnen. sinds dat ze het uitmaakte

– en niet enkel hun romantische verhouding, maar ook de restanten aan bodem voor

een potentiële vriendschap tenietdeed – is ze gespannen. ze kan niet anders dan

leila, met een flinke dosis tegenzin, gelijk geven.

Ook het gedicht ’25 februari’ heeft de vorm van een verzameling snelle gedachtenspinsels:

ze denkt: iedereen is eenzaam

ik ben eenzaam

maar ik heb alles toch

onder controle 

Het lijkt bijna alsof deze notities rechtstreeks zijn overgenomen uit iemands telefoon. Misschien is het een statement met betrekking tot de echtheid die de bundel presenteert, misschien is het een genre-experiment of misschien heeft dit deel niet meer zoveel met poëzie te maken en had Plooi meer baat gehad bij een strengere selectie. Hoewel er soms wel een aardige zin opduikt als ‘een week / de tijd gehad om / zichzelf op te vouwen / tot het meest geschikte formaat / dat uit de lessen van haar vader volgde’, ontstijgt sommige poëzie uit het derde deel van Plooi de captatie van het zelf nauwelijks. 

‘emoji met watervallen over wangen’

Plooi is niet enkel door die openhartigheid ontegenzeggelijk een kind van zijn tijd, maar staat ook bol van karakteristieke hedendaagse elementen zoals datingapps, lifestyle apps, emoji, voedseltrends, voicememo’s, yoga en astrologie. Meteen vanaf de allereerste regel van het eerste gedicht ‘verzamelde goedbedoelde adviezen n°1’ komt dat eigentijdse karakter van Plooi tot uiting: ‘zet je highly-sensitive-person-playlist op en kalmeer’. Hoewel er hier en daar sporen van ironie in te bespeuren zijn, is de inzet van dit millennialregister in de poëzie in Plooi soms nogal vrijblijvend. Dat zorgt af en toe voor een karige en snel consumeerbare beeldentaal, zoals in het gedicht ‘waterdicht waren wij [II]’: 

ik krijg een melding van de datingapp

die staat ingesteld op meisjes met gebruiksaanwijzingen

als we door jouw swipe matchen, start jij het gesprek

meisjes met beloftes knapper te zijn in het echt en

to treat you like kanye treats kanye

meisjes met een hekel aan bontkraagjes, nek/heup/okseltasjes

en fluorescerende nagellak

 

er zijn geen profielen meer in je omgeving

breid je zoektermen uit

Fonchie Fotchind verkiest regelmatig eenvoudige beelden boven meer complexe verbeeldingsconstructies, maar daardoor biedt de taal in dit gedicht vooral een pure registratie en is de poëzie vaak nogal eendimensionaal.

Dat is niet altijd het geval. Bij momenten duikt er een fijnzinnig gecomponeerd gedicht op waarin dit millennialdiscours wel degelijk een doel lijkt te hebben. In het doorvoelde gedicht ‘deze captcha-code is niet ontworpen om te kraken’ wordt dat discours bijvoorbeeld ingezet om een meer gelaagde boodschap over te brengen. Hier krijgt de digitale ruimte een dienende functie als metafoor voor de met ruis overladen verhouding tussen een moeder en dochter die er niet in slagen om tot elkaar te komen na de coming-out van de dochter:

in de chatkamer sturen jij en je moeder

elkaar emoji met watervallen over wangen

rode gezichten en stofwolken die uit neuzen

en oren komen. de voicememo

over waarom geaardheid geen keuze is

komt niet binnen op haar frequentie, jullie raken

de verbinding kwijt. zij is niet geprogrammeerd om zonder voorwaarden

te houden van de mens achter het scherm

De uitgesponnen metafoor waaruit dit gedicht is opgebouwd is erg vruchtbaar. Niet alleen omdat de steriele digitale ruimte gebruikt wordt om een pijnlijke affectieve verstoring tussen moeder en dochter te symboliseren, maar ook omdat die digitale bemiddeling een afstand impliceert tussen de twee subjecten in dit gedicht. Zo klinkt uit deze poëzie ook een verlangen naar herstel: ‘in advertenties en dromen verschijnt de moeder / die je nooit hebt gehad’. Hier toont Plooi een openhartigheid die weet te ontroeren, met regels als:

voor digitale afwijzing bestaat geen filter om het kleurenschema

van verdriet en woede lichter te maken, de gebeurtenissen

die dit patroon tot stand brachten blijven behouden in cachebestanden 

En zo zijn er in Plooi nog enkele van zulke pareltjes te vinden. Gedichten met een scherpe en rauwe ondertoon, een beeldentaal die niet oppervlakkig maar juist vindingrijk is, zoals ‘membraan’: 

bij de geboorte wrijft de vrouw

tussen duim en wijsvinger

delen van de verbrijzelde schedel vallen

in spiraalvorm op het perceel

grenzend aan poreuze geslachtsbomen 

Dit gedicht is dan weer hermetischer dan de rest van de bundel en laat een uitgebalanceerd ritme en een rijk vocabularium zien. Ook het gedicht ‘meerkleurig is duurder en de burger betaalt’, een duidelijke kritiek op het vaak hypocriete diversiteitsbeleid van bedrijven, behoort tot die uitblinkers met krachtige zinnen als: ‘vanaf flexplekken struikelen blikken goedbedoeld over elkaar, steken elkaar aan en zetten / mijn muisarm in brand, onomkeerbaar gebogen ruggengraat in brand’. Opvallend is wel dat deze twee gedichten – net zoals het captcha-gedicht – al langer bestonden in de vorm van een publicatie in een literair tijdschrift, als inzending voor een wedstrijd of selectie voor een schrijfresidentie. Het zijn dus gedichten die meer tijd hadden om te rijpen en (wellicht) ook al meerdere redactierondes ondergingen.

De echo van Radna Fabias

In Plooi bestaat de eigentijdse, veeleer registrerende poëzie naast gedichten waarin Fonchie Fotchind pogingen onderneemt om boven die letterlijke taal uit te stijgen. Ze doet dat onder meer door genres en registers te vermengen. In ‘profielschets bij aankomst’ hanteert ze de statige, beschrijvende toon van een officieel verslag:

naam immigrant haakje openen

niet de plaats maar het land

waar immigrant is geboren

haakje sluiten

[…]

immigrant spreekt vloeiend engels

immigrant heeft een gebrekkig geheugen

Een echo uit Radna Fabias’ zeer bejubelde bundel Habitus (2018) is in dit gedicht duidelijk te herkennen. Alleen al de titel is intertekstueel verwant aan Fabias’ gedicht ‘inspectie bij aankomst’, waarin een dichterlijk subject op een gelijkaardige verslagnemende manier onderzocht wordt. Ook toont ‘profielschets bij aankomst’ op het gebied van vorm en ritme gelijkenissen met het ondertussen bekende gedicht ‘aantoonbaar geleverde inspanning’ van Fabias:

de ballotant heeft de corrigerende stem geïnternaliseerd

[…]

de ballotant kan fietsen zonder zijwielen

[…]

de ballotant bezoekt de juiste etablissementen

Deze intertekstuele dialoog is ook in Fonchie Fotchinds ‘couleur locale’, over een reisleider en een groep toeristen in Kameroen, erg merkbaar. Het wrange en exotiserende toerisme dat hier gehekeld wordt en het contrast tussen de vakantiegangers en de mensen die er wonen, komt sterk overeen met de vijf ‘reisgids’-gedichten uit Habitus, waarin een groep toeristen wordt rondgeleid op de Antillen. Al weerklinkt de stem van Fabias’ in sommige van deze gedichten, Fonchie Fotchind toont zich als een veelzijdig dichter in dit spel met genres en registers. Ze is niet enkel de auteur van herkenbare – soms wat eendimensionele – millennialpoëzie maar laat zien dat ze ook in staat is om meerlagige slimme poëzie te schrijven.

In Plooi is beslist een opmerkelijk schrijftalent te zien en de thematische selectie getuigt van veel lef voor een debuut. De bundel toont echter ook dat deze poëzie baat zou hebben gehad bij wat meer rijptijd, iets meer diepgang misschien, meer balans in het vinden van een stabiele, authentieke stem binnen die veelzijdigheid. Het statement dat poëzie ‘sexy’ is, is dan weer wel ingelost met deze bundel: Plooi levert toegankelijke en hedendaagse poëzie die ook voor niet-fanatieke poëzielezers aantrekkelijk is. Dat dubbele publiek is juist wat Babeth Fonchie Fotchind een interessante auteur maakt, de moeite waard om te volgen.

 

Deze recensie door Elsbet De Pauw over Plooi van Babeth Fonchie Fotchind werd mede mogelijk gemaakt door het Algemeen Nederlands Verbond (ANV).

De Geus, Amsterdam, 2022
ISBN 978 90 445 4538 8
85p.

Geplaatst op 12/04/2023

Tags: ANV, Babeth Fonchie Fotchind, Kameroen, Millennial, millennialliteratuur, Queer

Categorie: Poëzie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.