Precies honderd jaar geleden verscheen Bezette Stad (1921). De Vlaamse dichter Paul van Ostaijen (1896-1928) schreef zijn beroemde typografisch expressionistische bundel in de zomer van 1920 in Berlijn. Daar was hij na de Eerste Wereldoorlog samen met zijn vriendin Emma Clément naartoe gevlucht om aan gevangenisstraf te ontkomen. Van Ostaijen was een links-progressieve flamingant en activist die tijdens de oorlog tot drie maanden cel veroordeeld was voor het publiekelijk uitfluiten van kardinaal Mercier, de hoogste geestelijke van België en een notoir tegenstander van de vernederlandsing van het universitaire onderwijs in Vlaanderen. In 1920 werd Van Ostaijen nogmaals veroordeeld, dit keer tot acht maanden cel en een geldboete, voor zijn anonieme bijdragen aan de activistische Vlaamsche Courant. Redenen genoeg om een tijdlang onder te duiken.
Veel minder bekend is dat Van Ostaijen in zijn Berlijnse jaren (of er vlak na) aan een toneelstuk werkte. Het is een genre waarin hij zich niet of nauwelijks uitdrukte, ook al was hij tijdens de oorlog als theaterrecensent van Ons Land vertrouwd geraakt met het medium en zijn mogelijkheden. Ook aan Bezette Stad en zijn visueel expressieve typografie kan een performatieve dimensie niet ontzegd worden: het gedicht is niet toevallig meer dan eens voor de planken bewerkt. Het manuscript van het toneelstuk dook pas enkele jaren geleden, in 2016, bij toeval op. Het stuk heeft geen titel en is slechts fragmentair overgeleverd. Het werd in dit Van Ostaijen-jaar mooi uitgegeven door Bebuquin, met een voorwoord door Van Ostaijen-kenner en biograaf Matthijs de Ridder. Op de rechterpagina is het manuscript in het handschrift van de schrijver afgedrukt en op de linkerpagina een transcriptie ervan.
In zijn inleiding gaat De Ridder uitgebreid in op het artistieke klimaat dat Van Ostaijen in Berlijn aantrof en hoe hem dat inspireerde in zijn zoektocht naar steeds nieuwe literaire expressievormen. De Berlijnse jaren waren crisisjaren. Van Ostaijen schreef er ook de postuum uitgegeven bundel De feesten van angst en pijn, waarin hij definitief afrekende met de naïeve idealen van zijn humanitair-expressionistische bundel Het Sienjaal (1918). Van Ostaijens geestelijke crisis werd nog verdiept door zijn ontgoocheling over de mislukking van de communistische Spartacus-opstand in 1919 en door het feit dat hij in Berlijn geen werk vond en in armoedige omstandigheden moest leven.
Tegelijk was het Berlijn van de jaren twintig, het Berlijn van de Weimar-republiek, de hoofdstad van de internationale avant-garde, een artistieke en intellectuele stoomketel. Van Ostaijen bezocht er boekenwinkels, tentoonstellingen en theatervoorstellingen. Het vitaal-apocalyptische Berlijnse leven heeft hem diepgaand beïnvloed. De waarde van het opgedoken toneelstuk is in de eerste plaats historisch. Het geeft een zoveelste bewijs van de vernieuwingszucht en het vormenonderzoek van Van Ostaijen. Zo waagde hij zich in dezelfde periode ook aan een filmscenario: De bankroet jazz. Het verhaal daarvan speelt zich na de oorlog af. In Berlijn breekt een dadaïstische revolutie uit die de jazzmuziek bij het grote publiek brengt Die jazz-revolutie verspreidt zich over alle landen die zich verenigen in de Europese Jazz Republiek. Onder het motto ‘iedere burger rentenier’ starten de dadaïsten daarna een campagne met de uitgave van een onbeperkte hoeveelheid schatkistpapier, wat uiteindelijk zal leiden tot het bankroet van Europa. Het scenario werd in 2009 verfilmd als een dadaïstische collagefilm door de filmmakers Leo van Maaren en Frank Herrebout.
De thema’s van geld en bankroet spelen ook een rol in het teruggevonden toneelstuk dat bij gebrek aan een titel De Top der Sentimentele Bevestiging wordt genoemd. Die omschrijving gebruikt de stationschef aan het begin van het derde bedrijf wanneer de bankiersvrouw die uit de trein stapt hem vraagt waar ze nu is. Op de Top der Sentimentele Bevestiging dus. De stationschef voegt daar nog aan toe: ‘op enkele kilometer van de grens, twee duizend drie honderd meter hoog, op de 37e, aangenaam klima, door alle mediese stommiteiten biezonder zulke personen aanbevolen die aan niets lijden. Sterke en alpiene emoties. Wintersport. De Top der Sentimentele Bevestiging wordt de Himalaya der Armen genoemd’.
Die speelse taal en ironische toon geven al onmiddellijk aan dat we geen psychologisch onderbouwd of realistisch uitgewerkt drama moeten verwachten. Rekening houdend met de culturele en artistieke context waarin Van Ostaijen werkte, ligt een beïnvloeding door de experimenten van het Duitse (expressionistische) theater meer voor de hand.
De Ridder wijst op een mogelijke inspiratie door een satirisch stuk van Gerhart Hauptmann, Festspiel in deutschen Reimen (1913), dat voorkomt op een literatuurlijst die Van Ostaijen tijdens zijn verblijf in Berlijn aanlegde. Het stuk gaat over het streven naar Duitse eenheid in de negentiende eeuw, maar het zijn vooral de formele vrijheid en het ironisch en parodiërend spel met de theatercodes die Van Ostaijen zouden hebben geïnspireerd. Belangrijker lijkt me echter Van Ostaijens ‘ontdekking’ van de humor in de Duitse literatuur. De Ridder wijst nadrukkelijk op het werk van August Stramm, de grotesken van Mynona (alias Salomo Friedlaender) en een roman van Hermann Essig. Naast de poëzie wordt de groteske een van zijn belangrijkste vormen om een wereld in crisis uit te drukken.
Wat er in het eerste en tweede bedrijf van De Top der Sentimentele Bevestiging is gebeurd, weten we niet. We hebben (delen van) een derde, vierde, vijfde en zesde bedrijf. Naast het begin ontbreekt ook het einde van het stuk. Hoofdpersonages zijn een bankier, zijn vrouw en een dichter, met daarnaast nog een aantal andere anonieme figuren. De personages hebben geen eigennaam, iets wat vaker voorkwam bij expressionistische stukken die minder in het individuele dan wel het algemeen menselijke geïnteresseerd waren. Een ander modern gegeven is dat de acteurs die de drie hoofdpersonages spelen er volgens de regieaanwijzingen ook hun naam aan geven. Matthijs de Ridder wijst er in zijn inleiding op dat dat ook in de film het geval was: Charlie Chaplin heette in zijn films gewoon ‘Charlie’.
Het verhaal van De Top der Sentimentele Bevestiging is dun voor zover we het verloop kennen. Het fascinerende van het stuk is zijn grillige vorm. De dramatische kern van het stuk is een klassieke driehoeksverhouding tussen de bankier, zijn vrouw en de dichter. Terwijl de vrouw toekomt op de Top der Sentimentele Bevestiging gaat haar man failliet in Monte Carlo, waar zijn financiële ondergang onderwerp van gesprek is. In tegenstelling tot wat je zou verwachten stort de bankier niet in. Integendeel. Hij ziet zijn bankroet als een bevrijding en vooral als een nieuwe kans om de relatie met zijn vrouw te versterken. Hij laat dat per brief aan haar weten. Zij brengt haar minnaar, de dichter, op de hoogte. Die aanvaardt de nieuwe situatie zonder tegenspraak – groot was de liefde blijkbaar niet – en gaat met een detective, genaamd Mac Alibi, aan boord van een schip naar de Tropen. Dat is in het kort de handeling van het stuk. Maar zoals gezegd is het vooral de vorm die intrigeert.
De toon van het stuk is cerebraal, ironisch en parodiërend. Naast de personages is er ook een soort van koor van commentatoren (A, B, C, D en E) die hun mening geven bij het verloop. Al is ‘mening’ hier een groot woord. Ze lijken in niets op het antieke koor dat nu eens emotioneel meeleeft, dan weer kritisch reageert of de situatie op een algemener niveau trekt. De eerste interventie van de ‘kommentatoren’ gebeurt aan het begin van het derde bedrijf: wanneer de trein nadert, bootsen ze het geluid van een trein na! Op het einde van datzelfde bedrijf geven ze opnieuw hun commentaar:
A Zeg, u zoudt zeer vriendelijk zijn indien u me mijn hoed wou aangeven.
B Heeft u lipperood?
C Ik mag dit stuk wel.
D Het zou me niet verwonderen indien het sukses moest hebben.
(De belichting verandert)
Dadaïsme is niet veraf in dit soort passages. Er zijn nog enkele andere momenten waarop het stuk over zichzelf reflecteert en speelt met de grenzen van werkelijkheid en fictie. Dat maakt het stuk bij uitstek modern. In zijn inleiding verwijst De Ridder naar het stuk De vertraagde film van Herman Teirlinck dat in diezelfde jaren – 1922 om precies te zijn – verscheen en als het eerste expressionistische stuk in Vlaanderen wordt beschouwd. Zo werd het in elk geval met veel publiciteit aangekondigd. De titel alleen al wijst op de invloed van de cinema op het theater. Ook Van Ostaijens fascinatie voor de film is bekend. Met de titel verwijst Teirlinck naar het middendeel van het drieluik dat De vertraagde film vormelijk is. Een ongetrouwd koppel met baby pleegt uit wanhoop zelfmoord door in de Brusselse vaart (kanaal) te springen. Ze hebben elkaar eeuwige trouw gezworen en zich met het kind aan elkaar vastgebonden. Wanneer ze echter in het water terechtkomen, beginnen ze ieder voor hun eigen leven te vechten. Die korte tijd dat ze in het water liggen voordat ze door omstanders worden gered, is de vertraagde film: in een exuberant allegorisch en symbolisch tafereel kijken de man en de vrouw terug op hun eigen leven, op hun ontmoeting en hun verliefdheid. Als ze op het droge worden getrokken, blijkt niet alleen de baby verdronken te zijn, maar is ook de liefde tussen de man en de vrouw verleden tijd.
Wat Teirlinck in het middendeel geprobeerd heeft, is het onbewuste vorm te geven, de krachten die zich aan onze bewuste controle onttrekken. Het begin van de jaren twintig is de periode waarin de psychoanalyse van Freud in de cultuur doordringt en algemeen bekend raakt. Ook Van Ostaijen heeft dat nieuwe discours opgepikt Hij laat een van de commentatoren zeggen: ‘Spijts wij de kommentatoren zijn, d.w.z. het onderbewustzijn van het drama, is het ons niet gegeven te weten waarom de dichter niet van … (toenaam van de vrouw) houdt.’ In tegenstelling tot Teirlincks stuk waar het onbewuste wel een (onromantische) waarheid blootlegt, stoten we bij Van Ostaijen op een onderbewustzijn dat niet weet wat het zou moeten weten.
Het wordt inderdaad niet duidelijk waarom de dichter zonder enige emotie afscheid kan nemen van de vrouw met de woorden: ‘Het leven, het is verduveld merkwaardig gekleed het leven, gelukkig heeft het niet het geringste belang. Goeiendag!’ Ook het verhaal van de vrouw krijgen we niet. Erg cryptisch lijkt ze op een bepaald ogenblik te suggereren dat ze zwanger is wanneer ze tegen de dichter zegt: ‘ik vergat u te zeggen dat dit geheim een smaak begint te geven aan de leegte die ik gevoelde, en die reeds geen leegte meer is’.
In het zesde bedrijf komt Van Ostaijen tot een intrigerende verbinding van reflectie en lyriek, van ironie en ernst, van filosofische diepgang en spel met theatercodes. In een korte ‘dialoog’ komt een veelheid van onderwerpen en emoties ter sprake: de angst en de eenzaamheid, de wijdsheid en de beweeglijkheid van de zee, de liefde en de melancholie, het water en het land, de hardheid en de zachtheid van de zon, honger en dorst.
(De Dichter, De Kapitein en Alibi, rechtop, houden een schilderij, die de brug van een schip voorstelt, voor zich uit. Alle drie een glas in de hand. Heroïse houding)
DE DICHTER
Kapitein! de wijn is goed.
DE KAPITEIN
Want hij verzacht het scherpe voorgevoel van angst wanneer het avontuur zijn voltooiing nabij is.
ALIBI
Kapitein! De zee is wijds.
DE KAPITEIN
Maar zeker wanneer men tussen hare glibberige en schitterend beweeglijke bochten te glijden weet.
DE DICHTER
Kapitein! ken-jij de vrouw?
DE KAPITEIN
Zij is ver, zij is steeds ver, en het is de afstand die haar aan u bindt en houdt.
ALIBI
Kapitein! Weet gij wat de dood is?
DE KAPITEIN
Onder alle risico’s is hij de gevaarlijkste, zegt men, want men kan zich de plotse stilstand van het bewustzijn, dat in beweging zet het uurwerk en de tijd, niet voorstellen.
DE DICHTER
Kapitein, je hebt gelijk!
DE KAPITEIN
De wind, de stormen, de asse van de liederen, het vertrouwen mijner manschappen, de opofferingsgedachte en het gevaar hebben mijn verstand met de mikroben der lente bezaaid.
ALIBI
Kapitein! de zon is zacht.
DE KAPITEIN
Maar hard wanneer hij het bloed der landbouwers vertraagt.
DE DICHTER
Kapitein! mijn hart is zwaar.
DE KAPITEIN
Zoals het bloed dat de landbouwers vertraagden van het geheugen tot de zon.
ALIBI
Kapitein! ik heb honger.
DE KAPITEIN
Ik ook.
(Gongslag. Zij vertrekken en nemen de boot mee. Het decor en de belichting veranderen.)
Het stuk – wat we ervan overgeleverd kregen – eindigt op het ogenblik dat de ‘kommentatoren’ een flashback aankondigen – opnieuw die fascinatie voor de film:
C: Laat ons terugkeren, achteruit.
D: Zoals in de bioscoop.
A: Wat deed … (toenaam van de bankiersvrouw) wanneer de Dichter vertrokken is?
C: Dat gaan we zien.
D: Laat het tullen gordijn zakken!
E: Het gordijn van de herinnering!
(Het tullen gordijn zakt over heel de lengte van het verhoog)
D: Het toneel heeft plaats in het appartement van… (naam van de bankiersvrouw).
A: De formele onbepaaldheid is geen droom. Zij duidt alleen aan dat het toneel niet plaats heeft langs de normale draad van de tijd, in de logiese opeenvolging der gebeurtenissen.
(De belichting verandert)
Deze metatheatrale opmerking waarmee het manuscript afsluit, maakt in elk geval duidelijk dat het Van Ostaijen niet in de eerste plaats om de dramatische anekdote van een driehoeksrelatie te doen is, maar om de uitdrukking van een existentiële crisis die zich niet in een eenvoudige en logische opeenvolging van feiten laat vertellen. Voor de Van Ostaijen-lezer is De Top der Sentimentele Bevestiging een verrassende nieuwe invalshoek op zijn oeuvre. En voor de theaterliefhebber wellicht een bewijs dat ‘outsiders’ niet zelden radicalere theaterteksten durven schrijven dan ‘professionals’.
Deze recensie verscheen eerder op Theaterkrant.nl als onderdeel van Dossier DeClaus Theatertekstkritiek.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.