Proza, Recensies

Een geografie van de lust

De zieners

Sulaiman Addonia (vert. Lucie van Rooijen)

De ervaring van de migratie is een belangrijk thema geworden in de eigentijdse literatuur. Dat hoeft niet te verwonderen in een steeds globaler, mobieler en instabieler wordende wereld. Maar de roman De zieners van de in Brussel wonende Eritrees-Ethiopisch-Britse schrijver Sulaiman Addonia (1974) benadert het thema vanuit een wel heel bijzondere en onverwachte invalshoek: de lust. Het hoofdpersonage Hannah is als jong meisje van Eritrea  naar Engeland gekomen. In een muzikale, sensuele en associatieve taal roept ze de eerste jaren van haar ballingschap in Londen op. Hoe ze probeert zichzelf vorm te geven en tegelijk door de omstandigheden gevormd wordt. Hoe ze lichaam en verbeelding, erotiek en literatuur inzet om zich te beschermen tegen eenzaamheid, vervreemding, onverschilligheid en haat. Hoe ze vecht voor de unieke combinatie die zij is van alle draden waaruit het leven haar geweven heeft. De roman heeft geen hoofdstukken of zelfs maar witregels of een indeling in paragrafen. De zieners is een lange, ritmische, bij momenten betoverende en soms verbijsterende vertelling over migratie, coming of age, seksueel ontwaken, poëzie en niet in de laatste plaats overleven. De vertaling van Lucie van Rooijen weet die poëtische woordenstroom in een genereus Nederlands te vatten.

Het verhaal beweegt zich tussen verleden en heden, tussen herinnering en verwachting. De verre achtergrond is de koloniale en postkoloniale geschiedenis van Eritrea. Tussen 1885 en 1941 is het land een Italiaanse kolonie en tot 1950 een Brits protectoraat. De grootvader van Hannah juicht de Britse bevrijding van het fascisme toe, maar ontdekt al snel dat er onder Brits bewind van echte vrijheid voor de Eritreeërs weinig sprake is. Hannah zal Engeland die vernedering nooit helemaal vergeven: ‘Ik wil leven met mijn beschadigingen én met de woede over wat dit land mijn grootvader en zijn volk heeft aangedaan.’ Eritrea en Ethiopië vormen een tijdlang een federatie, die in 1962 wordt opgebroken. Eritrea wordt dan een provincie van Ethiopië. Het is het begin van een lange strijd, die in 1991 eindigt met de onafhankelijkheid van Eritrea. Tijdens die onafhankelijkheidsstrijd tussen Eritrea en Ethiopië ergens in de jaren tachtig wordt Hannah door haar familie naar Engeland gestuurd. Een tocht die doet denken aan die van Sulaiman Addonia zelf, die als onbegeleide minderjarige van Eritrea naar Engeland reisde.

Migratie is een ontwrichtende ervaring die een bestaande en vertrouwde identiteit brutaal doorboort. Hannah wordt door een vluchtelingenorganisatie ondergebracht in een opvanghuis in Kilburn. Daar leeft ze in een begrensde wereld. Ze wacht op een beslissing over haar statuut en kan dus niet werken. Omdat ze geen nieuwe toekomst kan opbouwen, concentreert ze zich op het nu, op haar lichaam en op haar verleden. Voor haar vertrek uit Eritrea kreeg ze van haar analfabete vader, die boeken verzamelde en in de grond stopte om ze te beschermen, het dagboek van haar jong gestorven moeder. Daarin ontdekt Hannah tot haar verbazing en verbijstering het unieke en bizarre seksuele leven van haar ouders. Het zet haar ertoe aan om ook over haar eigen lichamelijke verlangens na te denken en ermee te experimenteren. De impasse waarin ze in ballingschap is terechtgekomen, keert haar blik naar binnen, naar ‘mijn verlangens, waar verschillende energieën – van de geslachten, de gedefinieerde en de ongedefinieerde – rondwervelden, zich oprichten, zich omvormden tot andere wezens’. De verbeelding is een geslachtsloze baarmoeder, zegt Hannah meer dan een keer. Transformaties zijn mogelijk in alle richtingen.

Hannah zoekt naar een vorm voor haar bestaan en voor haar seksualiteit of misschien  beter: ze zoekt naar het vormeloze of nog ongevormde in haar bestaan, naar de mogelijkheid om steeds een ander wezen te worden. Want door wat wordt je identiteit gedefinieerd? Door je nationale herkomst, je culturele tradities, je huidskleur, je persoonlijke verleden, je ouders, je trauma’s, je frustraties, je dromen, de mensen die je achterliet of die je ontvielen, je liefdesleven, je begeerten,…? Het jonge meisje weigert haar identiteit vast te leggen, maar ze wordt geconfronteerd met een omgeving die haar daartoe dwingt en zo voortdurend oneigenlijke en gesimplificeerde versies van haar produceert. Zoals de immigratiedienst en de overheidsadministratie waarvoor ze een aangepast en gecensureerd verhaal over zichzelf en haar tocht naar Engeland moet construeren. Maar ook haar familieleden die haar naar Engeland stuurden om hun eigen dromen waar te kunnen maken. In de ogen van veel Britten is Hannah dan weer een slachtoffer dat met een superieur gevoel van medelijden wordt behandeld. En dat is al bijna even vernederend als de agressieve blik en de racistische opmerkingen van de overbuur. Wat Hannah wil is haar ongecensureerde verhaal vertellen met alle consequenties van dien: ‘Soms moeten we besluiten wat pijnlijker is: je verhaal in al zijn geuren en kleuren vertellen, hoe walgelijk het ook is, of je erbij neerleggen dat je door te zwijgen een prijs betaalt.’

‘Wat me in leven hield, waren mijn begeertes, mijn lust die net zo troebel en onvoorspelbaar door me heen glibberde als de Theems, die ik nog steeds moest gaan bekijken maar al wel op tv had gezien.’ Hannah zoekt haar identiteit in de eerste plaats in haar lijfelijke verlangens, hoe vluchtig, duister en tegenstrijdig die ook zijn. Bij haar zelfbepaling hecht ze er evenveel en misschien zelfs meer waarde aan dan aan wat we traditioneel onder identiteit verstaan: ‘De geschiedenissen van de zinnen, intimiteit en passie waren net zo relevant als die van landen’, merkt Hannah op. Ze leeft steeds meer in haar lichaam en in haar verbeelding. Het lichaam is haar laatste toevluchtsoord: ‘Meer dan ons lichaam hebben we niet om ons te herinneren aan de hoop die we hebben verloren, het thuis dat we nooit terug zullen krijgen’. Het lichaam is de enige plek waar een ontheemde of een vluchteling als Hannah zich nog thuis voelt. Haar eigen lichaam én het lichaam van haar geliefden, zoals dat van Anne, van Bina-Balozi en van Diana: Op die lichamen tekent Hannah de geografie van haar lust. In die lichamen gaat ze op zoek naar wat haar met haar verleden en haar vorige leven verbindt: ‘Ik bevond me tussen verschillende culturen en ideeën, tussen de seksuele energieën in mij die mijn begeerte de ene dag richting Anne trokken en de andere dag richting Bina B., tussen talen, tussen me veilig en onveilig voelen in een land dat ooit het mijne had bezet, en toch weigerde de deur helemaal voor me open te zetten.’

De seksuele praktijken die de roman beschrijft, kleuren stevig buiten de lijntjes – anale penetratie met voorbinddildo, voetfetish, golden shower, fisting, breast feeding, BDSM,..: ‘Valt er aan je geschiedenis iets te kiezen? Kunnen we er een minder schokkend stuk uit pikken en de rest wegdoen?’, vraagt Hannah zich terecht af. Daartegenover staat dat die praktijken op een zeer poëtische manier geëvoceerd worden: ‘Ik brak zijn lichaam open voor mij en liet hem zien dat zich in zijn huid allemaal schatten bevonden die ik zou opgraven met mijn nagels, mijn handen en toorn. Gisteren bond ik hem vast aan mijn bed en tekende ik bloempatronen over zijn hele lijf. Hij was een tuin vol verwelkende margrieten. Ik stond boven hem en besproeide hem met de regen uit mijn schoot’, schrijft de moeder van Hannah in haar dagboek. Het is een zoektocht die even extatisch als wanhopig is: ‘Het leek alsof de zeeën die ik was overgestoken om hier te komen mijn innerlijk hadden schoongespoeld, de grenzen binnen in me hadden verzwakt zodat mijn schaamte, schuldgevoel, genot en pijn allemaal door elkaar liepen en van plaats en betekenis wisselden.’ Het binnendringen van een lichaam is niet alleen een metafoor voor maar ook de mogelijkheid tot authentieke communicatie: ‘Er kwam een moment waarop haar hand in me rond wroette op zoek naar verhalen die verder gingen dan de immigratieverhalen. Ze verkende me tot ik mijn menselijkheid zag glanzen in haar ogen, de ogen van een Londense.’ Seks wordt een existentiële categorie: ‘Seks biedt een thuis aan sommigen van ons die onderweg zijn, die onafgebroken reizen zonder ouders, in de ene na de andere kolonie wonen, van de ene naar de andere oorlog vluchten, op zoek naar vrijheid.’

Hannahs verbeelding wordt niet alleen door haar erotische verlangens aangewakkerd, maar ook door haar literaire nieuwsgierigheid. De fascinatie voor boeken heeft ze van haar vader die niet kon lezen. Na haar vertrek uit het opvangtehuis woont ze onder een boom in een parkje in Bloomsbury. Daar gaat ze in gesprek met schrijvers als Rimbaud, Lorca, Eliot, Woolf, Borges, Sappho, Lorde,… Ze citeert hen net zoals ze popsongs citeert. Ze kent hen net zoals ze de andere daklozen in het park kent. ‘Woorden zijn mijn vleugels. Ik stelde me voor dat ik over Londen vloog. Niet het Londen dat bestaat uit gebouwen, wegen, kanalen en gebedshuizen, maar het Londen dat is opgebouwd uit verhalen.’ Wat opvalt is dat een aantal belangrijke feiten weinig aandacht krijgen en in de vertelling snel afgehandeld worden. Zoals de tocht van Eritrea naar Londen. Of de breuk met Anne. Of de zelfmoord van Diana. Of Hannahs arrestatie na haar agressieve uitval naar haar racistische overbuur. De nadruk ligt op het innerlijke zien. Vandaar ook de titel.

De sensualiteit zit niet in de laatste plaats in Addonia’s poëtische taal: lange zinnen, veel adjectieven, onverwachte en speelse metaforen, opsommingen, expliciete en impliciete literaire verwijzingen, herhalingen. De taal is hier een lichaam dat kronkelt van genot bij iedere aanraking van de lezer. Niet alleen de identiteit en de seksualiteit, maar ook de taal wordt door Addonia ontgrensd en lichamelijk gemaakt: ‘Ook onder de huid van woorden zweefde een Melkweg van sterren.’ Lichaam, taal, verbeelding en verlangen liggen in  elkaars verlengde, worden elkaars metaforen. Daar ligt de kracht, de vitaliteit en de schoonheid van deze roman, ook al stroomt door zijn regels de diepe wanhoop, de eenzaamheid en de vervreemding die de figuur van de vluchteling emblematisch maken voor onze tijd.

Jurgen Maas, Amsterdam, 2024
Vertaald door: Lucie van Rooijen
ISBN 978 90 833441 71
160p.

Geplaatst op 04/01/2025

Tags: De zieners, Eenzaamheid, Migratie, Seksualiteit, Sulaiman Addonia, Vluchtelingen

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.