Proza, Recensies

Blijven gaan, knielen, planten, sleuren, kruipen, staan

Oogst

Sien Volders

Disclaimer: In deze tekst komen seksistische termen voor.

De Reactor streeft ernaar een inclusief platform te zijn. De Reactor is kritisch over de literatuur die zij recenseert en heeft de beslissing genomen om niet te censureren maar kritisch te beschouwen. Daarom geeft De Reactor het aan wanneer er in een tekst taal voorkomt die in een inclusief en divers wereldbeeld problematisch is. Ben je benieuwd naar een inclusief beleid op taalgebruik, download dan hier de handreiking van Codedi.

 

Deze week is bekend geworden dat Oogst van Sien Volders op de longlist van de Libris Literatuur Prijs 2021 staat. Onze recensent Anne Sluijs bespreekt de roman voor De Reactor.


Na haar indrukwekkende debuut Noord (2017) laat de Vlaamse auteur Sien Volders opnieuw zien waar ze goed in is. Ook met Oogst (2020) toont ze namelijk haar talent om een ogenschijnlijk eenvoudig en fijn leesbaar verhaal te schrijven, en toch actuele vraagstukken en grote thema’s naar voren te brengen.

Moet goede literatuur complex zijn? Wat mij betreft niet. Net als het sprookjesachtige Noord, dat genomineerd werd voor onder meer de Bronzen Uil en de ANV Debutantenprijs, is Oogst evenmin een zwaargewicht. Allereerst letterlijk: Volders’ nieuwste telt slechts 220 pagina’s. Maar ook de stijl is licht, met korte zinnen, een eenvoudige structuur en een klein plot. Dit alles staat in schril contrast met het beklemmende onderwerp.

De Roemeense Alina Drăganu stapt met haar elfjarige zoon Lucian op de bus naar Sicilië, om daar op aanraden van een oude bekende te gaan werken in de tomatenteelt. Ze moet geld verdienen voor haar ouders die hun kruidenierszaak failliet zagen gaan na de komst van grote ketens toen Roemenië toetrad tot de Europese Unie. In haar eigen land vindt ze geen werk meer. Al gauw blijkt haar nieuwe bestaan een nachtmerrie: haar baas is hard en afstandelijk, de hun beloofde woning is een tochtende schuur op het erf met een matras op de grond, de werkdagen zijn lang en uitputtend en op haar salaris worden allerlei onduidelijke kostenposten ingehouden.

Waardigheid

Het verhaal van Oogst volgt in korte hoofdstukken Alina’s ontwikkeling, van verontwaardiging over haar situatie naar acceptatie. Protesteren over haar verblijfplek of salaris blijkt weinig zin te hebben. Vanwege de taalbarrière lukt dat ook nauwelijks. Als Alina haar baas Giuseppe probeert uit te leggen dat de berekening van haar salaris niet klopt, wijst hij op een onleesbaar rijtje in zijn schrift. ‘Het bedrag min de benzine voor de ritten naar de stad, min de kamer, min het gebruik van de koelkast en de kookplaat, min elektriciteit en water, min de olie, min de melk, min het brood.’ Er blijft weinig over.

Wat rest is haar voortdurende streven haar waardigheid te behouden, ondanks alles. Zondag steevast naar de kerk met haar zoon, in hun nette kleren. Naast de schuur legt ze een bloementuin aan. Intussen verzwijgt ze de situatie als haar moeder belt en ook tegenover haar zoon probeert ze te verhullen hoe zwaar het werk is. Van andere Roemeense vrouwen die toenadering zoeken, houdt ze afstand. Gaandeweg wordt het Alina én de lezer echter duidelijk dat vele van hen, die in groten getale naar Sicilië afreizen, ook nog seksueel misbruikt worden door hun bazen, en krijgt het verhaal een nog donkerder randje.

Helaas is dit alles geen fictie. In 2017 verscheen in The Guardian het artikel ‘Raped, beaten, exploited: the 21st-century slavery propping up Sicilian farming’. De groep Roemeense vrouwelijke arbeidsmigranten is in tien jaar tijd sterk toegenomen, naar duizenden per jaar. Nadat Italië strenger ging toezien op illegale migratie en ongedocumenteerde migranten, besloten vele boeren voortaan EU-burgers in te zetten die door de wanhopige situatie in hun eigen land lage salarissen en slechte arbeidsomstandigheden accepteren. Weinig vrouwen durven aangifte te doen van de misstanden, uit angst hun baan te verliezen en nergens anders meer aan werk te komen.

Hiermee heeft Volders een heftig onderwerp te pakken. Het maakt Oogst explicieter geëngageerd dan haar debuut. Bij de West-Europese lezer boort de thematiek schuldgevoel aan, hoewel de schrijver niet per se op sterke emoties aanstuurt. Het gegeven is voldoende: dat zoveel Roemeense vrouwen mensonterende omstandigheden verkiezen boven een werkloos bestaan in eigen land. En hoewel het boek zich afspeelt in Sicilië, is het geen ver-van-ons-bed-show: ook wij willen goedkope tomaten in onze supermarkten. Zoals Alina’s vader verzucht in het boek: ‘Onze lage prijzen worden aan alle kanten gesubsidieerd door mensen die het veel slechter hebben dan wij, en door de aarde waarop we leven.’

Via het perspectief van Alina geeft Oogst deze mensen, die gewoonlijk nauwelijks in beeld komen, een stem en een gezicht. Pijnlijk toont de roman hoe er neergekeken wordt op deze arbeidsmigranten, terwijl zij juist slachtoffer zijn van de situatie waartoe ze gedwongen zijn. In de supermarkt kijken andere klanten Alina afkeurend na als ze Roemeens spreekt tegen haar zoontje. De vergelijking is snel gemaakt met de reputatie van Oost-Europese arbeidsmigranten in Nederland en België, die net zozeer vastzitten in een afhankelijkheidsconstructie waarbij de werkgever ook de huisvesting verzorgt.

Toch leest Oogst niet als een zware roman. Dat heeft alles te maken met de luchtige schrijfstijl, waarmee de auteur in enkele penseelstreken steeds de sfeer vastlegt. Mooi verweeft ze bijvoorbeeld de veranderende seizoenen door het verhaal, de troost die natuur en muziek bieden, het gevoel van blijdschap dat een bruisende markt kan geven. Ze beschrijft ritmisch de ervaring van het werken in de kas:

Volhouden, tempo houden, een bak nemen, blijven gaan, knielen, planten, sleuren, kruipen, staan, bak wegbrengen, nieuw plantgoed halen, telkens weer van de vochtige dampende kas naar de schelle hitte van het erf, een slag in het gezicht bij elke wissel: buiten het branden van de zon op haar hoofd, binnen de geur van de kas en de vochtigheid als een stomp op haar borst.

Of de manier waarop Alina en haar moeder telefoneren en elkaar de illusie geven dat het goed met hen gaat:

Gesprek na gesprek spinnen de vrouwen elk hun eigen werkelijkheid, een kantwerk met grote gaten: wat wordt verzwegen, wat wordt verteld? Aan weerszijden wordt geschrapt en afgewogen. Halve waarheden, in stukken gebroken verzinsels, aan elkaar gelijmd tot een nieuwe werkelijkheid. Een spiegelpaleis van schone schijn.

Madonna / hoer

Oogst is niet alleen een verhaal over uitbuiting en onderdrukking. Ook het moederschap staat centraal. Daarmee past het in een lange rij boeken uit de Nederlandstalige letteren die gaan over moeders. Het motto citeert al uit zo’n novelle, simpelweg getiteld Moeder (1950), van Gerard Walschap: ‘Een vrouw is onuitsprekelijk, maar een moeder dan.’ In Gesprekken met Walschap (1970) vertelde de auteur over die roman aan interviewer Albert Westelinck. Walschap situeerde Moeder tijdens de twee wereldoorlogen omdat ‘deze incommensurabele rampen de gelegenheid bieden tot het heldhaftige moederschap en dit groter doen uitkomen’. Het ging hem erom ‘een maximum van leed [te] laten overwinnen door een natuurmenselijke liefde’. De moeder als geïdealiseerde, liefdevolle heldin.

Lange tijd werd in de letteren vooral óver de vrouw geschreven, en niet door de vrouw. Dat leidde vaak tot stereotype vrouwbeelden. Ook voor hedendaagse schrijvende vrouwen blijft het moederschap echter een ‘explosief onderwerp’, zoals Saskia Pieterse het formuleerde in een artikel in De Groene Amsterdammer. Pieterse verwoordt treffend de gedachte dat voor nogal wat vrouwen ‘de verhouding tot zowel de moeder als het moederschap in gelijke delen gevaarlijke moerasgrond en vruchtbare bodem is’.

Dat gevoel bekroop me ook telkens bij het lezen van Oogst. Volders draagt het boek op aan haar ‘taaie moeder, die een leger leiden kan’. Waar stopt de grens van de ode en begint de idealisering die voorbijgaat aan de moeder als vrouw, als mens?

Daarvoor moeten we vooral kijken naar het perspectief van de zoon, Lucian, dat we in het andere deel van de hoofdstukken innemen. De jongen heeft een hechte band met zijn moeder. Een vader ontbreekt, ze zijn altijd met z’n tweeën geweest. Voor Lucian is het verblijf in Sicilië een stuk zorgelozer dan voor Alina. Hij sluit vrij gemakkelijk vriendschap met twee jongens van zijn leeftijd: de één zoon van een landeigenaar en de ander zoon van een Tunesische arbeidsmigrant die in dienst is van de vader van de eerste. De beschrijvingen van hun jongensavonturen in het bos zijn wat kabbelend, maar waar het wél boeiend wordt is wanneer ze in aanraking komen met seksualiteit.

De Siciliaanse jongen, Paolo, heeft via zijn broer vernomen dat er in een schuur in de buurt ’s nachts feesten, festini, worden gehouden waar schaars geklede vrouwen dansen. De drie jongens besluiten vol opwinding erheen te gaan en kijken van een afstandje toe. Al gauw voelen ze vooral walging. In en rondom de schuur hebben Siciliaanse mannen, zoals de buschauffeur die hen dagelijks naar school brengt, vluchtige seks met hoerig geklede vrouwen. Roemeense vrouwen, hoort Lucian tot zijn schrik en schaamte.

Eenmaal terug op het erf, na een zwijgzame terugtocht, ziet Lucian zijn moeder door het raam van hun schuurtje, sierlijk dansend met haar koptelefoon op. Hij kan niet meer met dezelfde blik naar haar kijken. ‘Is zij zoals die vrouwen daarnet? Wil zij wat zij willen?’ Nee, besluit hij: ‘Hier is het goed, hier is alles goed, zolang ze samen zijn is alles goed.’ Maar de link in het hoofd is gemaakt, het zaadje geplant, het welbekende schema bepaald: dat van de vrouw als moeder (Madonna) óf hoer.

Voetstuk

Alina zelf worstelt ook met de reputatie van de Roemeense vrouwen in haar nieuwe omgeving, waar zij zich verre van wil houden. Als tijdens een dorpsfeest, een Madonna-processie nota bene, twee Roemeense vrouwen het podium op getrokken worden en sensueel beginnen te dansen, verlaat ze van schaamte het plein. De sympathieke Maricara die ze ontmoette op de busrit naar Sicilië en daar al jaren werkt, is behulpzaam, maar Alina kijkt neer op haar slordige uiterlijk. In Roemenië zou ze nooit met haar omgaan. Alina’s sterke gevoelens van zelfredzaamheid en onafhankelijkheid zorgen voor een constant aanwezige veroordeling van de andere vrouwen.

Zo werkt er nog een andere Roemeense vrouw op het erf, met wie ze geen enkel woord wisselt. Pas als blijkt dat deze vrouw, Ioana, in volle wetenschap van haar alcoholverslaafde man misbruikt wordt door de baas en ze Alina vraagt om hulp, onderneemt Alina actie – zij het met tegenzin. ‘Ik hoef je niet te helpen,’ zegt ze. ‘Ik wil je ook niet helpen. Ik ben je niets verschuldigd. Maar je moet hier weg, dat is zeker.’ Ze belt via-via een hulporganisatie, die Ioana komt halen. Als een van de medewerkers ook informeert naar het welzijn van Alina, zegt ze: ‘Ik ben niet zo, wij zijn niet zo. Bij ons is het anders.’ Naar aanleiding van dit voorval besluit ze dat haar zoon terug naar Roemenië moet, hij mag niet in deze puinhoop opgroeien.

Lucian protesteert in eerste instantie, hij wil zijn moeder niet alleen achterlaten. Toch kiest hij er in de verrassende ontknoping van het boek uiteindelijk zelf voor om te vertrekken. Alina en Lucian worden steeds vaker uitgenodigd om te komen eten en drinken bij de ouders van Paolo, en de vader, Salvatore, heeft opvallend veel aandacht voor de knappe Alina. Uitgerekend de drie jongens, Paolo, Lucian en Anwar, betrappen de twee in het slot van het boek, vrijend in ‘hun’ hut. De verteller beschrijft: ‘Een jongen die zijn moeder van haar voetstuk ziet vallen, niet kan vatten dat een moeder dat doet, dat zij net als die vrouwen van daarnet is. Een andere die zijn vader niet aankijken kan, zijn vader die zijn moeder bedriegt, […] zijn vader die net als al die mannen is.’

Zonder afscheid te nemen, zonder zijn moeder nog aan te kijken, stapt Lucian kort daarna op de bus terug naar Roemenië. Juist doordat zij voor hem van haar voetstuk is gevallen, kan Alina de ultieme heldhaftige moederrol vervullen: hem laten gaan en zichzelf opofferen. Tegelijkertijd is haar seksuele contact met Salvatore (toevallig of niet: de redder/verlosser) uiteindelijk een bevrijding van deze idealisering: ze is meer dan een moeder; een vrouw met verlangens, de eigenaar van haar seksualiteit.

Deze recensie door Anne Sluijs over Oogst door Sien Volders werd mede mogelijk gemaakt door het ANV.

Hollands Diep, Amsterdam, 2020
ISBN 978 90 488 4824 9
220p.

Geplaatst op 03/02/2021

Tags: ANV, Libris, migrantenarbeiders, Noord, Oogst, Sien Volders, tomatenteelt

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

  1. Yolande den Haring

    in deze recensie wordt veel te veel verklapt uit het prachtige boek. Veel tekst kan worden geschrapt. Jammer.

    Beantwoorden

  2. liesbeth indemans

    uitstekende weergave van de inhoud/betekenis van het boek

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.