Op dinsdag 3 oktober 2023 vond de eerste editie plaats van Literatuur in de Klas – voorheen Dag van de Literatuurkritiek – in De Brakke Grond in Amsterdam. Deze dag over het literatuuronderwijs wordt jaarlijks georganiseerd door Vlaams-Nederlands Huis deBuren en De Reactor. Het thema van dit jaar was literatuur en emoties, met als centrale vraag: hoe maak je emoties bespreekbaar in het literatuuronderwijs? Vijf sprekers deelden hun visie op deze vraag in een persoonlijk statement. Lees hieronder de rede van universitair docent en onderzoeker Sven Vitse.
‘Hoe kan literatuur jongeren helpen om gevoelens uit te drukken?’ Zo geformuleerd klinkt deze vraag bijna als een strikvraag. Bedrieglijk eenvoudig, op het randje van tautologisch. Alsof je zou vragen hoe de krant jongeren kan helpen om over het nieuws te praten. Heel veel literaire werken verbeelden affectieve ervaringen van personages en reiken woorden aan om die te beschrijven en om erop te reflecteren. Lezen is een van de vruchtbaarste bronnen van taalvaardigheid en zo is de cirkel rond. Open deur ingetrapt. Als jongeren literatuur lezen, dan zal die activiteit hen haast per definitie helpen om gevoelens uit te drukken. Docenten Nederlands spelen dan weer een belangrijke rol in het enthousiasmeren van jongeren om te lezen, en in het oefenen van hun vaardigheid om die leeservaringen uit te drukken.
In wat volgt, wil ik bij deze gedachte twee voetnoten plaatsen.
I. De gesitueerdheid van affectieve ervaringen
De eerste voetnoot houdt in dat affectieve ervaringen gesitueerd zijn, in historische, sociale, culturele – en dus talige – contexten. De wrok van Achilles behoort tot een andere wereld dan Ida’s klimaatdepressie in Lieke Marsmans Het tegenovergestelde van een mens (2017). Dit is een extreem voorbeeld, maar subtielere onderscheidingen zijn vrij vlot aan te wijzen. In W.F. Hermans’ De tranen der acacia’s (1949) voelt de student Arthur Muttah zich gefrustreerd omdat hij niet kan voldoen aan de normen voor mannelijkheid die de oorlogssituatie stelt. Edmund van Zeeland, een van de protagonisten in Joost de Vries’ Oude meesters (2017) ervaart dan weer gevoelens van rancune omdat traditionele normen voor mannelijkheid in de eenentwintigste eeuw steeds meer ter discussie gesteld worden. De affectieve ervaringen van deze personages komen dicht bij elkaar in de buurt, maar zijn door hun verschillende gesitueerdheid niettemin wezenlijk verschillend.
Maar ook personages die grofweg dezelfde wereld bewonen kunnen door hun verschillende posities binnen die wereld heel andere affectieve ervaringen hebben. Nina Polak plaatst in de roman Buitenleven (2022) het randstedelijke personage Rivka in een fictioneel dorp in het spreekwoordelijke ‘noorden’ van het land, waar ze botst op de grenzen van haar sociale en culturele verbeelding – haar neiging om de ander te reduceren tot de stereotypen waarin ze haar eigen positie gespiegeld ziet. Het personage Salomé, in Simone Atangana Bekono’s roman Confrontaties (2020), botst dan weer op precies die spiegels die haar als biculturele tiener tot stereotype reduceren. Hun respectieve confrontaties met dezelfde wereld genereren zeer verschillende gevoelens. Ik voeg daar meteen aan toe dat ook mijn interpretatie van de hierboven besproken affectieve ervaringen gesitueerd is.
II. De (on)benoembare uitdrukking van affectieve ervaringen
De tweede voetnoot luidt dat affectieve ervaringen in meer of mindere mate in woorden gevat kunnen worden. Ik gebruik de term ‘affectieve ervaring’ in plaats van ‘gevoelens’ omdat die laatste term doorgaans een talige uitdrukking impliceert. In cultuurwetenschappelijk onderzoek naar gevoelens, emoties en affect wordt vaak onderscheid gemaakt tussen enerzijds de talige en narratieve verbeelding van affectieve ervaringen – wanneer bijvoorbeeld een personage vertelt dat ze zich somber voelt – en anderzijds de belichaamde, viscerale ervaringen die zich niet in woorden of gangbare termen laten vangen. Het woord ‘gevoelens’ verwijst daarbij naar die eerste categorie, de tweede wordt veeleer als ‘affect’ aangeduid – hoewel dat onderscheid natuurlijk lang niet absoluut is.
Koen Sels blinkt in zijn roman Gloria (2019) uit in fijnmazige, tastende, soms woekerende zoektochten naar woorden om de wisselwerking tussen buitenwereld en binnenwereld te vatten – vanuit de gedachte dat het affect zich onttrekt aan talige uitdrukking en door conventionele begrippen volstrekt platgeslagen wordt. Het volgende citaat uit Gloria traceert een ervaring van de hoofdfiguur die zowel emotioneel als zintuiglijk, geestelijk en fysiek is, zonder zich tot een van deze te laten reduceren.
‘Hij had een halfjaar niet meer gedronken en was in die tijd alsmaar ontvankelijker geworden voor de ervaringsbrede lichthoofdigheid en vervaarlijke verveling die kinderen weleens overvalt op een zomeravond in een speeltuin of op een familiefeest, hoogstens high van het spelen, te veel suiker en gewonnen tijd. Hij droomde weg en zag zijn huis als een ongerichte, troebele, vruchtbare volheid van copulerende elementen, een werkelijkheid als een nest wriemelende wormen, de tijdgeest rekbaar en raar, het kader poreus.’ (10-1)
Ook de schriftuur van Niña Weijers in Kamers antikamers (2019) is meer op affect dan op gevoelens gericht. Waar Sels het affect vooral op het microniveau van de stijl zoekt, bouwt Weijers liever een narratieve structuur waarin het affect kan circuleren. In verschillende genres en verhalen, en talrijke variaties op deze verhalen, zoekt de hoofdpersoon een narratieve vorm om een affectieve ervaring te evoceren waar ze zelf niet de vinger op kan leggen. Het resultaat is een heel erg beduimelde ervaring, door tal van vingers betast. Een van de verhalen introduceert een fraaie metafoor voor dit proces: een letterbord waarmee iemand die fysiek niet in staat is te spreken alsnog kan communiceren. Dit gebeurt met behulp van een begeleider die de minimale bewegingen van de gebruiker vertaalt in letters en woorden. ‘De gedachte aan zo’n letterbord kwam me aantrekkelijk voor’ (77), aldus de verteller. ‘Misschien konden mijn spieren me daarmee vertellen wat mijn geest voor zichzelf verborgen hield’ (77).
Een andere variant van niet-uitspreekbare affectieve ervaringen is meer sociaal-cultureel dan theoretisch of ontologisch van aard. In Noodlot (1890) van Louis Couperus zwoegen de personages Frank en Bertie met gevoelens van wederzijdse emotionele afhankelijkheid en met oordelen over hun mannelijkheid die zich in literatuur uit de late negentiende eeuw nog niet zo vlot in onze hedendaagse termen van gender en seksualiteit lieten benoemen. Berties genderidentiteit wordt expliciet bespot door Franks verloofde Eva die Bertie als onmannelijk beschouwt. Franks mannelijkheid wordt hooguit impliciet ter discussie gesteld doordat hij geen weerstand kan bieden aan Berties emotionele manipulatie. Mary Kemperink wijst er in haar studie Beeldschoon. Mannen en mannelijkheid bij Louis Couperus (2021) op dat ‘liefde’ voor personages als Bertie impliciet ‘verwijst naar iets wat ongezegd blijft en wat in Couperus’ tijd ook niet gezegd mocht worden: het verlangen naar een andere man’ (35).
Verschillende gradaties van uitspreekbaarheid kunnen overigens in een en dezelfde tekst zichtbaar zijn, wanneer bepaalde affectieve ervaringen expliciet geformuleerd worden en andere duister blijven, of wanneer de spanning getoond wordt tussen het niet-benoembare affect en de conventionele uitdrukkingen ervan in de beschikbare taal.
Besluit
Ik rond af.
Welke implicaties hebben mijn twee voetnoten voor de vraag die ik hier geacht word te beantwoorden? Literatuur kan, ten eerste, jongeren – en wellicht alle lezers – helpen om de gesitueerdheid van affectieve ervaringen beter te begrijpen en te duiden – en bij uitbreiding hun eigen emotionele gesitueerdheid te verwoorden. Een voorwaarde daarvoor is dat deze lezers kennismaken met literaire werken uit heden én verleden, die daadwerkelijk verschillende maatschappelijke positie vertegenwoordigen.
Ten tweede kan literatuur lezers helpen om te reflecteren op de specifieke verwoording van affectieve ervaringen. Kunnen alle ervaringen verwoord worden en welke implicaties hebben verschillende talige en narratieve uitdrukkingsvormen voor de betekenis die aan die ervaringen wordt toegekend? Dit leerproces kan zowel receptief als creatief worden opgezet: leren begrijpen en duiden is één ding, actief oefenen met formuleren en variëren is een tweede. Niets waar een bedreven docent geen raad mee weet.
Foto: Florian Braakman.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.