Soms kan de flaptekst de lectuur van een boek op voorhand verpesten. Dat overkwam mij bijna bij Dit nog, ook dit. Essays over poëzie en proza van dichter en hoogleraar algemene letterkunde Wiel Kusters (1947). De blurb rept over ‘de teloorgang van het literaire essay’, waarvoor in kranten en tijdschriften steeds minder ruimte zou bestaan. Ik geef de achterflapschrijver zo’n beetje gelijk wat de kranten betreft, maar het is onzinnig om te stellen dat tijdschriften als pakweg De Gids, DWB, nY en Parmentier geen plaats meer inruimen voor diepgravende, interpreterende stukken over gedichten en verhalen. Het omgekeerde is het geval: literatuurperiodieken ontlenen een deel van hun bestaansrecht nu juist aan het literaire essay van de langere adem.
‘Bijna’, schreef ik, want de inhoud van dit boek, die bestaat uit niet eerder gebundelde essays en artikelen uit de jaren 1993-2009 en een ongepubliceerd essay uit 2011, maakt veel goed. Kusters toont zich een intelligent en bevlogen lezer die zijn weg kent in zowel de poëzie als in het proza. In Dit nog, ook dit (de titel ontleende hij aan W.F. Hermans’ gedicht ‘Gij zonne sta stil’) staan nauwgezette, scherpzinnige interpretaties van het werk van onder anderen W.H. Auden, Louis Paul Boon, Huub Beurskens, Jan Hanlo, Willem Elsschot, Edgar Allan Poe, Vasalis en Leo Vroman. Daarin wisselt Kusters voortdurend van perspectief. Hij zoomt vlotjes in en uit en wisselt een zekere academische gestrengheid af met het vrije associatievermogen van de essayist. Dat ook de dichter in hem aan het woord komt, mag blijken uit de vele fraaie formuleringen die deze bundel telt.
Enige minpuntje is dat hij verzuimd heeft om een inleiding te schrijven, waardoor de lezer achterblijft met de vraag waarom Kusters nu juist deze stukken bundelde. Kennelijk moet die het doen met de wat bizarre onheilstijding op de achterflap.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.