Proza, Signalement

Signalement: Omtrent liefde en dood. Een afscheid – Erwin Mortier

Omtrent liefde en dood. Een afscheid

Erwin Mortier

Gedurende een aantal jaren waren Erwin Mortier (1965) en zijn levenspartner Lieven Vandenhaute de buren van Jef Geeraerts en diens echtgenote Eleonore Vigenon. Na het overlijden van Eleonore bekommerden ze zich om de schrijver. In 2010 trokken ze met hem voor een laatste keer naar Congo, wat resulteerde in een televisiedocumentaire van Vandenhaute en in Mortiers boek Afscheid van Congo. Toen Geeraerts in 2015 stierf, bleken ze begunstigden in zijn nalatenschap, wat tot een rel leidde met de familie – de kinderen met wie Geeraerts gebroken had en die nu hun wettige erfdeel opeisten.

Wie in Omtrent liefde en dood op zoek is naar smeuïgs over de erfeniskwestie is eraan voor de moeite. Enkel de opmerking dat de woning verzegeld was toen ze de as van Jef uitstrooiden en dat dit verhinderd heeft om die te vermengen met die van Eleonore, van wie de schrijver de urn onder zijn schrijftafel bewaarde, is een allusie. En dan nog, ook die kan begrepen worden in het kader van datgene waarover hier verteld wordt: de symbiotische liefde en hoe de dood onvermijdelijk voor scheiding zorgt.

Mortiers titel refereert uiteraard aan Geeraerts’ Tien brieven rondom liefde en dood (1975) en de aan Eleonore gerichte Laatste brief rondom liefde en dood (1980), die overigens gelijktijdig met het verschijnen van Mortiers boekje samen opnieuw worden gepubliceerd als Elf brieven rondom liefde en dood – een eerste verwezenlijking van de Geeraerts-Stichting, beheerd door… Mortier en Vandenhaute.

In die brieven gericht aan collega’s, vrienden en geliefde, en uiteindelijk ook aan zijn grote liefde, gaat het Geeraerts om de grote existentiële kwesties: liefde, vriendschap, doodsangst, sterfelijkheid. Precies hetzelfde doet Mortier: hij vertelt de liefdesgeschiedenis van Jef en Eleonore, beschrijft haar aftakeling en overlijden, Geeraerts’ laatste jaren (‘hij [is] in haar dood gaan wonen, wachtend op de zijne’) en zijn heengaan. Het levert een bij momenten vermakelijk, op andere ogenblikken ontluisterend portret op van het glamourkoppel, en tussen de lijnen leest het ook als een overdenking van zijn eigen relatie met Vandenhaute en de angst om alleen achter te blijven.

Grappig zijn de beschrijvingen van Eleonores garderobe, gevat is de psychologische tekening van Geeraerts, indringend de schets van zijn ontreddering na haar overlijden. De analyse dat zijn levensdrift het niettemin haalde op de romantiek uit de Laatste brief, waarin de idee werd geopperd om samen afscheid te nemen van het leven, is treffend. Met respect ontleedt Mortier het bestaan van de schrijver en doorprikt hij een aantal mythes omtrent diens losbandige en dandyeske levenswandel. Een aantal anekdotes kan rechtstreeks in de biografie.

Niettegenstaande die kwaliteiten, valt er ook heel wat af te dingen op het boek. Ergerlijk is de wijze waarop de auteur zichzelf telkens weer in het licht plaatst, in plaats van zijn onderwerp. Waar dat poëticale kwesties betreft – Mortier beschouwt schrijven als contact met onbekenden of mensen van andere generaties en plaatst zich daarmee in de traditie van literatuur als een gesprek met de doden – is dat nog interessant, maar waar het over zijn gevoelens en angsten gaat, heb je de indruk dat hij zijn onderwerp gebruikt om aan zelfanalyse te doen.

En dan het taalgebruik. Storender nog dan de barokke stijl die zijn handelsmerk is geworden, zijn de taalfouten, zeker voor iemand die in zijn titel zo opzichtig het belgicisme verbetert uit het werk waarnaar hij verwijst: Mortier heeft het over ‘nota’s’ als hij ‘notities’ bedoelt of verwijst naar ‘sterfelijkheid’ en ‘dood’ met mannelijke verwijswoorden (al kan dat op het conto van de Noord-Nederlandse uitgeverij te schrijven zijn).

Daarnaast valt overtrokken of ronduit slechte beeldspraak op. De pen als een peddel in de Styx om aan te duiden dat dit geschrift een gesprek met de doden op gang wil brengen, is al op het randje, maar hoe moeten we deze passage begrijpen: ‘een angst die we soms tegen de muren op voelden gieren, zoals in de jaren, lang voor we hen leerden kennen, de wijn en het vlees van diezelfde wanden af moet hebben gedropen’? Als je dat letterlijk neemt en je stelt het je voor, dan kan je nauwelijks geloven dat de muren ten huize Geeraerts wit waren, zoals elders beweerd wordt. Als het figuurlijk opgevat moet worden, dan is het wel een heel slechte metafoor.

Zijn eigen laatste boek heeft Geeraerts nooit afgemaakt en het roemloze Humointerview dat naderhand zijn laatste bleek te zijn, gaf allesbehalve een waardig beeld van de schrijver die zo sterk op zijn reputatie was gesteld. Met Omtrent liefde en dood bezorgt Mortier hem alsnog een enigszins gezwollen, maar respectvol afscheid.

De Bezige Bij, Amsterdam, 2017
ISBN 9789023499435
104p.

Geplaatst op 18/03/2017

Categorie: Proza, Signalement

Naar boven

Reacties

  1. J.Z. Herrenberg

    Het woord ‘dood’ kan zowel mannelijk als vrouwelijk zijn (voor mijn gevoel mannelijk: Magere Hein, ‘Der Tod und das Mädchen’, et cetera). ‘Sterfelijkheid’ is inderdaad vrouwelijk.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.