Essays

Van narratieve prothese naar complexe belichaming. Een inleiding tot de letterkundige disability studies

Malva

Hagar Peeters

In onze themareeks ‘Drempelstukken. Mentale en lichamelijke diversiteit in de literatuur’ onderzoeken we de sociale, fysieke en politieke drempels die schrijvers, critici en personages met een beperking ervaren in de literatuur. Die drempels discrimineren, omdat ze mensen en lichamen buitensluiten, en het verzet tegen die drempels geeft aanleiding tot alternatieve vormen van lezen, schrijven, en verbeelden. Zulke confrontaties – tussen validisme en het verzet ertegen, tussen toegang en toe-eigening, en tussen norm en diversiteit – worden bij uitstek verteld en bekritiseerd in literaire teksten. Daarom wijden we dit jaar onze themareeks aan mentale en lichamelijke diversiteit in de literatuur. In uiteenlopende vormen – essays, recensies, interviews en podcasts –  bundelt de reeks bijdragen van auteurs met een beperking, ervaringsdeskundigen en specialisten uit de disability studies. In dit essay geeft Pepijn de Koning een inleiding tot de letterkundige disability studies. Hij bespreekt de belangrijkste termen en theorieën en past die toe op de roman Malva (2015) van Hagar Peeters.

 

Wanneer je een tijdje de disability studies bril opzet, kan je het niet meer ontzien: een blind zusje dat wordt genoemd in een bijzin, een broer van het hoofdpersonage die is overleden aan aids of een tante die een rolstoel gebruikt. Van Hersenschimmen (1984) van J. Bernlef (dementie) tot Joe Speedboot (2005) van Tommy Wieringa (fysieke disability) tot Turks fruit (1969) van Jan Wolkers (kanker): gehandicapte en zieke personages zijn overal te vinden in de literatuur. Deze overvloedige representatie merkte ook Dichter des Vaderlands Lieke Marsman op in een interview in de Volkskrant in 2018:

In drie van de vijf boeken die ik op vakantie las, ging iemand dood aan kanker, gewoon tussen de regels door. Vroeger nam ik dat gewoon voor kennisgeving aan: de moeder van de hoofdpersoon is overleden aan kanker. Nu denk ik: welke kanker, en in welk stadium, en hoe hebben ze het behandeld, waarom ging ze er dood aan?

Mits we niet zelf gehandicapt of ziek zijn, of op de een of andere manier een band hebben met de gerepresenteerde handicap of ziekte, lijken we deze gevallen van disability-representatie nauwelijks op te merken. Ik zal in de rest van dit essay een leenwoord uit het Engels gebruiken dat relatief nieuw is in de Nederlandse taal: disability. De reden dat ik kies voor deze term heeft te maken met het cruciale onderscheid dat in de disability studies gemaakt wordt tussen disability en beperking. De term ‘beperking’ wordt gebruikt om te verwijzen naar een functionele beperking, zoals een chronische ziekte, het missen van een been of het missen van een zintuig. De term ‘beperking’ heeft dus betrekking op het lichaam. De term ‘disability’ daarentegen verwijst naar een sociaal proces, namelijk de relatie tussen een individu met een beperking en de maatschappij waarin diegene leeft. De term ‘disability’ beschrijft dat het de maatschappij is die het individu heeft disabled. De term ‘disability’ verwijst dus naar de sociale constructie van dit probleem en legt het probleem zo buiten het individu. Als je niet naar binnen kan omdat er alleen een trap is, is dat dan jouw beperking die dit probleem creëert? Of is dit een probleem van een maatschappij die geen rekening met je heeft gehouden? De term ‘handicap’ is in het Nederlands gebruikelijker dan de term ‘disability’, maar bevat deze cruciale nuance niet.

Disability wordt in romans vaak gebruikt als metafoor, ten behoeve van de karakterisering van een personage, om het plot een bepaalde richting op te sturen of simpelweg als markering van iemand in het verhaal. Dit essay vormt een inleiding tot de letterkundige disability studies en probeert duidelijk te maken hoe we zulke disability-representaties in literaire werken op een kritische manier kunnen lezen. Enkele theorieën uit de letterkundige disability studies worden toegepast, en zo hopelijk inzichtelijk gemaakt, aan de hand van een analyse van de roman Malva (2015) van Hagar Peeters.

Opdringerige normaliteit

Eén van de teksten die ten grondslag ligt aan de ontwikkeling van letterkundige disability studies is Lennard Davis’ Enforcing Normalcy (1995). Davis wijst erop dat we moeten teruggaan naar het concept van de norm en het normale lichaam om de constructie van disability te begrijpen: ‘the “problem” is not the person with disabilities; the problem is the way that normalcy is constructed to create the “problem” of the disabled person’. Davis toont in zijn werk aan dat normaliteit (normalcy) een ideologische, cultuurspecifieke constructie is, die disability definieert op basis van de afwijking van een bepaalde norm. De opkomst van het denken in termen van ‘de norm’ en ‘het gemiddelde’ situeert Davis in de late achttiende en negentiende eeuw, gelijktijdig met de opkomst van de bourgeoisie (l’homme moyen) en de wetenschappelijke discipline die bekend staat als de statistiek. Volgens Davis wordt mede door de opkomst van de bourgeoisie, de middenklasse, de gemiddelde positie een soort ideaal. Het is volgens Davis veelzeggend dat de grondleggers van de statistiek bijna allemaal eugenetici waren. Concepten als de norm en het gemiddelde blijken dus een aanleiding om afwijkingen van die norm te verwijderen, uit te roeien, om zo de mens te ‘verbeteren’, met alle gevolgen van dien.

We leven vandaag de dag in een wereld waar het concept van de norm overal is. Onze leercurves en ons intelligentieniveau worden bijgehouden op school met behulp van toetsen. We meten ons gewicht en bepalen of we wel het gemiddelde aantal calorieën binnenkrijgen. Zulke normen zijn niet per se gelijk aan het gemiddelde. Davis vat normaliteit op als een cultuurspecifieke norm, een reeks kenmerken aan de hand waarvan ‘normale’ mensen in een bepaalde samenleving en tijdsperiode worden gedefinieerd. In een Europese context hebben zulke normen bijvoorbeeld betrekking op heteroseksualiteit, mannelijkheid, een witte huidskleur, maar dus ook niet-disabled, niet-ziek, een bepaald lichaamsgewicht, een bepaalde lengte, een bepaald vetpercentage, een bepaald intelligentieniveau, et cetera.

De norm van het lichaam hangt samen met allerlei andere cultuurspecifieke normen in een web dat Davis aanduidt als normaliteit. Om dit web van normaliteit te illustreren, vraagt Davis de lezer om na te denken over het naakt in de kunst. Waarschijnlijk zie je een specifiek soort lichaam voor je: de kans is vrij groot dat het naakte lichaam het lichaam van een vrouw is, dat het een witte huidskleur heeft, dat het niet-disabled is en niet oud. Deze cultuurspecifieke normen worden volgens Davis constant ‘enforced’, opgedrongen, door de bevestiging van deze normen in boeken, films, televisieshows, kunstwerken, enzovoorts. Het is wellicht daarom dat disability zo veelvuldig voorkomt in literatuur, zij het als metafoor, symbool of als karakterisering:

I have come to see that almost any literary work will have some reference to the abnormal, to disability […]. I would explain this phenomenon as a result of the hegemony of normalcy. This normalcy must constantly be enforced in public venues (like the novel), must always be creating and bolstering its image by processing, comparing, constructing, deconstructing images of normalcy and the abnormal. In fact, once one begins to notice, there really is a rare novel that does not have some characters with disabilities.

Narratieve prothese: Kapitein Haak en Olga’s moeder

Wanneer disability voorkomt binnen een narratief wordt het vaak gebruikt als metafoor of symbool. ‘[I]t is rare to encounter an account of, say, a physically different body that does not extend to a comment on what that body does or, crucially, means’, stellen letterkundigen Clare Barker en Stuart Murray. Disability wekt associaties op met een ‘afwijking’ van een bepaalde norm of, positiever geformuleerd, met ‘speciaal zijn’. Hierdoor kan het gebruikt worden als metafoor voor iets dat choqueert, angst inboezemt of uitnodigt tot medelijden. Denk bijvoorbeeld aan het welbekende personage Kapitein Haak. Zijn rechterhand die is vervangen door een ijzeren haak is een lichamelijke markering van zijn slechtheid. Of denk aan Olga’s moeder in Jan Wolkers’ Turks fruit, die een borstamputatie heeft moeten ondergaan als gevolg van borstkanker. Als antagonist krijgt deze lichamelijke markering een symbolische functie als de uiting van haar slechtheid in een zin als de volgende: ‘En dan zie ik dat het die kankerborst is vol verrotting en gif die ze mijn lieveling tussen haar lippen stoot.’ Hoewel verhalen vaak bouwen op disability als een metafoor of symbool, wordt disability zelden beschreven als een ervaring met sociale of politieke consequenties. Het was volgens Barker en Murray onder andere het ontrafelen van de complexiteit van deze metaforen, en de oordelen en normen die erin schuilgaan, die leidde tot de opkomst van de letterkundige disability studies als kritische discipline in de jaren 1990.

Hét centrale werk binnen deze relatief ‘nieuwe’ discipline is Narrative Prosthesis. Disability and the Dependencies of Discourse (2001) van de literatuurwetenschappers David Mitchell en Sharon L. Snyder. Met de term narratieve prothese duiden ze op de observatie dat ‘disability has been used throughout history as a crutch upon which literary narratives lean for their representational power, disruptive potentiality, and analytical insight’. Let in dit citaat ook op het gebruik van het woord ‘crutch’; hiermee wijzen Mitchell en Snyder op het veelvoorkomende metaforische gebruik van disability. De literatuurwetenschappers beargumenteren dat het literaire discours afhankelijk is van disability. Dat is een gedurfde uitspraak die wellicht wat inzichtelijker wordt wanneer we begrijpen hoe deze afhankelijk functioneert. Dat gebeurt op twee manieren: ‘first, as a stock feature of characterization and, second, as an opportunistic metaphorical device’. De term narratieve prothese heeft dus betrekking op het fenomeen dat disability niet als een op zichzelf staande identiteit wordt gerepresenteerd of als een belichaamde ervaring, maar vaak wordt gebruikt als (1) metafoor om ideeën van het normale te versterken en te stabiliseren of om (2) centrale, niet-disabled hoofdpersonages te karakteriseren.

Het gebruik van het woord ‘prothese’ in de term narratieve prothese duidt op nog een andere vorm van de afhankelijkheid van disability in de literatuur. Wanneer een disability als aanleiding voor een verhaal geldt, heeft het narratief volgens Mitchell en Snyder namelijk vaak als doel om ‘de afwijking’ te corrigeren of op te lossen: ‘a narrative issues to resolve or correct – to “prostheticize” […] – a deviance marked as improper to a social context’. De narratieve structuur van een narratieve prothese ziet er simpelweg als volgt uit: allereerst wordt een afwijking, een gebrek of een duidelijk verschil aan de lezer voorgesteld; vervolgens wordt er een verklaring van het ontstaan van die afwijking gegeven en worden de gevolgen van die afwijking benoemd. Het plot zorgt er vervolgens voor dat de afwijking op de een of andere manier hersteld wordt, bijvoorbeeld in de vorm van een genezing van de afwijking of, in het uiterste geval, de dood van het afwijkende personage.

Het helende hiernamaals: vertelwijze als narratieve prothese

Een roman die goed laat zien hoe narratieve protheses functioneren, zowel op het vlak van de vertelwijze als de gebruikte metaforiek, is de roman Malva van Hagar Peeters. Malva vertelt het verhaal van Malva Marina Trinidad Reyes Basoalto, de verzwegen dochter van de wereldberoemde Chileense dichter en Nobelprijswinnaar Pablo Neruda (1904-1973). Vanuit het hiernamaals beschrijft Malva haar leven en dat van haar ouders. Op de eeuwige vlakten wordt Malva vergezeld door een bont gezelschap van overleden schrijvers, dichters en filosofen, waaronder Wisława Szymborska en Johann Wolfgang von Goethe. Malva heeft hydrocefalus (waterhoofd), hierdoor kan ze gedurende haar leven op aarde niet lopen en spreken, heeft ze een verstandelijke beperking en last van chronische (hoofd)pijnen. In het hiernamaals ontmoet ze andere verzwegen kinderen met een disability van beroemde ouders, waaronder Lucia Joyce (de dochter van James Joyce en vermeend schizofreen) en Daniel Miller (de zoon met het syndroom van Down van Arthur Miller).

De roman kent grofweg twee verhaallijnen die niet-chronologisch worden verteld en met elkaar worden afgewisseld. De ene verhaallijn is gesitueerd in het hiernamaals, waar Malva praat met eerdergenoemde overledenen en een antwoord probeert te vinden op de vraag waarom haar bestaan is verzwegen door haar wereldberoemde vader. Ze blijkt te kunnen terugreizen naar cruciale gebeurtenissen op aarde, waarbij ze onzichtbaar is voor de levenden. De andere verhaallijn vertelt het verhaal van Malva’s kortstondige leven op aarde, waarin ze als alwetende verteller optreedt vanuit het hiernamaals. Deze verhaallijn begint bij de relatie van haar ouders en eindigt bij het overlijden van haar vader Pablo Neruda in Santiago, Chili.

De vertelwijze vanuit het zogenaamde hiernamaalsperspectief creëert een narratieve prothese. Net zoals een disabled persoon door een prothese wordt genormaliseerd, zo normaliseert de vertelwijze in dit geval het hoofdpersonage. Omdat Malva tijdens haar leven op aarde als gevolg van hydrocefalus niet kon spreken en verstandelijk beperkt was, wordt er een kunstgreep uitgevoerd om ervoor te zorgen dat dit disabled perspectief niet ingenomen hoeft te worden. De vertelling die gesitueerd is in het hiernamaals is dus een voorbeeld van een narratieve prothese waarbij een belichaamde ervaring van disability wordt omzeild: in het hiernamaals is Malva slechts een doorzichtige ‘schimgestalte’.

Daarnaast wordt het disabled lichaam in het hiernamaals letterlijk teruggebracht naar de norm, ‘geprothetiseerd’. De beperking lijkt in het hiernamaals namelijk niet te bestaan: Malva danst op de tafel, rijdt paard en kan praten. Behalve het kwijlen gedurende het avondeten ‘op de manier van afwijkelingen die zo kenmerkend voor ons is’, is er niks waaruit valt op te merken dat Malva en haar disabled vrienden ook in het hiernamaals disabled zijn. Het hiernamaals is in dit geval dus een plek waar het disabled lichaam wordt teruggebracht naar de norm van het ‘normale lichaam’.

We zouden de werking van deze vertelwijze kunnen vergelijken met de werking van een bril. In plaats van de wereld waar te nemen vanuit een disabled Malva die chronisch pijn heeft en niet kan spreken of lopen, nemen we Malva’s wereld waar met behulp van een normaliserende bril. De opmerking die Malva maakt wanneer ze vanuit het hiernamaals terugkijkt naar haar dode lichaam krijgt daardoor wel een erg wrange nasmaak: ‘Dood was ik eindelijk zoals ik bij leven leek bedoeld.’ In Malva vinden we een opmerkelijke combinatie van de twee zaken die volgens Mitchell en Snyder vaak gebruikt worden om een afwijking te corrigeren of op te lossen: genezing en uitroeiing. In het hiernamaals is Malva namelijk niet alleen ‘uitgeroeid’ – haar leven op aarde is immers beëindigd – ze lijkt ook genezen van haar beperkingen.

Mutanten, monsters en metaforen als narratieve prothese

De term narratieve prothese heeft echter niet alleen betrekking op de vertelwijze of narratieve structuur van een tekst. Mitchell en Snyder stellen dat de term ook betrekking kan hebben op metaforen. Bij de classificatie van een metafoor als narratieve prothese is de belichaming van belang. Een belichaamde metafoor vergelijkt doorgaans een innerlijk aspect van disability met een bepaald beeld, terwijl een niet-belichaamde metafoor het uiterlijk, het visuele aspect van de disability, als het element van de metafoor neemt dat vergeleken wordt. Bij een niet-belichaamde metafoor wordt er dus van buitenaf naar het disabled personage gekeken, terwijl we bij een belichaamde metafoor kunnen zeggen dat er van binnenuit naar het disabled personage wordt gekeken.

Een voorbeeld van zo’n niet-belichaamde metafoor is die van Malva als mutant en monster. Deze komt het eerst voor in een brief waarin Neruda Malva omschrijft als ‘een vampier van drie kilo, […] een gedrocht, het monster’. Volgens Malva gebruikt haar vader deze metaforen ‘dankzij mijn onaanzienlijke lijfje en mijn reusachtige hoofd’. De metafoor vergelijkt Malva’s afwijkende uiterlijk dus met de groteske lichamen van monsters, vampiers en mythische wezens. Wat is precies het overeenkomstige element in deze vergelijking en hoe wordt deze vergelijking gemotiveerd?

In de zoektocht naar haar disabled identiteit heeft Malva in het hiernamaals enkele gesprekken met de Poolse dichter Wisława Szymborska. In het eerste gesprek met Szymborska stelt Malva haar de vraag: ‘Behoor ik eigenlijk niet tot het rijk van de zeemeerminnen, de faunen en de engelen?’ Szymborska vindt dat Malva niet tot die groep mythische wezens behoort. Volgens haar zijn ‘dergelijke wezens uitsluitend ontsproten […] aan de fantasie’. Szymborska beweert dat zulke mythische wezens niet kunnen bestaan omdat het bestaan van deze wezens een ‘overmaat [zou] betekenen die de natuur niet wenst te hebben en niet heeft’. Malva neemt echter geen genoegen met deze argumentatie:

Het probleem is: die overmaat heeft zij wel, ook al wenst zij die niet te hebben. […] [K]ijk maar naar ons! […] Je vergeet ons helemaal; de mutanten, de halfgebekten, dubbelgesnavelden, drievoudig gevoetten, de cyclopen, de reuzen en de dwergen met hun blikken trommels. Wij bestaan wel degelijk.

De overeenkomst tussen deze mythische wezens en het uiterlijk van Malva zit volgens Malva dus in de overmaat en overdaad ten opzichte van het normale lichaam. In plaats van dat het lichaam iets mist, een gebrek heeft, heeft Malva’s lichaam volgens deze metafoor iets te veel. Zoals de mythische wezens in deze metaforen staarten, vinnen, vleugels, hoeven en extra vingers hebben bovenop hun menselijke, normale lichaam, zo heeft Malva een overdaad aan hersenvocht vergeleken met het normale lichaam. Het gebruik van deze metafoor legt de nadruk op het uiterlijk van Malva, en construeert disability als een visuele markering op het lichaam in plaats van als een belichaamde ervaring. Deze metaforen zouden we hierdoor kunnen bestempelen als narratieve protheses.

Toch lijkt Malva het niet eens te zijn met deze representatie. Later keert ze namelijk terug naar Szymborska: ze blijft ‘zeuren en vragen tot [ze zichzelf heeft] gedefinieerd’. Malva vraagt Szymborska of ze ‘misschien voor spookdiertje kan doorgaan’. Ze refereert hier aan het gedicht ‘Spookdiertje’ van Szymborska, waarin de dichter deze dieren omschrijft als een ‘nietig schepseltje, bijna uit iets halfs geschapen, / toch een geheel dat voor geen ander onderdoet’. Volgens Szymborska is Malva echter ook niet te vergelijken met het spookdiertje:

Jij bent helemaal geen ‘geheel dat voor geen ander onderdoet’. Jij bent immers geen geheel, en je doet wel voor een ander onder, daar ben je dan ook voortijdig aan gestorven. Jij was anders bedoeld dan je uiteindelijk bent geworden.

In tegenstelling tot de eerdere representatie van het disabled lichaam als een grotesk lichaam, wordt het disabled lichaam hier geconstrueerd als een lichaam dat iets mist: het is immers ‘geen geheel’ volgens Szymborska. In tegenstelling tot het lichaam van het spookdiertje is het lichaam van Malva een ‘wandelende dwaling van Moeder Natuur’ en ‘een foutje op pootjes’.

Waar het disabled lichaam als grotesk lichaam iets extra’s heeft, een overdrijving is, is het disabled lichaam in deze constructie een lichaam dat iets mist, waar iets fout gegaan is. Toch verschillen beide constructies niet veel van elkaar. Ze opereren beide namelijk met het concept van de norm en het normale lichaam. De afwijking van het normale lichaam is in de ene constructie een groteske overdrijving, in de ander ‘een foutje’ van Moeder Natuur. Szymborska geeft blijkbaar de voorkeur aan de laatste constructie. De roman stelt geen nieuwe constructie van het disabled lichaam voor, door bijvoorbeeld deze metaforen te herinterpreteren. Het disabled lichaam is óf een overmaat óf een tekort vergeleken met het normale lichaam.

Malva’s afwijkende uiterlijk blijkt vaak het vergelekene element te zijn waarop de disability-metaforiek berust. Zo ook in de terugkerende metafoor van de puntkomma, die wordt geïntroduceerd in een brief van Malva’s vader: ‘de puntkomma [is] kenmerkend […] voor de gedaante die ik was op aarde, met mijn kleine lichaam als een komma, […] en mijn almaar uitdijende schedel als een groteske punt’. Het gebruik van de puntkommametafoor zouden we op het eerste gezicht kunnen classificeren als narratieve prothese, de metafoor lijkt op de eerste plaats namelijk vooral het visuele en groteske aspect van hydrocefalus te benadrukken, net als de eerder beschreven groteske metaforen.

Malva weet zich echter de puntkommametafoor toe te eigenen door de vergelijking verder uit te werken en op zoek te gaan naar een andere overeenkomst die de metafoor motiveert. Zo weet ze de metafoor op verschillende manieren uit te leggen, waarvan hier twee voorbeelden:

  1. De puntkomma wordt met uitsterven bedreigd nu bijna niemand meer weet waar hij hem moet plaatsen, en zo is hij dus in het nadeel ten opzichte van de andere leestekens, precies zoals ik als mens was achtergesteld bij mijn medemensen.
  2. In woorden is de puntkomma te vervangen door ‘kortom’, en daarin is hij een verwijzing naar het meten. Kortom; een beter teken is mij onbekend, die aan zoveel wetten van getal en maat gebonden ben, en daaraan tegelijkertijd onderhevig en ervan ontheven.

Het is duidelijk dat Malva de metafoor hier totaal anders uitlegt dan haar vader. Waar Neruda de metafoor gebruikt om haar voorhoofd als ‘een groteske punt’ te benadrukken, creëert Malva een metafoor waarmee ze niet haar uiterlijk maar (1) de achterstelling waar mensen met een disability mee te maken krijgen en (2) de rol die de norm (de ‘wetten van getal en maat’) speelt in het construeren van deze achterstelling benadrukt.

Degene die waarneemt (de focalisator) en niet zozeer de verteller is hier van belang. Waar Neruda het abnormale uiterlijk van het disabled lichaam benadrukt met behulp van een metafoor, weet Malva de sociale achterstelling als gevolg van een normaliteitsdiscours te benadrukken. Op deze manier weet ze de metafoor naar haar eigen hand te zetten en terug te winnen. Zo wordt een metafoor als narratieve prothese geherinterpreteerd vanuit een kritisch perspectief op disability, in tegenstelling tot de voorgaande metaforen.

Van narratieve prothese naar complexe belichaming

Deze lezing van Malva is niet bedoeld als een beoordeling van de representatie van Malva’s hydrocefalus als goed of slecht, maar als een manier om contradicties, paradoxen en de opdringerige norm van het normale lichaam bloot te leggen. Door deze aspecten inzichtelijk te maken, kunnen we van narratieve protheses toewerken naar nieuwe, niet-normatieve vormen van disability-representatie: een vorm van complexe belichaming waarbij disability niet slechts een vervanging is van iets anders – een metafoor of een symbool – maar een op zichzelf staande ervaring met sociale, culturele, lichamelijke en politieke dimensies. Literatuur kan zich namelijk ook verzetten tegen zulke normen door creatieve en nieuwe metaforen te ontwikkelen of metaforen te herinterpreteren, zoals Malva doet met de puntkommametafoor. Het is tijd voor de letterkundige disability studies om zich te richten op de vragen welke verhalen we wél willen vertellen en welke verhalen wél aansluiten bij de ervaringen van het leven met een disability. Hoe kunnen we van narratieve protheses toewerken naar een complexe belichaming van disability?

 

Voor dit essay herwerkte Pepijn de Koning het eindwerkstuk dat hij maakte ter afronding van de bacheloropleiding Nederlandse taal en cultuur aan de Universiteit Utrecht. De auteur wil hierbij zijn scriptiebegeleider Johan Sonnenschein bedanken voor zijn constructieve feedback en verrijkende inzichten.

Logo-ontwerp: Job Boot, www.jobboot.nl

Bezige Bij, Amsterdam, 2015
ISBN 9789023492665
320p.

Geplaatst op 09/09/2023

Tags: Disability, disability studies, drempelstukken, geestelijke beperking, Hagar Peeters, handicap, lichamelijke beperking, Malva, Ziekte

Categorie: Essays

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.