Deel Facebook Twitter / X LinkedIn
In 2024 werd er geen debuutroman met zoveel buzz, hype en hyperbool de wereld ingeslingerd als De bewaring, van de in Nederland wonende, in Israël geboren en in het Engels schrijvende Yael van der Wouden (1987). Nog voor het boek werd gepubliceerd werden de vertaalrechten aan meerdere landen verkocht. De Amerikaanse en Britse uitgeverijen vochten onderling een nine-way bidding war uit om de publicatierechten van het manuscript, wat betekent dat er op hetzelfde moment negen partijen aan het bieden waren (!). De Britse uitgeverij Penguin Viking vergeleek de roman alvast met het werk van Ian McEwan en Patricia Highsmith.
Toen De bewaring uitkwam, zowel in Nederland ‒ de wereldprimeur! ‒ vertaald door Fannah Palmer en Roos van de Wardt, als in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, kon de roman rekenen op overwegend positieve kritieken, in zowel The Guardian als The New York Times. In Nederland was de toon in recensies kritischer van aard. In de Volkskrant werd de stijl van de roman vergeleken met die uit kitscherige bouquet-reeksen en de sentimentele doch populaire romans van Tatiana de Rosnay. In de populaire boekenpodcast Boeken FM werden parallellen getrokken met fanfiction over Sherlock Holmes, streekromans en Young Adult (YA)-boeken.
Die soms wat neerbuigende en hautaine discussies over schrijfstijl gaan voorbij aan wat De bewaring daadwerkelijk een buzz-worthy boek zou moeten maken voor een Nederlands lezerspubliek: in De bewaring worden dominante perspectieven op de Jodenvervolging in Nederland omgekeerd. Niet de Joodse slachtoffers, maar de medeplichtigen, de ‘geïmpliceerde subjecten’, zij die profiteerden van de Jodenvervolging en -onteigening, zonder dat ze zich daar misschien zelf helemaal bewust van zijn, staan in deze roman centraal. Dat nota bene een Joodse auteur de blik richt op deze medeplichtige, geïmpliceerde Nederlanders mag met recht uitzonderlijk worden genoemd. Dat dat ook nog gebeurt in een roman die qua stijl meer weg heeft van een Young Adult-roman maakt dat gegeven des te uitzonderlijker.
Maar waar komt dit verschil in receptie van de roman tussen Nederland en bijvoorbeeld de Verenigde Staten dan uit voort? Is er simpelweg sprake van een verschil in smaak? Een deel van het antwoord op die eerste vraag lijkt te vinden in de plotopbouw en spanningsboog van de roman, die gestoeld is op een duidelijke ontknoping en eigenlijk alleen ‘werkt’ wanneer bepaalde aspecten van de Jodenvervolging in Nederland door de lezer zijn vergeten.
De bewaring speelt zich af in de broeierige zomer van 1961, in een groot vrijstaand huis met moestuin tussen de Sallandse boerderijen, bossen en weilanden. Het hoofdpersonage, de ietwat paranoïde, vereenzaamde, prikkelbare Isabel woont al lange tijd alleen in het te grote ouderlijk huis nadat haar beide ouders zijn overleden en beide broers zijn verhuisd naar de grote stad. Isabel leeft van een riante toelage en besteedt haar tijd aan het oogsten van de moestuin en het obsessief tellen van alle spullen in het huis, omdat ze als de dood is dat de huishoudhulp stiekem iets steelt.
Het rustige leven van Isabel wordt plotseling verstoord wanneer haar broer Louis een maand naar het buitenland moet, en daardoor zijn vriendinnetje Eva bij Isabel in huis plaatst. Het huis blijft immers eigendom van Louis. Eva lijkt in alles het tegenovergestelde van Isabel: ze is spraakzaam, levendig en aanwezig. Ze stelt continu vragen en werkt daarmee op de zenuwen van Isabel. Het eerste wat Isabel opvalt aan Eva is haar ietwat ordinaire uiterlijk en geblondeerde haar: ‘haar donkere haarwortels, haar geverfde wenkbrauwen’. De lezers met actieve herinneringen aan Carice van Houten in Zwartboek fronsen hier wellicht reeds hun wenkbrauwen en zien misschien door welk plot de auteur hier uitzet.
In het eerste hoofdstuk wordt beschreven hoe Isabel, tijdens het werken in de moestuin, een scherf van een bord vindt met precies hetzelfde patroon van hazenpootjes en blauwe bloemetjes als het lievelingsservies van haar moeder. Isabel begrijpt het niet: ‘Geen van moeders borden was ooit verdwenen.’ Het servies stond er net zo bij als anders. Hoe kan die scherf in de moestuinaarde terechtgekomen zijn? Ze besluit haar vragen aan haar broer Hendrik voor te leggen, die haar niet serieus neemt: ‘Wie weet hoe het eraan toeging voordat wij er introkken.’ Haar broer herinnert Isabel eraan dat het huis gemeubileerd was en al vol stond met spullen toen ze er als tieners introkken tijdens de Tweede Wereldoorlog: ‘Bijna alles was al aanwezig: het beddengoed, de potten en pannen, de vazen op de vensterbank.’
Voor de lezers die bekend zijn met Het adres (1957) , het korte verhaal van Marga Minco, of meer in het algemeen met de geschiedenis van ‘de kleine Shoah’ roepen deze gegevens al een sterk vermoeden op. Al helemaal wanneer Isabel zich herinnert hoe er op een avond in 1946 op de deur werd gebonsd door een woedende, schreeuwende vrouw. De ontvangst in Nederland van Joodse mensen die enkele weken en maanden na het einde van de bezetting terugkwamen uit de onderduik of de verschrikkingen uit de kampen, was op zijn zachts gezegd koel te noemen, soms ronduit antisemitisch van aard. Ze troffen vreemde families aan in huizen die ooit van hen waren geweest. Spullen die waren ondergebracht bij buren, kennissen, vrienden – bewariërs – waren nergens meer te bekennen of maakten inmiddels onderdeel uit van de huisraad. Geroofde bezittingen konden alleen via een bureaucratisch systeem worden teruggevorderd en verschillende gemeenten zadelden de teruggekeerde Joodse mensen zelfs op met achterstallige rekeningen van gemeentelijke belastingen, zoals erfpacht, over het van hen geroofde onroerend goed.
Het huis waar Isabel in woont, blijkt inderdaad toe te behoren aan een Joodse familie, de familie van Eva nog wel, die is opgegroeid in het huis. De familie van Isabel is er tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen het huis geen bewoners had, waarschijnlijk illegaal ingetrokken. Deze feiten komen echter pas in het laatste deel aan het licht, wanneer Isabel plots het dagboek vindt van Eva. Als een deus ex machina wordt in dat hoofdstuk op elke onbeantwoorde vraag die de lezer nog kon hebben een passend antwoord geformuleerd.
Dat blijft een opvallende plotkeuze. Waarom worden alle open vragen opeens zo nadrukkelijk ingevuld in dit dagboekhoofdstuk? Was de lezer niet al zelf tot vergelijkbare conclusies gekomen? Dient deze pijnlijke geschiedenis dan alleen om spanning op te wekken, als plotelement, als shock? Wat is eigenlijk het lezerspubliek van deze roman? Hoe lezen zij die nog actieve herinneringen hebben aan deze periode, die generatie Joodse-Nederlanders en wellicht de generaties daarna, deze roman? Als satire? Als parodie op de onwetendheid van Isabel en in het verlengde daarvan, een Nederlands lezerspubliek? Als parodie op het vergeten? Het plot, de spanningsopbouw en de ontknoping zijn er immers alleen voor zij die vergeten. Wat blijft er over van De bewaring voor zij die weten, die de ontknoping al lazen toen er een scherf werd gevonden, toen er een personage met een opzichtig geblondeerd kapsel het toneel betrad?
Wat er overblijft, is een broeierig, sensueel, onwaarschijnlijk en expliciet liefdesverhaal. Want meer nog dan een ‘parodie op het vergeten’ las ik De bewaring als een lofzang op de queer-liefde die op het eerste gezicht onmogelijk lijkt, maar Isabel en Eva uiteindelijk weet samen te brengen. Gedurende de lange, lome zomer brokkelt de muur die Isabel om zichzelf heeft opgebouwd langzaamaan af. Isabels paranoïde over verdwijnende spullen en irritatie over Eva’s aanwezigheid slaan uiteindelijk om in iets anders: lust. Het is een onwaarschijnlijke omkering in karakter die Van der Wouden toch voor elkaar krijgt en resulteert in een paginalange queer-seksscène.
Misschien is het idee dat de liefde alles overwint een clichématig plotelement, toch greep dat idee me in deze roman aan. Wat overwonnen wordt is een pijnlijke, onuitspreekbare, verzwegen geschiedenis waar de twee personages mee moeten zien te leven, een geschiedenis die ze beiden op hun eigen unieke, geïmpliceerde manier belichamen. Dat de stijl in die liefdesscènes soms vervalt in cliché is waar. De plotselinge regenbui die de twee geliefden doorweekt naar een hotelkamer doet begeven is wellicht iets te goed getimed, de overrijpe peer die Isabels mond laat druipen van het sap doet denken aan de perzik in Call Me By Your Name (2017) van Luca Guadagnino en het taalgebruik heeft soms veel weg van zinnen in de trant van ‘ik wist niet waar mijn lichaam ophield en het jouwe begon’. Toch ergerde ik me als lezer niet aan die aspecten. Hoe vaak vinden we in de literatuur over de Tweede Wereldoorlog, en al helemaal over de Tweede Wereldoorlog in Nederland, zulke expliciete queer-liefdesscènes? Daarnaast wekt dit liefdesverhaal, voor zij die het plot al vanaf het eerste hoofdstuk doorzagen, wel degelijk spanning op. Is Eva oprecht? Of verleidt ze Isabel met een heel andere reden? Doet ze dat om een stapje dichter bij het bezit van ‘haar’ huis te komen? Is deze liefde onderdeel van het masterplan dat ze in haar dagboek heeft uitgedacht?
Continu lijkt De bewaring een spel te spelen met weten, niet-weten, en met vergeten, zowel op het niveau van het plot als op het niveau van de vergetende of wetende lezer. Daaruit ontstaan discussies over welk genre dit boek eigenlijk beslaat. Gaat het hier om een meesterlijke parodie op de Nederlandse herinneringscultuur, waarin slachtofferschap wellicht centraal staat maar de ongemakkelijke onderdelen van de Jodenvervolging toch zijn vergeten, of is dit een queer-romantisch YA-boek met de Tweede Wereldoorlog als achterdoek?
Zoals de receptie van de roman duidelijk maakt, is het antwoord op die vragen afhankelijk van de voorkennis van de lezer. In de Verenigde Staten is de geschiedenis van ‘de kleine Shoah’ grotendeels onbekend, waardoor het plot en de ontknoping intact blijven. In Nederland is ‘de kleine Shoah’ weliswaar bekender, maar blijft dit een vorm van beladen kennis over de Jodenvervolging in Nederland die daardoor ook maar beperkt is opgenomen in de nationale culturele herinnering, waardoor de Nederlandse lezer óf geconfronteerd wordt met een pijnlijke geschiedenis, óf geconfronteerd wordt met een parodie op vergeetachtigheid. Want hoe komisch is eigenlijk het gegeven dat zelfs de paranoïde, nietsontziende Isabel, Eva niet door heeft? De bewaring heeft uiteindelijk aan iedere lezer, wetend of niet-wetend, iets te bieden, en vormt zo een gedurfde en unieke toevoeging aan de narratieven over zowel de Tweede Wereldoorlog als over queer liefde in Nederland.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.