Peter Terrins De gebeurtenis, een zorgvuldig geweven roman-in-verhalen, is een onoplosbare puzzel. De levens van de personages in de korte verhalen die samen De gebeurtenis vormen, zijn duidelijk met elkaar verbonden via dunne draden: het ene personage keert als buurvrouw terug in het andere verhaal, de vrouw in het zorgcentrum blijkt op dezelfde etage te wonen als de vrouw die in een eerder hoofdstuk beschreven wordt vanuit het perspectief van de verzorger. In het ene hoofdstuk is het personage een hoofdfiguur, in het andere een haast onopvallend bijfiguur. De personages hangen samen als de accounts op LinkedIn of Facebook waarmee je minstens één gemeenschappelijke connectie hebt. In het laatste hoofdstuk komt een groot gedeelte van die personages samen op een bruiloft, en dan zie je als lezer opeens het sterrenbeeld in de willekeurige verzameling sterren in de nachthemel. Of lijkt dat maar zo? En is die ‘gebeurtenis’ eigenlijk een chaotische kluwen levensdraden die onmogelijk van elkaar los te trekken zijn om te worden omgevormd tot één sterrenbeeld: een ruwe benadering van de werkelijkheid?
Terrin laat zijn lezer niet aan het lot over. Het gebeurt zelden dat er in een roman zo’n duidelijke leesaanwijzing zit als in De gebeurtenis. Zo vindt het personage Juliette de volgende notitie terug in haar notitieboek:
Het is onmogelijk om een consistent, rechtlijnig verloop van oorzaak-gevolg in een verhaal op te bouwen. Op zijn best is dat een benadering van onze ervaring. In plaats daarvan is het nodig om een geheel samen te stellen uit verschillende deeltjes, die allemaal wijzen op verbondenheid. Constellatie, niet opeenvolging, draagt de waarheid in zich.
Er zijn duidelijke aanwijzingen voor hoe de puzzel gelegd moet worden, wat overigens niet betekent dat dat ook de oplossing van die puzzel is. Tijdens het lezen probeerde ik een rode draad in de levens van deze personages te ontdekken. Ik merkte dat ik koste wat kost één duidelijk afgebakend thema wilde uitlichten, één rode lijn, één specifiek sterrenbeeld dat iedereen kan zien. Maar wat is de gemeenschappelijke deler bij deze personages?
Het is onontkoombaar dat wanneer een roman de titel De gebeurtenis draagt je als lezer op zoek gaat naar wat die gebeurtenis dan omvat, of zoals een personage in de roman deze puzzel verwoordt: ‘Zou een boek waarin je niet de dader maar de misdaad moet voorspellen niet veel interessanter zijn?’ Misschien zal dat een interessant boek opleveren, maar ook een frustrerend boek. Een postmodern spiegelpaleis waarin je als lezer verdwaald raakt omdat de absolute waarheid nu eenmaal niet bestaat en taal een tekensysteem is waarvan de betekenis eindeloos wordt uitgesteld; zitten we daar nog op te wachten in een wereld waarin over letterlijk alles twijfel kan worden – en ook daadwerkelijk wordt – gezaaid? (Ik denk aan klimaatverandering, verkiezingsuitslagen, de rondheid van de aarde, etc.) Zo’n constellatie is echter, realiseerde ik mij tijdens het lezen, de meest realistische weergave van de realiteit en daarom ook van mijn leeservaring.
Ik begon met het lezen van De gebeurtenis in de trein van Utrecht naar Rotterdam. Er was een trein uitgevallen in de spits en dus was het ontzettend druk. Er zat een blinde man naast mij. Dat kon ik alleen weten door de geleidehond die half op mijn schoen lag. De staart van de hond lag in het gangpad. De passagiers die de trein inkwamen en weer verlaatten, stapten voorzichtig over de staart heen.
Op dat moment lees ik over Juliette: een alleenstaande vrouw van middelbare leeftijd en assistent van de bekende auteur Willem. Willem is hoogbejaard en door een ziekte blind geworden. Hij dicteert zijn boeken aan Juliette. Wanneer hij komt te overlijden, bepaalt zijn testament dat Juliette, en niet zijn tweede en jongere vrouw Femke, een memorystick krijgt met daarop de audiobestanden voor zijn laatste roman. Mede doordat Juliettes relatie met Willem ‘een puur auditief karakter had, zonder visuele basis’ worden ze uitgekozen voor een wetenschappelijk experiment. Na Willems overlijden gaat een groep wetenschappers met Willems hersenen aan de slag in de hoop een vorm van ‘anorganische communicatie’ tot stand te brengen, een vergelijkbaar project als dat van de wetenschappers in Silicon Valley die bezig zijn met de ontwikkeling van een fictieve ‘iHead’. Willems hersenen worden als eerste ooit geüpload in een ‘bio-dock’, dat niets ziet en alleen maar kan horen. In het wetenschapscentrum wordt Juliette voor een scherm met het gezicht van Willem geplaatst. Het eerste wat Willem aan haar vraagt is: ‘Wie zijn die mensen?’
Ik verwacht vervolgens een verhaal te lezen over de ethische tekortkomingen van artificiële intelligentie, de macht van Silicon Valley en technologie uit ‘het Verre Oosten’, doemscenario’s uit het ons tegemoetkomende digitale tijdperk, waarin zelfs onze hele persoonlijkheid is te vatten in reeksen van nullen en éénen. Niks is minder waar. In het volgende hoofdstuk bezoekt een ‘klassieke heteroman’ een feministisch toneelstuk met zijn zus, en in het hoofdstuk daarna lees ik over een familie waarvan de hond is weggelopen van huis. Wie zijn die mensen?
Hetzelfde kan ik vragen aan de mensen in deze trein. Maar er is één belangrijk verschil: waar de mensen in deze trein per toeval samenkomen, zijn de karakters in De gebeurtenis met opzet door een auteur specifiek op die plek in de roman, in die volgorde samengebracht. Dat is het verschil tussen een constellatieroman en de realiteit. Het maakt ook dat ik geneigd ben om de blinde Willem niet te zien als de blinde man in de trein, maar te lezen als metafoor. Een blind personage is echter nooit alleen blind, maar altijd blind voor iets. Er bestaat een lange literaire geschiedenis van blinde personages: van Oedipus, via King Lear, tot De Blinde Fotograaf uit de gelijknamige werken van W.F. Hermans en Anjet Daanje.
‘Eerst zien, dan geloven’. Zo luidt het gezegde. Daarmee wordt ook het omgekeerde geïmpliceerd: blindheid wordt gekoppeld aan onzekerheid, aan een toestand van niet geloven of weten, en een gebrek aan duidelijkheid of rationaliteit. Metaforisch gebruik van blindheid gaat dus uit van een rechtstreekse relatie tussen zicht en waarheid of aanvaardbare kennis. Dat blijkt onder andere wanneer ‘blind’ gebruikt wordt als bijvoeglijk naamwoord in metaforen als ‘een blinde hoek’ of ‘een blinde vlek’. (Zie ook dit gesprek tussen Piet Devos en Anaïs Van Ertvelde over literatuur en visuele handicaps.) Blindheid wordt een probleem van het weten. Wat weet Willem niet?
Ik ben een weekend bij mijn ouders. Mijn moeder heeft een doos van zolder gehaald met daarin kindertekeningen uit mijn basisschooltijd. Ik was in die periode een tijd geobsedeerd met handtekeningen. Om mijn handtekening uit te proberen, stelde ik als kind allerlei contracten op. Eén contract komt uit de doos naar boven: het zorgcontract. Het is een geelkleurige post-it met erop de tekst: ‘Ik verzorg mama altijd, en papa ook.’ Eronder staat een gigantische handtekening die ik nog steeds gebruik.
Ik weet niet of het door die gebeurtenis komt of door het schrijven van een essay voor de themareeks Drempelstukken van De Reactor, maar opeens valt me een nieuwe constellatie op in De gebeurtenis: een blinde schrijver, een vrouw met een terminale ziekte die moeite heeft te communiceren, een vrouw die door een beroerte niet kan praten, een vrouw met Alzheimer. De karakters in deze roman zorgen voor elkaar, maar er is voortdurend iets dat die zorgrelatie bemoeilijkt. Daarnaast is de coronapandemie als een motief door de verschillende verhalen geweven. Tijdens de pandemie werden onze ideeën over wat het betekent om te zorgen en verzorgd te worden natuurlijk ook op de proef gesteld.
Neem de zorgrelatie tussen verzorger Kurt die werkt in het tehuis Avondrust en de hoogbejaarde Jacqueline die door een beroerte niet meer kan praten. Hoe kan Kurt het beste zorgen voor iemand met wie hij niet of maar moeilijk kan communiceren, voor iemand die hij eigenlijk niet kent? Kurt behandelt Jacqueline liefdevol. In plaats van een tillift te gebruiken, draagt hij haar
in zijn armen van het bed naar de stoel in de douche. Hij wast haar met het zachtste washandje, als hij niet moet werken legt hij het ’s avonds klaar voor zijn collega, samen met de zeep en het haarkapje.
Het is het toonbeeld van ‘menswaardige’ zorg, maar het wordt pas duidelijk wat Jacqueline denkt wanneer we haar perspectief meekrijgen. Eigenlijk heeft ze het idee dat haar leven voltooid is. Ze bidt dat ‘het virus haar zal verlossen’, en kiest ervoor om zich niet te laten vaccineren. Ze maakt gebruik van de goedheid van Kurt die haar in vertrouwen elke avond een slaappil geeft, ook al is alleen de dokter bevoegd dat te doen. De slaappillen verzamelt Jacqueline voor het geval dat.
‘Een mens had werkelijk geen idee hoe een ander mens in elkaar stak, zelfs al was je veertig jaar broer en zus.’ Zo beklaagt een ander personage in de roman zich over het klassiek literaire probleem van de onmogelijkheid het andere personage echt te doorgronden. Kurt is blind voor de echte wens van Jacqueline, net als Jacqueline blind is voor de wensen van Kurt. Wie zorgt er immers voor de verzorger? De personages in De gebeurtenis zijn ‘blind’ voor elkaar. Er is de constante onmogelijkheid elkaar echt te ‘zien’. Maar is dat een pessimistische gedachte? Een moeder zorgt toch ook voor haar kind al voordat het kan communiceren? Ik heb een zorgcontract ondertekend toen ik tien jaar oud was, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Dat is het ook: een mens is per definitie geen afgesloten, zelfstandig opererend systeem. Ons lichaam heeft andere lichamen nodig om te kunnen functioneren. Om zorg te verlenen hoeven we elkaar niet door en door te kennen, maar er zit wel altijd macht in zorg. Wie zorg verleent verheft zich dikwijls boven de ander. We moeten keuzes maken voor een ander, wat kan resulteren in een ongelijkwaardige relatie. Wat moeten we bijvoorbeeld vinden van de kunstschilder die vreemdgaat met een veel jongere actrice, terwijl hij zorgt voor zijn vrouw met een terminale ziekte?
‘Ik vroeg of ze het niet een beetje stereotiep vond, vanavond’, zegt het mannelijke personage Frederik na afloop van het feministische toneelstuk dat hij net met zijn zus heeft bekeken. De climax van het toneelstuk is een scène waarin een actrice, die een schrijfster speelt ‘die worstelt met haar bestaan als echtgenote en huisvrouw’, haar hoofd in de gasoven stopt. Een verwijzing naar Sylvia Plath? ‘Hadden we dit niet al eerder gezien?’ vraagt Frederik vervolgens aan zijn zus. Zijn zus zet hem vervolgens weg als ‘klassieke heteroman’: ‘Ze vroeg of ik wel goed om mij heen keek, in de stad, in de wereld vandaag.’
Wordt hier een wezenlijke kritiek geformuleerd op het hedendaags feminisme, dat gelijkheid predikt maar vervolgens net zo goed mensen in homogene en afgebakende hokjes stopt? Dat niet gereduceerd wil worden tot een gender, maar vervolgens wel elke witte man reduceert tot ‘klassieke heteroman’? Een feminisme dat geen genoeg kan krijgen van heroïsch slachtofferschap, waarbij de talentvolle vrouw steevast het onderspit delft ten opzichte van de dominante man? Of is het allemaal ironie en lezen we in Frederiks perspectief een parodie op de male gaze? Dat laatste lijkt het geval wanneer Frederik maar niet lijkt te kunnen accepteren dat de man die tijdens het toneelstuk uit de zaal wordt gehaald helemaal geen vrijwilliger is, maar een acteur. Zelfs wanneer hij na afloop van de voorstelling de acteur op een vertrouwelijke manier met de actrices ziet praten, houdt hij voet bij stuk: ‘Op een onnadrukkelijke manier had [de vrijwilliger] hun respect afgedwongen en hun eenzijdige blik finaal veranderd.’ De ironie is natuurlijk dat Frederik zijn eenzijdige blik niet weet te veranderen, zelfs wanneer hij wordt geconfronteerd met zijn ongelijk.
Toch is er ook wat te voelen voor Frederiks kritiek op de eenzijdige blik van de actrices. In een later hoofdstuk roddelen de actrices over een Roemeense regisseur, terwijl ze plannen beramen ‘om hem uit te schakelen’, want ‘misschien is het zijn opzet om ons tegen hem, een gemeenschappelijke vijand, een man, te verenigen’. Niet alleen zijn de personages blind voor elkaar, die blindheid wordt versterkt door een eenzijdige invulling van een male gaze en een feminist gaze die haaks op elkaar staan en eigenlijk weinig ruimte laten voor nuance.
Deze kritiek op een ‘eenzijdige blik’ doet me ook denken aan een discussie die ik had met een vriendin tijdens het lezen van De gebeurtenis. Mijn vriendin vond Beyoncé het toonbeeld van een ‘strong independent woman’. Ik was het daar niet mee eens, met name omdat ik een hekel heb aan het woord ‘independent’. Ik legde uit dat ik van mening ben dat het ideaal van de ‘strong independent woman’ uiteindelijk gewoon een adaptatie is van de kapitalistische en neoliberale mythe dat succes uitsluitend gebaseerd is op individuele wilskracht en dat falen te wijten is aan persoonlijke ontoereikendheid. Onafhankelijk zijn betekent dat je niemand nodig hebt, terwijl in werkelijkheid iedereen steun en zorg nodig heeft om iets te bereiken. Kijk maar naar de personages in De gebeurtenis. Waarom wordt ons telkens geleerd dat zulke afhankelijkheden abnormaal zijn, schandelijk zelfs, een tekortkoming?
Ik heb ondertussen meerdere puzzelstukjes gelegd aan de hand van mijn eigen leeservaringen: de blinde schrijver, gekoppeld aan de metaforische blindheid van de personages die elkaar niet écht weten te doorgronden, gekoppeld aan de macht in zorgrelaties, de coronapandemie en de afhankelijkheid van medemensen die inherent is aan ons mens-zijn, gekoppeld aan de kritiek op een feminisme dat zelf stereotiep is geworden en eenzijdige blikken. Ik las De gebeurtenis uiteindelijk als een kritiek op het ideaal van onafhankelijkheid. Ten slotte maken we allemaal onderdeel uit van zorgconstellaties, zijn we afhankelijk van andere lichamen voor ons eigen welzijn. Dat betekent echter geenszins dat dit de sleutel is tot het begrijpen van de gebeurtenis. De roman zal voor iedere lezer anders zijn, zonder onbegrijpelijk te worden. Terrins heldere taal, koele toon en meesterlijke beheersing van suspense maakt dat het boek niet vervalt tot een postmodern spiegelpaleis, maar in de buurt komt van een film van Michael Haneke of een literaire detective. (Nee, dat laatste is mijns inziens geen contradictio in terminis.)
Het samenstellen van een geheel uit de delen is dus misschien wel de gebeurtenis in De gebeurtenis. De gebeurtenis in De gebeurtenis is het lezen van De gebeurtenis. De Gebeurtenis is de Leeservaring. Het is eigenlijk precies zoals het personage Frederik zijn bezoek aan een tentoonstelling in een museum beschrijft:
De kunstenaar had hierover nagedacht, geen geluid, alleen beeld, dit was geen weergave van de werkelijkheid. Het ging niet om de wind door de bomen. […] De echte gebeurtenis werd niet getoond. Het kijken was de gebeurtenis, had ik buiten op het bordje gelezen. Het ging om dit moment, het hier en nu, in deze gewijde duisternis bij de warmte van de filmprojectoren.
Peter Terrin heeft hierover nagedacht, maar de uiteindelijke gebeurtenis vindt niet plaats in de roman, of in het hoofd van Terrin, maar bij de lezer.
Deze recensie door Pepijn de Koning over De gebeurtenis van Peter Terrin werd mede mogelijk gemaakt door het Algemeen Nederlands Verbond (ANV).
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.