Zilt vertelt het verhaal van een gestorven liefde. Meer dan louter te beschrijven hoe die liefde ‘over- en ontmande, begeesterde en mismeesterde en om- en misvormde’, laat Ellen Verstrepen je oprecht voelen hoe verliefdheid ‘kan steken en smeken tot niets anders meer is en hoe schoon ze is als ze nooit meer mag zijn’.
De liefde tussen hoofdpersonages Liv en Sel is dood, daarover zijn ze het eens. Wanneer die precies doodging en vooral wiens schuld dat was, laten ze in het midden. De roman speelt zich af tijdens hun laatste etentje, het moment waarop ze de sleutels zullen uitwisselen en de losse eindjes aan elkaar zullen knopen. Althans, dat is wat ze zichzelf proberen wijs te maken. Vooral Sel stelt het nut van het diner in vraag:
Wat heeft deze avond werkelijk nog voor zin? Dit laatste avondmaal. Hebben we nood aan een sluitstuk? Een pointe alsof het om een billenkletser ging? Of een plat waarvan alle draden ingestopt zijn? En wat gaat dat doen met ons verhaal?
Sel en Liv willen elkaar nog zoveel zeggen, hebben nog talloze vragen en beschikken over heel wat geheimen die ze elkaar misschien nog moeten vertellen. Toch blijft dat alles grotendeels onuitgesproken, uit angst voor wat het zou betekenen voor hun vervlogen relatie of, zoals de twee broodschrijvers het zelf noemen, hun verhaal. Liv vraagt zich meermaals af wat ze nog met haar bijna ex-partner kan delen en wat niet:
Heeft het zin om te benoemen wat is geweest? Om te verklaren, te definiëren en te verwijten terwijl de schuldvraag tussen de borden en glazen heen en weer geschoven wordt? Dit is de wake van de liefde en we zouden haar moeten eren.
De roman opent met het hoofdstuk ‘Honger’, het laatste deel van het verhaal heet ‘Kater’. Daarmee volgt de roman letterlijk het verloop van Sel en Livs laatste avondmaal. Elke gang of fase is een hoofdstuk, waardoor hun etentje – en zo ook hun liefdesverhaal – danig wordt uitgerekt. Elke vorm van actie ontbreekt, dialoog en reflectie staan centraal. Hoewel de roman daardoor voortdurend balanceert op de grens tussen heel gedetailleerd en langdradig, slaagt Verstrepen erin die grens steeds te verleggen.
Zelfs wanneer Sel aangeeft dat het ‘allemaal erg langdradig begint te worden’, kan het wisselende vertelperspectief dat voorkomen. Sel en Liv zijn beurtelings aan het woord en pikken de draad telkens op waar de ander gestopt is. Je krijgt dus nooit twee perspectieven op eenzelfde fase, maar een opeenvolging van gekleurde herinneringen. Daardoor krijg je op geen enkel moment toegang tot het volledige verhaal en ervaar je dezelfde knagende onwetendheid als beide personages. Ook zij vragen zich voortdurend af of ze ‘het volledige verhaal wel kennen’.
Zoals de roman balanceert op de grens van langdradigheid, speelt het verhaal voortdurend met de dunne lijn tussen clichématigheid en herkenbaarheid. Liv walgt naar eigen zeggen van clichés, maar valt met stereotiepe uitspraken als ‘we kunnen vrienden zijn’ en ‘ik was ogenblikkelijk verdwaald in zijn ogen’ wel voortdurend door de mand. Sel daarentegen begrijpt haar aversie, maar kan de herkenbaarheid relativeren: ‘Alles is al weleens gezegd. Alles is plagiaat, al weten we meestal niet waar we het gepikt hebben.’
Dat beide personages soms meer weg hebben van wandelende clichés, kan je hen dan ook makkelijk vergeven. Enerzijds – en dat zal iedereen die ooit een liefdesbreuk te verwerken kreeg, beamen – omdat ‘de grote zaken’ nu eenmaal ongepland komen en dus ‘ontzettend stereotiep’ zijn.
Anderzijds omdat beide hoofdpersonages van beroep schrijver zijn, wat volgens Sel verklaart waarom ze plagiëren of gemeenbeelden gebruiken wanneer ze zelf geen woorden vinden die kunnen vatten wat ze denken of voelen. Zelf redeneert hij als volgt:
Ik haat het als auteurs een soundtrack door je strot rammen. Waarom doen ze dat? Er is een reden, hun beelden zijn net niet sterk genoeg zonder het geluid dat ze ergens anders pikken. […] Het is niet omdat ik het zelf niet apprecieer dat ik erin slaag het zelf niet te doen. […] Voor wat ik nu wil vertellen, heb ik muziek nodig, omdat ik de woorden niet heb om haar te beschrijven op dat moment, om ons te beschrijven. Dus er zit niets anders op dan de muzikale omkadering te slikken als foie gras.
Sel geeft toe dat hij al dan niet bewust plagieert uit noodzaak, terwijl Liv zich in zulke gevallen eerder zal ‘verschuilen’ achter metaforen en clichés. Dat gebeurt onder meer wanneer ze Sels geaardheid in twijfel trekt. De woorden ‘homoseksualiteit’ en ‘heteroseksualiteit’ kan ze niet uitspreken, dus verschuilt ze zich achter de kinderlijke beeldspraak ‘een voorliefde hebben voor vis of worst’.
Beide auteurs delen dezelfde romantechnische manier van denken, die blijkt onder meer uit Sels terugblik op een van hun eerste ontmoetingen: ‘Als ons verhaal een roman zou geweest zijn, dan was hij op dat moment al naar de kloten doordat de plot ons samen met de taart door de strot geramd werd.’ Ook Liv analyseert mensen alsof ze personages zijn: ‘Zij is de Liv in dit verhaal […].’
De roman leest als een trein, waardoor de gelaagdheid snel verloren dreigt te gaan. Dat is jammer, want zowel de metafictionele als de intertekstuele laag dragen veel bij aan de betekenis van het verhaal en de karakters van de personages. Zo legt Liv letterlijk uit dat je aan de hand van iemands persoonlijkheid kan afleiden aan de hand van zijn of haar collectie paperbacks: ‘Je moet aan de ruggen voelen. Nagaan of ze gebroken zijn en in de diepe groeven hebben opengelegen of zijn weggelegd.’
Als je die redenering toepast op de paperbackcollectie van Liv, valt meteen op dat ze nooit boeken weglegt. Ze leest elk boek dat ze openslaat uit. Hoewel dat vaak tot teleurstelling leidt, heeft ze geen andere keuze. Liv heeft immers altijd en op alle vlakken behoefte aan closure. Op haar nachtkastje liggen ‘Verhulst, Brusselmans, Claus en Boon amicaal op elkaar’, een wirwar van stijlen die perfect haar wispelturigheid en besluiteloosheid weerspiegelt.
De roman loopt over van de intertekstuele verwijzingen naar boeken en muziek. Met het voorwoord doet Verstrepen exact wat Sel verafschuwt: ze ramt haar lezers een soundtrack door hun strot. Op de eerste bladzijde van de roman vind je een QR-code die naar een afspeellijst op Spotify leidt. Die omvat alle nummers die aan bod komen in de roman. Letterlijke vertalingen of citaten worden in het verhaal gevolgd door een enkel muzieknootje tussen haakjes, bij cryptische referenties zijn dat er twee. De intermedialiteit kan je onmogelijk ontgaan, of je de afspeellijst nu opent of niet.
Helaas getuigt de roman van een zekere nonchalance. In het voorwoord benadrukt Verstrepen dat Sel en Liv van mening verschillen over het gebruik van muziek in boeken, maar dat komt nergens in het verhaal naar voren. Enkel Sels visie komt aan bod, die van Liv blijft onbesproken. Daarenboven bevat het verhaal een aantal taalfouten, die minstens enige frustratie opwekken. Toch ben je aan het eind van de rit bereid de auteur haar nalatigheden en incongruenties te vergeven, simpelweg omdat het verhaal raakt.
‘”Is dit het nu?” – “Dit is het.”’ Zo scheiden Liv en Sels wegen. Sel focust op het positieve en ‘wil [Liv] vangen in haar schoonheid en haar zo weer vrijlaten als een vlinder’. Liv kan dat niet, ze kan niet loslaten en ‘graaft naar elk beeld van hem dat ze [kan] terugvinden om het als een prachtige maar dode vlinder, in al zijn schoonheid te doorboren en vast te prikken, te conserveren in de eeuwigheid’. Op die manier presenteren de hoofdpersonages de twee typische manieren manier om met een vervlogen liefde om te gaan – of je koestert de herinnering, of je houdt halsstarrig vast aan wat voorbij is.
De schuldvraag blijft onbeantwoord. De verwijten en beschuldigingen die Sel en Liv elkaar die avond naar het hoofd slingeren, bieden geen uitsluitsel. In plaats daarvan doen ze een heel aantal mooie herinneringen teniet. Gaandeweg beseffen ze meer en meer dat de avond ‘misschien gewoon […] uitstel van executie is’.
Wie bereid is om dieper te graven, ontdekt dat de roman complexer in elkaar zit dan de achterflap en de schrijfstijl doen vermoeden. Voor die lezers biedt het verhaal voldoende uitdaging om niet in langdradigheid te vervallen. Voor wie zich laat grijpen door de vlotte schrijfstijl, hebben de clichés geen functionele waarde en vormt het verhaal een ellelang, psychologisch relaas dat snel gaat vervelen. Vooral het einde staat of valt met de lezersbereidheid:
Nu is het afwachten of en wanneer [auteur en Liv’s ex-vriend Herman] de titel [Zilt] gaat pakken of dat hij hem aan mij zal laten. We kunnen het niet helpen, het is wat schrijvers doen wanneer hartenpijn veranderd is in residu van een liefde.
Met die slotzin vuurt Ellen Verstrepen, in naam van Sel, een laatste (metafictioneel) raadsel af. Is het gelezen verhaal Sels relaas of niet? Het blijft een prangende vraag die nog lang na het toeslaan van het boek een zilte nasmaak nalaat.
Een recensie over Zilt van Ellen Verstrepen door Margo Mies.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.