Je hebt soms van die boeken waarvan de opzet en uitwerking zo kinderlijk eenvoudig en tegelijk geniaal lijken, dat het je verbaast dat ze nooit eerder geschreven werden. Gratis geld voor iedereen en nog vijf grote ideeën die de wereld kunnen veranderen van Rutger Bregman (1988) is zo’n boek. Daarin doet Bregman wat hij belooft: vijf ideeën bespreken waarvan hij gelooft dat ze de wereld radicaal kunnen veranderen. Het gaat over een basisinkomen, open grenzen, een nieuwe belastingpolitiek, minder werken en de kracht van ideeën zelf.
Om te beginnen met het laatste ‘grote idee’: in het slothoofdstuk werkt Bregman de these uit dat ideeën in staat zijn de wereld te veranderen. Hij beschrijft hoe de ideologie van economen als Milton Friedman en Friedrich Hayek uitgroeide van een marginaal idee aan de rand van het politieke spectrum tot de nieuwe politieke consensus. Om die ideeën dominant te maken was een schok nodig – de oliecrisis van begin jaren zeventig – in combinatie met niet aflatend ideologisch opbouwwerk. Het zogenaamde neoliberalisme diende zich aan als een logisch en welomlijnd alternatief toen de motor achter de klassieke welvaartstaat sputterde. De ideeën van auteurs als Hayek en Friedman werden dominant en, ja, ze veranderen de wereld, aldus Bregman. Zie de politieke doorbraak van het neoliberalisme eind jaren zeventig.
Volgens Bregman heeft de linkerzijde de kracht van ideeën onderschat. Eén van de redenen waarom de laatste grote schok – de crisis van 2008 – niet leidde tot een paradigmawissel op politiek-ideologisch vlak is omdat er te weinig voorbereidend werk was gedaan. Bregman stelt:
Toen op 15 september 2008 Lehman Brothers viel en de grootste crisis sinds de jaren dertig begon, waren er geen echte alternatieven voorhanden. Het voorwerk was niet verricht. Intellectuelen, journalisten en politici hadden jarenlang betoogd dat we aan het einde van de ‘grote verhalen’ waren gekomen. Dat de ‘ideologische veren’ waren afgeschud.
Het is natuurlijk Bregmans impliciete ambitie om zelf te zorgen voor nieuwe ideeën die de politieke discussie verbreden en de wereld veranderen. De ideeën die hij in Gratis geld oppert zijn op zich niet nieuw. Maar ze zijn wel vergeten. Neem nu het idee van open grenzen. In tijden waarin haast het hele politieke spectrum het eens is dat we migratie moeten reguleren – de vraag is alleen hoe streng – breekt Bregman een lans voor volledig open grenzen. Want, zo stelt hij, grenzen zijn ‘momenteel de grootste discriminatie ter wereld’. En Bregman heeft natuurlijk gelijk. Kapitaal, goederen en diensten vrij laten circuleren en het verkeer van personen strikt reguleren, komt in wezen neer op economische apartheid. Over een eeuw, zo hoopt Bregman, ‘kijken we […] terug op onze grenzen zoals we nu terugkijken op de slavernij en de apartheid.’
En net als je denkt dat Bregman zal vervallen in een ideologisch en principieel discours komt hij aandraven met de meest praktische en aardse argumenten. Gesloten grenzen zijn onrechtvaardig? Ja, natuurlijk. Maar ze zijn bovenal inefficiënt, zo stelt hij. Open grenzen doen de lonen stijgen, creëren meer banen waardoor nieuwkomers zich minder moeten beroepen op de sociale zekerheid van het gastland. Kortom, elk economisch argument om de grenzen te sluiten blijkt op niets te berusten.
Het is typisch Bregman: niet de principiële of ideologische kaart trekken maar terugkeren naar de naakte feiten. Het efficiency-discours tegen zichzelf inzetten zodat de tegenstander in zijn eigen comfortzone wordt onderuitgehaald. Zo ook met het pleidooi om minder lang te werken. Bregman kon teruggekeerd zijn naar de socialistische traditie om het idee van onder het stof te halen. Maar dat doet hij juist niet. In plaats daarvan kruipt hij in de huid van de ondernemer. Hij verwijst naar ondernemers John Harvey Kellog en Henry Ford, die in de jaren dertig het idee van arbeidsduurvermindering in de praktijk omzetten en tot de conclusie kwamen dat het leidt tot een verhoogde productie en meer welzijn onder de werknemers.
Idem voor het basisinkomen en belastingen. Bregman toont op overtuigende wijze aan dat het basisinkomen – of ‘gratis geld’, zoals hij het meestal noemt – een veel efficiëntere manier is om armoede te lijf te gaan dan de verzorgingsstaat. Hij benadrukt ook dat belastingen de economische groei niet fnuiken, maar juist zorgen voor het floreren ervan. In het kielzog daarvan pleit hij voor een visionair belastingstelsel waarin de belasting op arbeid verschoven wordt naar kapitaal en negatieve externaliteiten zoals vervuiling of maatschappelijke overlast.
Wil Bregman te veel een allemansvriend zijn? Hij bekritiseert zowel de verzorgingsstaat als het neoliberalisme. Hij wijst ons op de groeiende ongelijkheid in de wereld, maar beweert evenzeer dat we het nog nooit zo goed hadden. Hij pleit tegen een economische reductie van mens en samenleving, maar grijpt zelf terug naar het argument van economische efficiëntie om de meeste van zijn ideeën te staven. Hij stelt revolutionaire maatregelen voor en geeft tegelijk te kennen voor stapsgewijze hervorming te zijn. Resultaat: voor elk wat wils, ieder zijn eigen Bregman. Is Bregman dan links of rechts? Of gewoon postideologisch, zoals sommigen ter linkerzijde beweren?
Het zijn vragen waar geen eenvoudig antwoord op te geven valt. Maar het is wel opvallend dat de kritiek die Bregman vanuit voornamelijk de linkerzijde ten deel valt, heel gelijkaardig is met de kritiek die wordt geformuleerd op recente protestbewegingen zoals de Indignados en Occupy. Ook deze bewegingen hadden volgens sommige (linkse) critici geen ideologisch profiel. De Belgisch-Britse filosofe Chantal Mouffe aarzelde zelfs niet om te verkondigen dat de Spaanse Indignados post-politiek waren. Niet volledig onterecht, kan je zeggen, als je beseft dat de Spaanse Indignados hun manifest begonnen met de leuze: ‘wij zijn links noch rechts, progressief noch conservatief’. Het is een leuze die evengoed op Bregman van toepassing is.
Maar toch denk ik dat het onjuist is om de Indignados of Bregman als postideologisch of postpolitiek te karakteriseren. In Bregmans boek staan wel degelijk ideeën die tot de kern van het linkse denken behoren. Veel van wat Bregman aanhaalt staat bijvoorbeeld niet ver af van wat André Gorz ooit voorstelde. Ook deze linkse denker pleitte voor een basisinkomen en ontmaskerde de verzorgingsstaat als een bureaucratische en disciplinerende instantie. Bregman leunt soms zelfs dicht aan bij Karl Marx. Het idee dat het kapitalisme geleid heeft tot spectaculaire vooruitgang maar tegelijk moet overstegen worden door een nieuw model, is Bregman niet helemaal vreemd. En hoewel Marx zich tegen het basisinkomen verzette, liggen de ideeën van minder werken, een universeel basisinkomen en open grenzen volledig in de lijn van Marx’ vaag omschreven idee van wat communisme moest zijn.
In die zin is het geen toeval dat we bij neomarxisten als Michael Hardt en Antonio Negri haast dezelfde eisen lezen als bij Bregman. In het eerste boek van hun imposante trilogie, Empire (2000), formuleren ze drie fundamentele eisen van de ‘multitude’ of het hedendaagse proletariaat. Eis nummer één: een gegarandeerd basisinkomen. Twee: open grenzen, de vrijheid voor de multitude om zich zonder restricties te verplaatsen. Drie: toe-eigening van de nieuwe commons. Informatie, cultuur, taal, kennis en media moeten vrij toegankelijk zijn voor iedereen. Dat laatste idee vinden we in veel mindere mate terug bij Bregman. Maar twee van de eisen die Bregman stelt komen dus letterlijk terug bij Hardt en Negri – zo ongeveer de laatste filosofen die je postideologisch kunt noemen.
Conclusie? Het is een misvatting om Bregman als postideologisch of postpolitiek te bestempelen. Dat is niet alleen te gemakkelijk, maar bovenal verkeerd. Bregman probeert een nieuwe taal te creëren om politiek mee te bedrijven. Hij zoekt een taal waarin opnieuw een algemeen belang kan worden uitgedrukt. Dat moet noodzakelijkerwijs een taal zijn die uitstijgt boven gevestigde particuliere belangen en de ingegraven stellingen van de traditionele politiek. Dat is overigens ook exact wat de Indignados beoogden: tegenover de postpolitiek van de geïnstitutionaliseerde politiek wilden ze de politiek zélf heruitvinden. En ze begonnen bij het begin: de constructie van een nieuw algemeen belang.
En zie, op het moment van dit schrijven is Podemos, de politieke partij die voortkwam uit de Indignados, de grootste politieke kracht volgens Spaanse peilingen. Het basisinkomen is opnieuw een onderwerp in het Nederlandse publieke debat. En Bregmans recente Ted Talk over gratis geld rondde zonet de kaap van de 50000 views. Er is hoop.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.