Poëzie

Zonder tekort aan verbeelding?

Zwembad de verbeelding

Tom Van de Voorde

De verbeelding is een vreemde plek. Dat dieren erover beschikken kunnen we niet met zekerheid vaststellen, maar de mens is er vanaf zijn vroegste levensjaren toe in staat naast de min of meer objectief waarneembare werkelijkheid een binnenwereld op te bouwen die zich weinig aantrekt van sociale conventies, historische feitelijkheid of onverbiddelijke natuurwetten. Waar de echte wereld wordt gekenmerkt door beperkingen, biedt het domein van de verbeelding vrijwel ongebreidelde vrijheid – vrijwel, want er moet een minimum aan overeenkomst met de realiteit zijn om het verbeelde zijn functie te laten uitoefenen. We hebben de droom nodig om ons een betere, of eventueel een slechtere, wereld voor te stellen, om verboden verlangens te botvieren en om samen te zijn met wie niet hier zijn. Maar ook de wetenschappelijke hypothese, het plan voor een maaltijd en de gave van empathie behoren tot het rijk der verbeelding.

Wanneer je, zoals Tom van de Voorde (1974), een dichtbundel Zwembad de verbeelding noemt, nodig je de lezer uit om zijn kleren uit te gooien en een paradijselijke droomwereld in te duiken. Poëzie waarin je kunt zwemmen, zou dat niet het ultieme ideaal zijn? Tegelijkertijd roept de titel associaties op met commerciële slogans uit de amusementsindustrie, waar museumbezoek een ervaring, dineren een event en een zwembad een avonturenpark moet zijn. Vol verwachting koop ik een kaartje en kleed ik mij om. Wat ga ik beleven?

De bundel telt vier reeksen gedichten, waarvan de meeste niet meer dan een pagina in beslag nemen. Enkele gedichten zijn afgedrukt als proza. Daarnaast zijn er twee wat langere gedichten, waarvan er één zich richt tot de onnavolgbare Kees Ouwens (1944-2004).

Opmerkelijk is dat de afzonderlijke onderdelen van de bundel nogal uiteenlopen in stijl, toon en thematiek, alsof het gaat om een verzameling teksten die onder geheel verschillende gesternten tot stand zijn gekomen. Het bad blijkt in compartimenten te zijn ingedeeld. Lekker doorzwemmen is er niet bij.

Het boek begint met de afdeling ‘Oases van uitgestelde bekommernis’, waarin vergeefse pogingen worden gedaan de onaangename kanten van het bestaan op afstand te houden. In ‘Een droom in de bergen’ geeft iemand zich over aan aangename fantasieën:

Ik spreid een mat
en draai ruggelings
de minuten terug

Zonder tekort aan verbeelding
hou ik de wolk voor een haas
laat thuis een telefoon rinkelen

Maar zo gemakkelijk komt hij er niet van af. Een ‘herder’ berispt hem om zijn gebrek aan werklust en zijn overmaat aan luchtfietserij: als je, zoals iedereen, je leven bent begonnen in een wieg zonder vleugels, wordt het hoog tijd dat je ontwaakt en de armen uit de mouwen steekt. De eerste opdracht die hij krijgt is in ecologische zin nogal paradoxaal:

Schraap het
groen van de heuvels
zeef het
zand en plant
tersluiks een boom

Ware het niet verstandiger geweest die boom te planten zonder de bodem eerst te laten eroderen? Maar zo zitten we blijkbaar in elkaar, we nemen pas maatregelen als het al bijna te laat is. Intussen is de spreker goed wakker, hij slaat zijn tent op ‘in een geritselde gedachte’ en deelt zijn proviand. De twee werken efficiënt samen en maken afspraken: ‘We zijn het eens geraakt / over het ras van onze huisdieren’. De wereld staat in de steigers, de discriminatie kan beginnen.

De ‘uitgestelde bekommernis’ valt niet meer tegen te houden in het lange gedicht ‘Een opstand van de waarheid’, dat is opgebouwd uit een aantal korte episoden. We horen uitspraken van nieuwe fascisten, van mensen die zich van hen willen distantiëren en van desperado’s die hopen in Europa een beter leven te kunnen opbouwen, maar het verwarrende is dat de stemmen niet steeds gemakkelijk van elkaar zijn te onderscheiden. De waarheid is van iedereen, toch? Het begint meteen grimmig: ‘We rukken uit en nemen / de maat van onze schedels’. Deze spreker lijkt zich te realiseren wat het Westen de vluchtelingen aandoet:

We hebben ze
uitgekleed
gestript en genegerd

als slavenmonden
volgepropt met zee

Maar, voegt dezelfde stem eraan toe, nu ze hier zijn weigeren ze zomaar tevreden te zijn, ze vergeten ‘hoe het was / zonder regen’. Kunnen ze niet een beetje dankbaarheid tonen?

Misschien is het de taak van weldenkende burgers hun stem te verheffen tegen onrecht, maar lafheid overheerst:

als deuren worden dichtgetimmerd
en ik lankmoedig blijf toekijken

hoe legers het verkeer
tussen twee kades blokkeren

terwijl kevers uitgehongerd
op de ramen kruipen

Totaal anders is de atmosfeer in de merkwaardige afdeling ‘Het conservatorium van Moskou tijdens de Koude Oorlog’, waarin de dichter zich heeft uitgeleefd in vette clichés over de Russische ziel, afgewisseld met schunnige liedjes en afgesloten met een grof sprookje. Ik weet niet of ‘Vierhandig, tweevoetig’ grappig is:

Ram de boerin, beuk
haar lam. Zweet

Was haar met zeep
van ossenvet tot
okselpret

De boerenporno wordt afgesloten met ‘hurktoilet, abortuswet’. Is dit de ultieme evocatie van Russische volksmuziek? Nog meer moeite heb ik met dit portret van de pianiste Tatiana Nikolayeva (1924-1993), zelfs als ik aanneem dat de spreker niet de dichter zelf is:

Scheer je snor af
lelijk wijf
Zet je tanden in
je vingers, je potige
vingers, je
potemkinvingers – bah
troost je
met je kootje, lief
worstenbroodje

Ook de afdeling ‘Being Remco Campert’ bekoort matig, vooral omdat de gedichten erin te weinig op elkaar zijn afgestemd. De dichter beweert dat hij een gedicht had geschreven ‘waarvan iedereen dacht dat het over mij ging / maar eigenlijk had ik bij / de vermomming van mijn lyrisch ik / Remco Campert voor ogen’, en dan niet die van nu, maar de jonge man uit de jaren vijftig. Het gedicht werd niet begrepen, want iedereen die het las ‘gaf commentaar op mijn liederlijke levensstijl’. Gelukkig heeft zijn vriendin de oplossing: je moet in de titel van je gedicht een naam opnemen, ‘zodat er voortaan geen verwarring meer ontstaat / over wie mijn gedicht nu eigenlijk gaat’.

De luchtige toon en losse stijl van het gedicht herinneren inderdaad aan de vroege Campert, wat niet zomaar een aanbeveling is. Helaas maakt de afdeling als geheel een gemakzuchtige indruk. Ik kan me best voorstellen dat een dichter ook wel eens wil freewheelen, maar ik vraag me af of hij de lezer daarmee moet lastigvallen. ‘Ik droomde dat ik een schitterend gedicht schreef’, zegt hij, ‘een ongeziene stap in mijn oeuvre’, maar hij verzuimde het op te schrijven. Ik lees liever een schitterend gedicht dan het verslag van een verzaking.

Van een grote intensiteit is het gedicht voor Kees Ouwens, voor wie Van de Voorde terecht diep ontzag heeft. De tekst heeft echter het aanzienlijke nadeel dat het helemaal vol zit met verwijzingen naar zowel het werk als het leven van Ouwens, zodat het voor minder in de materie ingevoerde lezers volslagen onbegrijpelijk is. Als moment in de receptie van Ouwens’ werk is het een sympathiek document, maar op eigen benen kan het gedicht niet staan.
De laatste reeks is opgedragen aan de geliefde van de dichter. De vier gedichten getuigen in soms raadselachtige beelden van reddeloze overgave:

O mijn lief, roep ik, mijn dier
dat prooien kraakt als koude
Wee mij heel mij reik mij
broze uren met uw zegening
Verdrink dit dor teniet
mijn vlinderend verdriet

‘Verzamel mij motetten / als vogelzang verstomt’, roept hij, om te besluiten met het verzoek de vlinderdroom intact te houden:

Versnijd als babyblauwe zijde
vleugels immer slapend zacht
maar beloof me hard
Ontpop ze niet

De bundel wordt afgesloten met een gedicht waarin, als we het omslag mogen geloven, een wespensteek de geboorte van een dochter aankondigt. Ik zou dat laatste er niet uit gehaald hebben, maar het is een beeldrijke, bijna surrealistische tekst die de lezer in compacte bewoordingen meesleept naar oorden die ontoegankelijk zijn voor discursief denken:

Verfrommeld tussen een berg
papieren heb ik haar opgewacht
een ingegraven krab
slapend tot het zand verkleurt
Zij struikelt ik hink
in omgekeerde vreugde

Zwembad de verbeelding is een onevenwichtige bundel, die bij vlagen raakt en aan het denken zet, maar evenzovele teleurstellingen in petto heeft. Dat is jammer, na zijn verrassende debuut Vliesgevels filter (2008), en vooral na Liefde en aarde (2013), waarover ik bijzonder enthousiast was. Laten we aannemen dat het om een tijdelijke dip gaat.

PoëzieCentrum, Gent, 2017
ISBN 9789056551063
79p.

Geplaatst op 22/04/2017

Tags: 2017, Kees Ouwens, Piet Gerbrandy, Remco Campert, Tom van de Voorde, Zwembad de verbeelding

Categorie: Poëzie

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.