Een bio uit de catalogus

Ouroboros

Odyssee 2.0

Paul Claes (met tekeningen van Koenraad Tinel)

Een van mijn favoriete passages uit Aristoteles’ Poëtica (ca. 335 v.Chr.), een boek dat zich buigt over de structuur van tragedie en epos, luidt als volgt:

 

We hebben vastgesteld dat een tragedie de uitbeelding is van een afgeronde en complete handeling, die enige omvang heeft (er bestaat immers ook compleetheid zonder omvang van betekenis). Compleet is datgene wat een begin, een midden en een einde heeft. Een begin is iets wat zelf niet noodzakelijkerwijs na iets anders komt, maar waarna van nature iets anders komt of gebeurt. Een einde, daarentegen, is iets wat van nature, noodzakelijkerwijs of in de meeste gevallen zelf na iets anders komt, waarna er niets anders behoeft te komen. En een midden is iets wat zelf na iets anders komt en waarna nog weer iets anders gebeurt. Een goed geconstrueerde plot mag dus niet zomaar ergens beginnen of eindigen, maar houdt zich aan genoemde principes.

 

Wat hier staat, is op het eerste gezicht dermate vanzelfsprekend dat het bijna banaal wordt, maar zodra je erover gaat nadenken, doemen er problemen op. Is het mogelijk een verhaal te beginnen vanuit het niets? In deze wereld heeft elk beginpunt antecedenten, en na het slot volgen er nieuwe gebeurtenissen. Alleen door stevig te abstraheren en de focus te richten op specifieke handelingen kunnen we besluiten een gegeven situatie als beginpunt te kiezen en te stoppen met vertellen zodra de consequenties van de aanvang zijn uitgewerkt. In een leven dat van stompzinnig toeval aan elkaar lijkt te hangen, kan het troostrijk zijn dat er zoiets bestaat als een afgerond geheel, iets wat af is. Tegelijkertijd zijn we er ook bang voor, want als voltooiing het einde is, kunnen we daarna dan nog wel verder? Treedt op het moment dat de verteller zijn mond houdt niet de dood in? Kunnen we het einde misschien onschadelijk maken door het verhaal opnieuw te beginnen?

De Belgische classicus Paul Claes, erudiet en veelzijdig auteur van tientallen, misschien wel honderden boeken (ik ben de tel allang kwijtgeraakt), heeft voor zijn oeuvre altijd geput uit de wereldliteratuur, met een zekere voorkeur voor de klassieke Oudheid en het modernisme. Hij vertaalde Sappho en Catullus, Arthur Rimbaud en T.S. Eliot, en hij verdiepte zich in de antropologie van Sir James Frazer (The Golden Bough, 1911-1915), de psychoanalyse en de postmoderne literatuurtheorie. Hij schrijft essays, gedichten en romans. Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag publiceerde Claes het epische gedicht Ouroboros, een titel die verwijst naar het symbool van de slang die zijn eigen staart opslokt. De ondertitel, Odyssee 2.0, doet vermoeden dat we een Ulysses in het digitale tijdperk zullen ontmoeten, wellicht in de traditie van de in 1922 verschenen roman met die titel van James Joyce. Koenraad Tinel voegde duistere, maar krachtige tekeningen toe.

In dertig zangen van steeds drie à vier pagina’s vertelt Claes een verhaal over Odysseus. Het zijn inderdaad zangen, want de dichter heeft gekozen voor brede verzen met meestal zes heffingen, die vaak de cadans van een dactylische hexameter hebben, zeker in de laatste twee versvoeten. Het stijlregister is niet klassiek episch, maar heeft toch iets statigs. Uitgesponnen homerische vergelijkingen ontbreken.

 

Na de Odyssee

Na een motto van Samuel Taylor Coleridge over de cycliciteit van verhalen begint het boek met een advertentie: Ons nieuwe reisprogramma. Odyssee 2.0: De Sequel. Een korte samenvatting van Homeros’ epos eindigt met de vraag of de held en zijn vrouw daarna nog lang en gelukkig leefden. Of ging het verhaal verder? ‘Alle liefhebbers die zelf avonturen willen beleven in plaats van erover te lezen kunnen zich inschrijven voor deze sensationele trip.’ Wat volgt, is blijkbaar geen leeservaring, maar een avontuur waaraan we, zij het in de vorm van een hallucinatie, daadwerkelijk deelnemen.

Claes is natuurlijk niet de eerste schrijver die zich heeft afgevraagd hoe het na de Odyssee (achtste eeuw v.Chr.) met de protagonist en zijn geliefde is afgelopen. In ons taalgebied heeft F.C. Terborgh met Odysseus’ laatste tocht (1970) een intrigerend verhaal geschreven over een reis naar het Noorden, eerder liet Dante zijn overmoedige Ulisse op weg naar het uiterste Westen schipbreuk lijden. Maar ook Homeros biedt al een glimp van Odysseus’ toekomst, wanneer de held de schim van de ziener Teiresias raadpleegt. Deze draagt hem op na het uitschakelen van Penelope’s belagers met een roeiriem op pad te gaan en net zo lang door te lopen tot hij bij mensen komt die denken dat hij een wanschop bij zich heeft. Hij moet daar aan Poseidon offeren en weer naar huis gaan. Wanneer hij oud en zwak is, zal hij een zachte dood sterven die ‘van zee’ komt.

 

Duizelingwekkende plotwendingen

Wat doet Claes? Wie nog niet wil weten hoe de plot van Ouroboros in elkaar steekt, moet nu maar even niet doorlezen, want om te kunnen uitleggen hoe deze dichter het aanpakt, moet ik iets van de afloop prijsgeven. De eerste zang begint in stijl: ‘Muze, bezing me de listige man die zijn naam heeft verloren.’ Nadat Odysseus besloten had Kalypso’s aanbod om onsterfelijk te worden af te wijzen, wist ‘niemand beter dan Niemand wat een man zonder naam was’. Om aan de cycloop Polyphemos te ontkomen, had Odysseus zichzelf immers geïdentificeerd als Niemand. In Claes’ Odyssee wordt hij vaak zo genoemd, als om aan te geven dat een identiteit maar een verzinsel is. Ieder van ons is een niemand, maar dat betekent ook dat we allemaal een Odysseus of een Penelope kunnen worden.

In Ouroboros gaat Odysseus’ zoon Telemachos op zoek naar een bruid. Omdat hij vertrokken is zonder afscheid te nemen, gaat zijn rusteloze vader hem achterna. Er volgen duizelingwekkende verwikkelingen met schipbreuken, piraterij, misverstanden en steeds nét niet geconsummeerde liefde, zodat deze Odyssee een avonturenroman wordt zoals ze in de Griekse Oudheid ook werden geschreven, vaak met duidelijke referenties aan Homeros. Paul Claes schreef ooit zelf ook een pastiche op dit genre, met De sater (1993).

Claes’ Odysseus kan na alles wat hij heeft meegemaakt niet meer aarden op het saaie Ithaka, maar wil zijn vrouw niet in de steek laten. Penelope, die zich al die jaren de zogenaamde vrijers van het lijf heeft weten te houden, maakt zichzelf wijs dat de erotische escapades waarover Odysseus haar bij thuiskomst heeft verteld, slechts aan zijn fantasie moeten worden toegeschreven. Lezers van Homeros’ Odyssee zijn altijd met name gefascineerd geweest door Nausikaä, het meisje dat ziet hoe Odysseus naakt uit de bosjes komt, misschien verliefd op hem wordt maar geruisloos uit het verhaal verdwijnt. Bij Claes is Nausikaä een eigenzinnige puber, een Lolita die beweert Kora of Persephone te zijn, de dochter van de vegetatiegodin Demeter die door haar hoogst masculiene oom Hades meegevoerd zal worden naar het Dodenrijk. In Ouroboros deelt ze achtereenvolgens het bed met Odysseus, Penelope en Telemachos, met wie zij uiteindelijk zal trouwen. Penelope heeft dan intussen een erotisch avontuur achter de rug met Odysseus’ oude kameraad Mentor, in een setting die rechtstreeks ontleend is aan Vergilius’ Aeneis.

 

De Matrix

In de achtentwintigste zang wijst alles erop dat Odysseus dood is: hij zou van een klip in zee zijn gesprongen. Penelope, die uiteindelijk niet zonder hem kan, besluit hem in de dood te volgen. Samen met de schim van haar geliefde beklimt zij de rots:

 

Onder de Maan verlokte hen de zang van de golven.

Beiden omhelsden elkaar en beiden bogen voorover.

Samen waagden zij de liefdessprong in de leegte.

 

Het einde? In de negenentwintigste zang, die ‘De Matrix’ heet, ontwaakt Penelope in een ruimte die herinnert aan de bekende film uit 1999. Ze blijkt echter niet Penelope te heten, maar Mary Barnacle – heette de vrouw van James Joyce niet Nora Barnacle? In de hoop weer wat kleur aan een uitgeblust leven te geven, heeft ze deelgenomen aan een virtuele reis, die helaas is geëindigd in een bad trip. Het bedrijf dat haar de reis had aangeboden verontschuldigt zich voor het ongemak. In een gesprek met Aeon (Eeuwigheid), blijkbaar de directeur van de Matrix, komt vervolgens de vraag op of Mary serieus de bedoeling heeft haar leven eeuwig te rekken door in voorgeprogrammeerde verhalen steeds nieuwe identiteiten aan te nemen: ‘U kunt vrij een bio uit de catalogus kiezen / die designers hebben samengesteld. De capsule / Psyche is een equivalent van de reïncarnatie.’ Ook gekloond worden behoort tot de mogelijkheden. Maar Mary aarzelt.

In de laatste zang wordt ze herenigd met haar man, Norman Cunningham (in Ulysses komt een Martin Cunningham voor, en wel in de zogenaamde Hades-episode). Wanneer ze elkaar voor het eerst weer zien – Norman heeft eveneens een Odyssee achter de rug – vindt Mary dat hij veranderd is. Ze vraagt hem of hij zeker weet of ze allebei nog leven. Norman antwoordt: ‘Wie zal het zeggen, / Mary? We zitten misschien weer in een nieuwe dimensie.’ Ze besluiten de onsterfelijkheid op een andere manier te bewerkstelligen, namelijk door hartstochtelijk de liefde te bedrijven en een kind te verwekken, dat hun DNA kan doorgeven. ‘Man en vrouw verdronken in een kortstondige dood’ en door ‘de Ruimte slingerde zich de glanzende Slang en / beet zich in de Staart om de Eeuwigheid te verslinden’. Onderaan de laatste pagina staat een lemniscaat afgebeeld. De ouroboros, die de oneindigheid symboliseert, mag nu geassocieerd worden met seksuele eenwording en met de slingering van strengen DNA.

Claes’ Odyssee 2.0 is een suggestief verhaal met tal van meer of minder subtiele verwijzingen naar Gilgamesj, Homeros, Herodotos, Vergilius en Shakespeare, maar de slotzangen stellen enigszins teleur, enerzijds omdat ze te zeer op The Matrix leunen, anderzijds omdat de daar expliciet verwoorde visies op onsterfelijkheid niet erg verrassend zijn. Dat is jammer, omdat de belevenissen en gesprekken van Odysseus, Penelope en Nausikaä ook zonder die inbedding meer dan voldoende aanleiding bieden tot bespiegelingen over eindigheid, cycliciteit, wedergeboorte en de rol van het vertellen van verhalen. Maar dit epos hoeft niet afgelopen te zijn. Er is altijd ruimte voor een versie 3.0. We beginnen gewoon opnieuw.

Klein, 2023
ISBN 9789464774405
176p.

Geplaatst op 14/02/2024

Tags: Aristoteles, De Matrix, Homeros, Koenraad Tinel, Odyssee 2.0, Ouroboros, Paul Claes

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.