Proza, Recensies

Brief uit het nieuwe India

Heenkomen

Pankaj Mishra (vert. Jeske van der Velden)

Het nieuwe India

In een staat waar geen speculatieve koorts heerst, waar de armen eenvoudig en tevreden zijn en de rijken eerlijk en vrijgevig, waar de samenleving in een primitieve zuiverheid verkeert en politiek alleen de bezigheid is van bekwame en patriottische mensen, is er noodzakelijkerwijze geen materiaal voor een verhaal zoals wij dit hebben geschreven.

Aldus Mark Twain en Charles Dudley Warner in The Gilded Age. A Tale of To-day (1874). Hoewel Twains citaat betrekking heeft op de Verenigde Staten van Amerika tijdens het laatste kwart van de negentiende eeuw (een periode die volgens Twain behalve door economische vooruitgang gekenmerkt werd door fraude, egoïsme, zelfzucht en mateloze rijkdom), is deze ironische quote – met een beetje goede of slechte wil – ook toepasbaar op het huidige India. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw evolueerde India van ‘an area of  darkness’ en ‘a wounded civilisation’ – om twee veelzeggende titels van reisboeken van V.S. Naipaul aan te halen – tot een economische grootmacht die op een pragmatische manier de vrije markt omarmt. Met een van de snelst groeiende economieën ter wereld, een steeds uitdijende middenklasse en armoedecijfers die behoorlijk lager liggen dan pakweg tien of twintig jaar geleden.

Het is een understatement, maar dit succesverhaal heeft ook een keerzijde. Om enkele ‘issues’ te noemen waarmee India tegenwoordig moet afrekenen – we sommen ze bij dezen  even op omdat ze niet onbelangrijk zijn voor wat volgt: de steeds dieper wordende kloof tussen arm en rijk; de extreme armoede die ondanks de duidelijke vooruitgang een kolossale uitdaging blijft; een wijdverbreide corruptie in zowel de publieke als private sfeer; analfabetisme, en dan vooral in rurale gebieden; een gigantisch sanitair probleem met om en bij de 700 miljoen Indiërs die geen directe toegang hebben tot een toilet; een onderwijs- en gezondheidssysteem dat met twee maten en twee gewichten meet en de sociale kloof tussen arm en rijk op die manier alleen maar bestendigt; een milieuproblematiek om u tegen te zeggen; de problematische houding tegenover holebi’s en andere minderheden; de vrijheid en veiligheid van vrouwen; een leegloop van het platteland met alle gevolgen van dien. Reken daarbij het kastenstelsel dat zeker in landelijke gebieden nog altijd van belang is, de alom aanwezige religieuze spanningen, de strapatsen van premier Narendra Modi en zijn extreemrechtse hindoe-nationalistische partij, het smeulende conflict met erfvijand Pakistan in Kashmir en de getroebleerde relatie met grote buur China. De uitdagingen waar het nieuwe India (dat nog in de loop van 2023 China zal voorbijsteken als meest bevolkte land ter wereld) voor staat, zijn enorm. Materiaal te over dus, om nog even op Twain terug te komen, om een goed verhaal te vertellen.

 

Woede

Een beetje kritische schrijver of journalist heeft aan het nieuwe India dan ook nog altijd een vette kluif. Zo iemand is Pankaj Mishra. Geboren in 1969 als zoon van een spoorwegarbeider in Jhansi (Uttar Pradesh), behoort hij tot de meest gelezen Indiase non-fictieschrijvers van het moment. Naast essays en columns in verschillende Engelstalige dag- en weekbladen is hij de auteur van reisverhalen (zoals zijn Boeddha-reisboek An End to Suffering: The Buddha in the World (2004)) en een tiental andere non-fictiewerken. Zijn bekendste boek is Age of Anger. A History of the Present (2017). In dit werk legt hij een verband tussen de opkomst van autocratische populisten als Trump en Modi, de Brexit en het moslimterrorisme enerzijds, en de kapitalistische globalisering anderzijds. Verbindend element daarbij is de anger – de woede, het ressentiment dat voortkomt uit de niet vervulde beloftes die het liberalisme sinds de negentiende eeuw heeft gecreëerd. Het indrukwekkende aan dit boek is niet zozeer de these op zich (die overigens op behoorlijk wat kritiek kon rekenen), maar wel de gulzigheid waarmee Mishra op een erudiete manier zijn theorie schraagt met literaire werken uit de negentiende en twintigste eeuw. Goethe, Zola, Balzac, Stendhal, D’Annunzio, Tolstoj, Toergenjev, Dostojevski of Thomas Mann – ze passeren allemaal wel eens de revue en ze verraden zonder meer de invloed die de letteren op zijn denken en schrijven uitoefenen. Dit merk je ook aan de twee fictiewerken die Mishra tot op heden heeft geschreven: zijn debuutroman The Romantics (1999) en – na een onderbreking van meer dan twintig jaar – Run and Hide, dat in het voorjaar van 2022 werd uitgebracht en begin dit jaar onder de titel Heenkomen in een Nederlandse vertaling verscheen.

In Heenkomen maken we kennis met drie vrienden uit de lagere klassen die aan het prestigieuze Indian Institute of Technology in Delhi (ITT) studeren. Alle drie dromen ze ervan om het te maken in het leven en op die manier aan hun bescheiden afkomst te ontsnappen. De drie gaan daarbij tot het uiterste en slagen erin om in enkele jaren tijd hun droom te realiseren. Het spectaculairste geval is Virendra, die het als straatarme dalit of kasteloze schopt tot hedge-fund-miljardair die in diverse luxe optrekjes verspreid over de aardbol een Gatsby-achtig leven leidt. Even sensationeel is ook zijn neergang. Wanneer Virendra veroordeeld wordt voor handel met voorkennis belandt hij in de gevangenis om daar uiteindelijk zelfmoord te plegen. Aseem gooit het over een andere boeg, maar ook hij wordt – niet altijd op een koosjere manier – steenrijk als linkse journalist, organisator van literaire evenementen, auteur van verschillende romans en, last but not least, populaire mediapersoonlijkheid die wanneer het hem uitkomt het politieke en culturele establishment (waarvan hij overigens zelf deel uitmaakt) uitdaagt. Het zal hem op het einde van de roman duur te staan komen. Nummer drie in het rijtje is Arun. Hij is het buitenbeentje. Net als Aseem kiest ook hij voor de literatuur – aanvankelijk als redacteur van een bescheiden literair tijdschrift in Delhi en later als vertaler van Hindi-literatuur in het Engels. Arun heeft zich in tegenstelling tot zijn vrienden teruggetrokken uit de rat race en leeft samen met zijn oude en zieke moeder in een stadje in de uitlopers van de Himalaya.

 

Briefvorm

Arun is de ik-verteller van het boek en zijn verhaal is verpakt in de vorm van een brief die gericht is aan een vrouw. Ergens halverwege de roman komen we erachter dat de vrouw in kwestie Alia heet, van rijke afkomst is, moslim, fotomodel, activiste, influencer en dat ze werkt aan een boek met als titel A secret History of Globalisation – over Virendra’s steile opgang van verpauperde dalit tot Wall Street-miljardair. Arun wordt verliefd op Alia, volgt haar naar London waar de twee genieten van het leven in de hoogste culturele kringen, en daarbij Aruns zieke moeder uit het oog verliezen die eenzaam in India overlijdt. Aruns Engelse avontuur eindigt abrupt wanneer hij halsoverkop – zonder dit te laten weten aan Alia – terugkeert naar India, waar hij zijn intrek neemt in een boeddhistisch klooster in het Himalaya-gebergte. Het is hier dat hij aan zijn lange brief aan Alia begint en zijn leven én dat van zijn vrienden beschrijft en overdenkt. Het is hier ook dat hij een ‘heenkomen’ vindt, een plek waar hij zich voor de buitenwereld kan verstoppen en zich veilig voelt.

Mishra’s keuze voor de briefvorm en de filosofische ondertoon die daarmee samengaat, doet sterk denken aan de grote Russische en Franse literatuur uit de negentiende eeuw. Ook stilistisch situeert Mishra zich in de lijn van Balzac, Toergenjev en co. De bij momenten uitvoerige realistische beschrijvingen herinneren aan Balzac, terwijl Aruns zelfanalyse doet denken aan het werk van de grote Russen. Daarnaast blijkt de briefvorm een perfect vehikel te zijn voor Aruns ideeën over het nieuwe India en de problemen waarmee het tegenwoordig te kampen heeft. In dergelijke fragmenten komt ‘Mishra-de essayist’ boven water en krijgt Heenkomen iets van een old school ideeënroman. Daarbij verwijst hij herhaaldelijk expliciet naar enkele grote namen uit de westerse negentiende- en twintigste-eeuwse literatuur en filosofie, naar Indiase klassiekers als de Mahabharata en citeert hij letterlijk uit het werk van William Wordsworth, Oscar Wilde, Toergenjev, Tsjechov en – vooral – V.S. Naipaul. Tegelijkertijd leent de briefvorm zich ook voor metafictionele beschouwingen. Zo worden drie mogelijke manieren getoond waarop Virendra’s verhaal wordt verteld: Alia’s non-fictieboek, een van Aseems romans (over beide werken komen we via Aruns brief een en ander te weten) en Aruns epistel zelf.

 

Meritocratie

Hoe het ook zij, Heenkomen is in de eerste plaats een analyse van de steile opkomst en ondergang van drie onbemiddelde leden uit de laagste klassen die zich door hard werk hun weg naar boven hebben geknokt; en hoe macht hen corrumpeert, misvormt en tot hun onvermijdelijke ondergang leidt. Hoe ze in hun drang naar zelfrealisatie en door de dwang om zichzelf steeds te moeten heruitvinden, vervreemden van hun afkomst, van hun taal, van hun religie, van de dorpsgemeenschap waartoe ze ooit behoorden. Het is het thema van Alia’s boek, Aseems roman en ook Arun laat er vanaf de eerste pagina’s geen twijfel over bestaan dat het hem hier vooral om te doen is. Zo schrijft hij over Aseem:

Pas achteraf kan ik het gevaar zien waar Aseem geen rekening mee had gehouden: dat in onze pogingen om onszelf opnieuw uit te vinden, om ‘echte mensen’ te worden simpelweg door onze sterkste verlangens en impulsen na te jagen, zonder sturing van familie, geloof of filosofie, ons zelfbewustzijn zou vernauwen, dat de verdraaiing van ons karakter onopgemerkt zou gaan, tot we op een dag tot onze afschuw zouden ontdekken wat voor mensen we zijn geworden.

Het is een onderwerp waarover Mishra in zijn non-fictiewerk al vaker heeft geschreven. ‘Sociale mobiliteit’ is uiteraard geen exclusief Indiase aangelegenheid. Wie echter ooit een Indiase megastad als Mumbai of Delhi heeft bezocht en getuige is geweest van de immense kloof tussen de superrijken in hun bewaakte woontorens en de zestig procent armen die in de slums of – erger nog – op straat wonen, weet dat een dergelijk contrast sociale mobiliteit extra moeilijk maakt en een kruitvat is dat vroeg of laat zal exploderen.

Geheel in de lijn met de neoliberale logica die deze sociale mobiliteit belemmert, heb je het meritocratisch principe, waarbij de sociaal-economische positie van elk individu bepaald wordt door zijn eigen verdiensten. Met andere woorden: wie arm is, heeft dit in de eerste plaats aan zichzelf te wijten. Het ultieme voorbeeld hiervan hoef je in India tegenwoordig niet zozeer in Bollywood of de cricket-wereld te gaan zoeken. De big chief himself is als zoon van een straatarme theeverkoper het voorbeeld par excellence van iemand die zich op eigen kracht omhooggewerkt heeft:

Pas recentelijk begon hij prat te gaan op zijn nederige afkomst, na 2014, toen Narendra Modi zijn wrede ontberingen en achterstelling – en die van honderden miljoenen gekwetste en gekrenkte Indiërs – zo triomfantelijk afzette tegen de overdreven bevoorrechting van de Engelstalige elite. Dankzij Modi begreep Aseem dat zwak en onwetend geboren worden en vol schaamte opgroeien nu definitief geen schande meer mocht heten en dat ruchtbaarheid geven aan zijn afkomst uit de provincie, uit een lage kaste en een lage klasse, in de meritocratie die India ging worden evenveel kon opleveren als een jeugd in blokhutten, op pindaboerderijen en in Oost-Europese sjtetls voor selfmade Amerikanen had gedaan.

 

Naipaul

Modi is een voorspelbare en gemakkelijke schietschijf voor een links-progressieve auteur als Mishra. Interessanter is zijn verhouding tot Nobelprijswinnaar V.S. Naipaul, nog altijd een van de belangrijkste naoorlogse ‘Indiase’ auteurs. Daarnaast is Naipaul ook berucht omwille van zijn conservatieve, rechtse en bijwijlen racistische ideeën. Mishra heeft in zijn essayistisch werk zijn bewondering voor Naipaul nooit onder stoelen of banken gestoken en onder meer twee essaybundels van hem samengesteld. Net als Modi en de drie vrienden uit Heenkomen heeft Naipaul, de kleinzoon van een naar Trinidad uitgeweken contractarbeider, het op eigen houtje gemaakt in het leven. Naipaul en zijn werk worden verschillende keren expliciet aangehaald en geciteerd. Op de allereerste pagina van Heenkomen citeert Arun de openingszin uit Naipauls meesterwerk A Bend in the River (1979): ‘De wereld is wat zij is; voor hen die niet zijn, die niets van zichzelf weten te maken, is er geen plaats.’ Het is Aruns vriend Aseem die Naipaul hoog inschat en het citaat in kwestie tot zijn lijfspreuk heeft gemaakt. ‘Modern zijn is het verleden vertrappelen’, is een ander aan Naipaul ontleend citaat waar Aseem graag mee uitpakt en dat in zekere zin diametraal ingaat tegen datgene waar zijn vriend Arun voor staat. Op die manier gaat Mishra in Heenkomen de confrontatie aan met het werk en het ongemakkelijke ideeëngoed van de zowel door Arun, Aseem als hemzelf bewonderde Naipaul. Zonder iets over het einde van de roman te verklappen, zou je kunnen stellen dat Mishra in Heenkomen tot op zekere hoogte met zijn grote voorbeeld literair afrekent.

Arun is niet voor niets een vertaler van Hindi-literatuur. Voor V.S. Naipaul, maar bijvoorbeeld ook voor Salman Rushdie, wordt ‘Indian literature’ in de eerste plaats in het Engels geschreven en niet in een van de meer dan twintig erkende inheemse talen. De twee hebben meer dan eens hun neus opgehaald voor literatuur in het Hindi, Urdu, Malayalam of Tamil. Het is dan ook meer dan een statement dat Arun in Heenkomen geregeld in zijn narratief zinnen in het Hindi inlast die een soort tegengewicht vormen tegen het Engels, de taal van de voormalige kolonisator én van het geglobaliseerde kapitalisme.

 

Back to fiction

In interviews met Indiase bladen beklemtoont Mishra telkens weer hoe bevrijdend en uitdagend zijn terugkeer naar het schrijven van fictie is:

Het punt van fictie is om weg te gaan van algemeenheid en generalisatie naar het verkennen van het innerlijke leven. De veroordelende modus waarin je vervalt wanneer je non-fictie schrijft, en wanneer je het hebt over een crisis en probeert vast te stellen wat tot deze specifieke crisis heeft geleid – dat is een heel andere manier van werken. Wat fictie doet, is mensen en individuen presenteren in hun meest blootgestelde vorm, zonder steun van ideologie of ideeën of begrippen, het laat ze zien zoals ze zijn.

In hetzelfde interview met Nandini Nair voor het Indiase tijdschrift Open legt hij uit hoe hij zichzelf met Heenkomen als schrijver heeft heruitgevonden en overschouwt hij zijn carrière als volgt:

Ik begon als iemand die heel graag romans wilde schrijven. Ik publiceerde één roman waar ik nog steeds relatief tevreden over ben. En plotseling werd ik gevraagd om verschillende lange reportages te maken. Daardoor kon ik reizen en dat was heel plezierig. Het was ook een manier om de kost te verdienen. En mijn eigen bekwaamheid daarin groeide. Voor ik het wist waren er twintig jaar verstreken en had ik eigenlijk alleen non-fictie geschreven. Maar al die tijd wilde ik eigenlijk fictie schrijven. Omdat ik wist dat de vormen waarmee ik werkte – het essay of de reportage of zelfs de memoires – niet voldeden. Ze waren op de een of andere manier niet in staat om deze zeer complexe realiteit waarover ik sprak te vangen. Dus, aan het eind van elk boek of essay wist ik dat er veel weggelaten moest worden. Want dat behoort tot het rijk der verbeelding, en ook tot het rijk der speculatie.

Het resultaat mag er zeker zijn. Heenkomen  is een gevarieerd, inhoudelijk rijk, intellectueel prikkelend en in vaak prachtige volzinnen geschreven werk. Toch is Heenkomen geen perfecte roman. Als lezer zou je bijvoorbeeld graag iets meer te weten willen komen over Virendra. Daarnaast worden enkele andere personages (en dan vooral de vrouwelijke) nogal clichématig neergezet. Dat geldt voor de voorname, mondaine Alia, en zeker voor Aruns onderdanige, in eenzaamheid wegkwijnende moeder. Het voornaamste probleem echter is dat de roman door Aruns bij momenten vermoeiende zelfanalyse, zijn talloze uitweidingen en de verschillende nevenplots zeker in de tweede helft aan spankracht begint te verliezen en wat aanmoddert – wat overigens niet wegneemt dat pakweg de laatste dertig pagina’s veel goedmaken.

In ieder geval: echt vrolijk word je niet van de lectuur van Heenkomen – en dat heeft Mishra’s roman gemeen met zijn non-fictiewerk. Wanneer Arun na zijn plotse vlucht uit Londen met de taxi naar zijn nieuw ‘heenkomen’ – een boeddhistisch klooster in de Himalaya – rijdt, passeert hij op weg naar de Nepalese grens verschillende wrakken van vrachtwagens: ‘ingedrukte cabines, versplinterd glas op het asfalt, wielen die in vreemde hoeken ten opzichte van elkaar stonden en op hun kop gekeerde trekkers die hun verroeste, vettige metalen onderbuik lieten zien.’ Waarna Arun tot het volgende profetische inzicht komt: ‘Opeens viel me de gedachte in, schokkend vanwege haar illusieloze helderheid: het nieuwe India zal er nooit komen.’

Atlas Contact, Amsterdam, 2023
Vertaald door: Jeske van der Velden
ISBN 9789025473259
352p.

Geplaatst op 06/04/2023

Tags: Heenkomen, India, Mark Twain, Narendra Modi, Pankaj Mishra, V.S. Naipaul

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.