Proza, Recensies

Slaapwandelen naar de afgrond

De onmeetbaren

Raphaela Edelbauer (vert. Irene Dirkes en Lucienne Pruijs)

De zomer van 1914

De zomer van 1914 is een zinderende tijd. Op 28 juli 1914, exact één maand na de moord op kroonprins Franz Ferdinand door de Servische anarchist Gavrilo Princip, verklaart de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie de oorlog aan Servië. Twee dagen later, op 30 juli, mobiliseert tsaristisch Rusland zijn troepen om het bevriende Servië bij te springen. Als reactie stelt het Duitse Keizerrijk, dat een bondgenootschap was aangegaan met Oostenrijk-Hongarije, op zijn beurt Rusland voor een ultimatum: de Russische regering heeft één dag de tijd om deze mobilisatie ongedaan te maken. Wat uiteraard niet gebeurt. Gevolg: Berlijn en in zijn kielzog Wenen verklaren de oorlog aan Rusland. Op 1 augustus 1914 is Europa vertrokken voor een oorlog die meer dan vier jaar zou duren en een dodentol van om en bij de 20 miljoen slachtoffers zou eisen.

De uitgelaten, euforische sfeer die op de Mobilmachung volgt is genoegzaam bekend. Berlijn, Wenen en bij uitbreiding half Europa zijn een gekkenhuis waar zich dezelfde extatische taferelen afspelen. De Lets-Canadese cultuurhistoricus Modris Eksteins beschrijft deze waanzinnige augustusdagen in Rites of Spring: The Great War and the Birth of the Modern Age (1989) als volgt:

Begin augustus zwelgt heel Duitsland in wat de Duitser voorkomt als een oprechte synthese van verleden en toekomst, de eeuwigheid geïncarneerd in het ogenblik, en de oplossing van alle binnenlandse conflicten […]  Het leven heeft een superieure glans gekregen.

De augustusdagen van 1914 zijn, aldus Eksteins, één groot orgastisch schouwspel. Wanneer je deze beeldspraak doortrekt, dan worden de laatste dagen van juli 1914 gekenmerkt door een jarenlang opgekropte, haast ondefinieerbare, naar ontlading hunkerende spanning die haar uiteindelijke verlossing zou vinden in het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.

Het is exact op dit kantelpunt in de geschiedenis dat De onmeetbaren (2024 – Duits: Die Inkommensurablen (2023)) van Raphaela Edelbauer (1990) zich afspeelt. Het hoofdpersonage van haar roman arriveert met de trein in Wenen op 30 juli 1914 – op een moment dat de hoofdstad van Oostenrijk (toen een van de grootste metropolen ter wereld) zich klaarmaakt voor de uitbarsting die onvermijdelijk komen gaat. In de woorden van Edelbauer klinkt dit als volgt:

De samenleving was nog een gladde stof die alleen naar de randen toe een beetje opkrulde, en die, als de wind opstak, met wijnglazen en asbakken verhinderd werd op te fladderen. De blaaskapellen speelden het volkslied, maar het lawaai uit de cafés misvormde het gezang tot iets onherkenbaars. Vreemden vielen elkaar in de armen. Ze waren eindelijk niet meer zichzelf. Ze waren eindelijk Oostenrijker of zelfs Duits-Oostenrijker en gedurende lange tijd zouden ze niet ophouden dat te zijn.

 

Dromen

Raphaela Edelbauer (1990) is een bezige bij in de Oostenrijkse literatuurwereld. Als gediplomeerde filosofe publiceert ze al vanaf haar achttiende in literaire tijdschriften. Daarnaast schrijft ze geregeld essays, columns en opiniestukjes, en is ze o.a. als podcastmaker en librettist actief. Tot nog toe heeft ze een vijftal boeken op haar conto staan, waaronder drie romans. Haar debuut als romanschrijfster is Das flüssige Land (2019), een (anti)heimatroman waarin naast de tegenstelling stad-platteland ook het nationaalsocialistische verleden van Oostenrijk centraal staat. In de sciencefictionroman DAVE (2021) focust Edelbauer op artificiële intelligentie. Met haar derde roman, Die Inkommensurablen (2023), knoopt ze opnieuw aan bij het verleden. Een ambitieuze keuze, want het begin van de twintigste eeuw is in de geschiedenis van Oostenrijk niet alleen sowieso een cruciale periode; ook op cultureel én literair vlak scheerde Wenen in die tijd hoge toppen. Joseph Roth, Arthur Schnitzler, Stefan Zweig, Georg Trakl, Hugo von Hofmannsthal, Karl Kraus en – last but not least – Robert Musil zijn maar enkele auteurs die voor, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog actief waren. In een interview voor de uitstekende boekenpodcast van de Frankfurter Allgemeine Zeitung steekt Edelbauer niet onder stoelen of banken dat ze als Oostenrijkse schrijfster haar ‘Klassiker’ onbewust geïnternaliseerd heeft en dat ze daardoor als het ware automatisch in de voetsporen treedt van illustere voorgangers als Musil en co, ook al heeft ze met hen op inhoudelijk of formeel vlak vaak weinig uitstaans.

Het begin van De onmeetbaren herinnert aan het werk van een andere inwoner van de toenmalige Donaumonarchie, Franz Kafka. Net als Joseph K. in Het proces of Gregor Samsa in De gedaanteverandering wordt Edelbauers hoofdpersonage onzacht uit zijn slaap gewekt en breekt er een nieuwe fase in zijn leven aan:

Het was 6.32 uur op 30 juli 1914 toen de zeventienjarige boerenknecht Hans Ranfter na amper een halfuur slaap onzacht werd wakker geschud door een beambte van de keizerlijk-koninklijke spoorwegen met een bezem in zijn hand.

Hans Ranfter is een intelligente en belezen jongeman die, sinds de dood van zijn vader zeven jaar eerder, door financiële besognes gedwongen werd zijn gymnasiumopleiding stop te zetten en als paardenknecht in dienst te treden bij een Tiroolse herenboer. Wanneer hij na zeven jaar besluit om de in een geïsoleerd dal gelegen boerderij stiekem te verlaten is dit niet om zich – zoals vele van zijn leeftijdsgenoten – vrijwillig op te geven als soldaat. Hans heeft in de krant een advertentie van ene Helene Cheresch gelezen, een psychoanalytica van wie Hans hoopt dat zij hem kan helpen. Hans is er immers van overtuigd dat hij de gedachten van anderen kan lezen en voorspellen. Op de trappen van de praktijk van Helene ontmoet Hans twee andere van haar patiënten. De eerste is Klara, een jonge, zelfbewuste feministe en wiskundige die zich uit bijzonder armtierige omstandigheden een weg naar boven heeft geknokt en de dag nadien haar proefschrift aan de universiteit zal verdedigen. Klara, die tegelijk de minnares van Helen blijkt te zijn, behoort tot een zogenaamde droomcluster: een groep mensen die allen min of meer dezelfde collectieve droom hebben. De tweede patiënt met wie Hans kennis maakt, is Adam, de nazaat van een steenrijk militair geslacht wiens carrière in het Oostenrijkse leger al vanaf zijn geboorte vastligt, maar die toch in de eerste plaats in kunst (en dan vooral hedendaagse klassieke muziek) geïnteresseerd is. Adam droomt over gebeurtenissen die niet hijzelf, maar mensen uit zijn omgeving hebben meegemaakt.

Zowel Hans, Adam als Klara zijn bij Helene in behandeling voor hun droomproblematiek. Maar het is vooral de collectieve, aan de theorieën van Carl Gustav Jung herinnerende droomcluster waarvan Klara deel uitmaakt die door Edelbauer het uitvoerigst beschreven wordt en die het verhaal voortstuwt – zeker wanneer ook Hans naar het einde van de roman toe dezelfde droom als Klara ‘droomt’ (of althans denkt dit te doen). Het droommotief is niet alleen inhoudelijk belangrijk, het vertaalt zich ook op narratologisch vlak. Zo is De onmeetbaren een roman die je deels als een droomvertelling moet lezen. Dat een louter ‘realistische’ lectuur niet volstaat, wordt snel duidelijk wanneer de drie vrienden er na hun kennismaking samen opuit trekken in het nachtelijke, naar oorlog snakkende Wenen. Het wordt een surreële helletocht, een soort ‘laatste avond van de mensheid’ (om Karl Kraus te parafraseren) die hen achtereenvolgens brengt naar een chic diner thuis bij de ouders van Adam en hun kennissen afkomstig uit de hoogste militaire kringen; een repetitie van Arnold Schönbergs ‘Tweede Strijkkwartet opus 10’; een bordeelachtig café dat tegelijk een verzamelplaats voor de toenmalige LGTBQ+-gemeenschap blijkt te zijn en waar Hans voor de eerste keer ragtime hoort; het erbarmelijke appartement van Klara’s ouders, twee ‘lompenproletariërs’ die zo arm zijn dat ze voor een aantal uur per dag hun bed verhuren aan andere ‘beddendelers’; een smerig, in de riolen van Wenen gelegen lokaal waar Hans voor het eerst heroïne uitprobeert. Om ten slotte de volgende morgen te belanden in de universiteit voor de verdediging van Klara’s wiskundig proefschrift.

 

Incommensurabel

En ondertussen wordt er naar hartenlust gediscussieerd en gefilosofeerd. Over determinisme, epistemologie, psychoanalyse en muziektheorie. Over oorlog, nationalisme, gendergelijkheid, religie en homoseksualiteit. En, niet te vergeten, over wiskunde. Het hoogtepunt is misschien wel Klara’s meer dan tien pagina’s tellend ‘rigorosum’ dat door Edelbauer integraal in haar roman wordt ingelast. Klara’s dissertatie heeft als onderwerp de ‘incommensurabele getallen’. Daarmee zijn we bij de titel van Edelbauers roman aanbeland. De Duitstalige titel welteverstaan. De Nederlandse uitgever vond ‘De incommensurabelen’ blijkbaar een onmogelijke titel. De onmeetbaren mag dan wel beter klinken, het dekt niet alle betekenislagen die de Duitse titel genereert.

Enig speurwerk op Wikipedia leert dat het begrip ‘incommensurabiliteit’ voorkomt in verschillende wetenschappelijke domeinen zoals chemie, fysica en wiskunde, maar ook in de ethiek en de wetenschapsfilosofie. In de wiskunde verwijst incommensurabiliteit naar twee grootheden of waarden die niet in een eenvoudige relatie tot elkaar staan of niet kunnen worden uitgedrukt door een gemeenschappelijke meeteenheid. Zo zijn twee getallen incommensurabel wanneer hun verhouding geen rationaal getal is, i.e. wanneer ze niet als een breuk van twee gehele getallen kunnen worden uitgedrukt. Edelbauer gebruikt deze term echter ook metaforisch om de onverenigbaarheid of incommensurabiliteit van filosofische concepten of persoonlijke relaties weer te geven. Verschillende personages en ideeën, zo lijkt Edelbauer te suggereren, zijn onverzoenbaar met elkaar door hun verschillen en inconsistenties. In die zin kan je ‘incommensurabiliteit’ ook linken aan het gelijknamige begrip in de wetenschapsfilosofie van Thomas S. Kuhn zoals beschreven in zijn The Structure of Scientific Revolutions (1962). In dit werk maakt Kuhn een onderscheid tussen ‘normale wetenschap’ (die wordt gekenmerkt door een langere periode van relatieve rust) en ‘revolutionaire wetenschap’ die op korte tijd de ‘normale wetenschap’ overhoop gooit, waardoor de maatstaven of paradigma’s veranderen. Omdat na de paradigmaverschuiving nieuwe maatstaven bij oude worden gevoegd, is er geen gemeenschappelijke maat meer en kan er geen logische reden gegeven worden om te kiezen tussen beide theorieën. Een dergelijke paradigmaverschuiving doet zich voor in de zomer van 1914 – op politiek en maatschappelijk vlak, maar bijvoorbeeld ook in de kunsten. Het is niet toevallig dat ons ‘incommensurabel’ trio terechtkomt bij de opvoering van het tweede strijkconcert van Schönberg (Edelbauer: ‘Het stuk had geklonken alsof iemand de samenhang tussen de tonen met een schroefsleutel losser had gemaakt’) en dat de geest van Stravinsky rondwaart in het tweede hoofdstuk van Edelbauers roman.

Het is jammer dat deze betekenislaag deels verloren gaat in de Nederlandse titel. Voor het overige hebben de twee vertaalsters, Irene Dirkes en Lucienne Pruijs, een vlot leesbare vertaling afgeleverd. Edelbauers taal is elegant, maar is tegelijkertijd (bewust) gekunsteld en komt hier en daar zelfs ietwat hoogdravend over. Daarnaast gebruikt ze af en toe ongewone zinsconstructies die zich niet altijd even gemakkelijk laten omzetten in keurig Nederlands. In hoofdstuk 4 (‘Demi-monde’) voert ze dan weer twee criminelen op die in een of ander Weens boeventaaltje met Hans communiceren, die als plattelandsjongen overigens een meer dan behoorlijk Duits spreekt. Dirkes en Pruijs hebben de dialogen van de twee boeven op z’n ‘Hollands’ vertaald, wat voor mij als Vlaming haast even moeilijk te begrijpen is als het oorspronkelijke Oostenrijkse dialect.

 

Slaapwandelen

De onmeetbaren is geen gemakkelijke roman. Ik kan me best voorstellen dat menig lezer het een pretentieus, kunstmatig, kapot geconstrueerd en levenloos boek vindt. Wie zich laat leiden door wat er op de achterflap van de Nederlandse uitgave staat, verwacht mogelijk in de eerste plaats een realistische beschrijving van de laatste uren voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog aan de hand van het verhaal van de drie onwaarschijnlijke vrienden. Iets dergelijks krijg je niet of slechts ten dele, net zomin als een in Sissi-romantiek gedrenkte vertelling of een nostalgische terugblik op de ondergang van de ‘veelvolkerenstaat’ waarmee het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk soms iets te gemakkelijk wordt geassocieerd. De onmeetbaren is in de eerste plaats een ideeënroman die je het best leest als een soort droomvertelling à la Arthur Schnitzlers Traumnovelle. Edelbauers boek wordt ingeleid door een citaat uit Schopenhauers Die Welt als Wille und Vorstellung dat de opzet van de roman mooi samenvat:

Elk individu, elke menselijke verschijning, elke levensloop is slechts de zoveelste korte droom van de oneindige wereldgeest, van de standvastige wil tot leven; het is slechts het zoveelste vluchtige figuurtje dat hij spelenderwijs tekent op zijn eindeloze blad papier (ruimte en tijd) en dat hij gedurende een, vergeleken met de oneindigheid, te verwaarlozen korte tijd laat staan om het vervolgens weer uit te vlakken, zodat er plaats komt voor een nieuwe tekening.

Menselijk handelen, aldus Schopenhauer, wordt bepaald door de wil. Zo is het ook met Edelbauers personages die niet altijd de volledige controle lijken te hebben over hun daden omdat deze deels gestuurd worden door onbewuste of oncontroleerbare krachten. In het Wenen van Sigmund Freud kom je dan nogal snel bij dromen terecht. Schopenhauer verwijst daarnaast ook naar de vluchtigheid van het menselijk bestaan, die eveneens een belangrijk motief is in een roman die zich niet toevallig situeert aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog.

Edelbauer is niet de enige die geschreven heeft over de periode die aan de Eerste Wereldoorlog voorafgaat. Denk maar aan Joseph Roth of Robert Musil, die de handeling in zijn meesterwerk De man zonder eigenschappen (1930-1933) in de zomer van 1913 laat beginnen. Of Stefan Zweigs De wereld van gisteren (1942) en Thomas Manns De toverberg (1924). Edelbauer blijft wat mij betreft zeker overeind te midden van al dit schoon volk. Ze verrast door de manier waarop ze op een intellectueel uitdagende manier die waanzinnige juli- en augustusdagen weet op te roepen, de lezer daarbij als in een droom door zowel de hogere klassen als door de Weense underground leidt en dit alles in filosofische gesprekken weet te vatten – met de dissonante klanken van Schönbergs Tweede Strijkkwartet op de achtergrond. De wijze waarop Edelbauer soms totaal tegengestelde (lees: ‘incommensurabele’) ideeën langs elkaar heen laat glijden of op elkaar doet botsen en dit weet te verpakken in een sfeer die nu eens realistisch, dan weer dromerig aandoet, maakt van De onmeetbaren een bij momenten ongrijpbare roman die bij de lezer vragen oproept en tot het einde toe blijft fascineren.

De onmeetbaren is ten slotte ook een actueel boek en dat heeft niet enkel te maken met de oorlogen in Oekraïne en Gaza. Wanneer Helene in een persoonlijk gesprek met Hans op het einde van de roman haar eigen collectieve droomtheorie ondergraaft, krijgt De onmeetbaren een verrassende wending en wordt het een roman over fake news en over de verbijsterende manier waarop mensenmassa’s hun verstand op nul kunnen zetten en hun ondergang gezamenlijk blind tegemoet gaan. Edelbauer gebruikt hiervoor de metafoor van het slaapwandelen, die ze mogelijk geleend heeft van Christopher Clarks bekende WOI-studie The Sleepwalkers. How Europe went to War in 1914 (2012) of Hermann Brochs onvolprezen romantrilogie Die Schlafwandler (1930-1932). Edelbauer:

Slaapwandelaars waren ze.                                                                                                                                                                                                                          De lichten in het vertrek waren allemaal op hetzelfde moment aangegaan, en het spook was prompt vervlogen als een uiteenvallende nevelwolk. Eventjes konden ze allemaal deze simultane gebeurtenissen niet bevatten. Ze vonden geen woorden en de woorden vonden hen niet.

Een van die slaapwandelaars is Hans Ranftler, die door Edelbauer op het einde van haar roman – op 31 juli 1914 – aan het rekruteringsbureau wordt afgezet. Een dag later zal de Groote Oorlog uitbreken. Maar tegen dan zal Hans – die andere Hans in Thomas Manns De toverberg achterna – al lang uit het gezichtsveld van Edelbauer én van de lezer verdwenen zijn.

Spectrum, 2024
Vertaald door: Irene Dirkes en Lucienne Pruijs
ISBN 9789000390854
336p.

Geplaatst op 21/04/2024

Tags: Arnold Schönberg, Arthur Schopenhauer, Carl Gustav Jung, De onmeetbaren, Eerste Wereldoorlog, Hermann Broch, Igor Stravinsky, Incommensurabiliteit, Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, Raphaella Edelbauer, Thomas Mann

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.