Proza, Recensies

Het kairotische moment

Kairos

Jenny Erpenbeck (vert. Elly Schippers)

Chronos en Kairos

De oude Grieken hadden twee woorden voor de ‘tijd’. Enerzijds had je ‘chronos’, de lineaire, meetbare, sequentiële tijd die naar een bepaalde ‘telos’ of doel toewerkt. Anderzijds had je ‘kairos’, dat je zou kunnen vertalen als ‘het juiste moment’. Terwijl chronos eerder statisch, universeel en kwantitatief is, heeft kairos een kwalitatief, dynamisch en subjectief karakter. ‘Kairos is de ware tijd die tot leven komt wanneer de klokken zwijgen’, schreef de Nederlandse filosofe Joke Hermsen in Kairos. Een nieuwe bevlogenheid (2014). Kairos is niet enkel een andere beleving van tijd, maar ook een strategie om los te komen van chronos die de uren telt en wegtikt en ‘daarmee orde en structuur in de wereld aanbrengt, maar ons ook het patroon van de eeuwige herhaling van hetzelfde oplegt’. Nog interessanter wordt het wanneer kairos, onder andere in Martin Heideggers Zijn en tijd (1928), geduid wordt als een breuk of cesuur met de chronos-tijd. Hermsen:

Kairos vertegenwoordigde in de klassieke oudheid al die uitzonderlijke momenten waarop het denken een andere wending kon nemen en gold daarom als machtiger en invloedrijker dan chronos, hoewel beide tijden als de verticale en horizontale as van de tijd ook altijd op elkaar betrokken zijn.

Net zoals ‘chronos’ werd ook ‘kairos’ door de Grieken gepersonifieerd. Kairos was de rebelse kleinzoon van Chronos, die voor verandering kon zorgen en daarom als een jonge, gespierde en gevleugelde god werd afgebeeld. Dit in tegenstelling tot zijn grootvader Chronos, die steevast met een lange baard en een zandloper werd voorgesteld:

Kairos, de god van het gunstige moment, heeft, zo wordt er gezegd, een haarlok op zijn voorhoofd, het enige waaraan je hem kunt vastpakken. Maar als de god op zijn gevleugelde voeten eenmaal voorbij is geglipt, laat hij je de kale achterkant van zijn schedel zien, die glimt en waar niets zit wat je met je handen kunt grijpen.

Bovenstaand citaat komt uit Jenny Erpenbecks Kairos. In deze roman uit 2021 beleeft de negentienjarige Katharina een coup de foudre met de 53-jarige, getrouwde schrijver Hans. ‘Was het een gunstig moment toen ze, als meisje van negentien, Hans leerde kennen?’, vraagt de verteller in Kairos zich af. We bevinden ons in Oost-Berlijn in 1986 – op een moment dat de Deutsche Demokratische Republik (DDR) op haar laatste benen loopt. Het is enkel een kwestie van tijd, van ‘chronos’, alvorens de Berlijnse Muur zal vallen en het ‘reëel existerend socialisme’ in elkaar zal storten. In 1986 kabbelt het systeem gezapig en onverstoorbaar voort. Niet richting klasseloze maatschappij, maar – zo zou later blijken – haar tegendeel: een liberale en kapitalistische samenleving, met alle voor- en nadelen van dien.

 

Oude man, jonge vrouw

Jenny Erpenbeck is geen onbekende in de Duitse literatuur. Ze wordt in 1967 geboren in een geprivilegieerd Oost-Berlijns gezin als de dochter van de natuurkundige John Erpenbeck en Doris Kilias, die vertaalster uit het Arabisch is. Haar grootouders van vaderskant zijn de schrijvers Fritz Erpenbeck en Hedda Zinner. Wanneer ze vijf is, gaan haar ouders in vriendschap uit elkaar. Na haar middelbare studies volgt ze een tweejarige opleiding tot boekbinder. Daarna werkt ze o.a. een jaar als rekwisiteur bij het Kleisttheater in Frankfurt an der Oder en als kostuumontwerpster bij de Berlijnse Staatsopera. Van 1988 tot 1990 studeert ze theaterwetenschappen aan de Humboldt Universiteit in Berlijn en vervolgens muziektheaterregie aan de Hochschule für Musik Hanns Eisler. In 1993  assisteert ze Heiner Müller bij de regie van Wagners Tristan und Isolde tijdens de Bayreuther Festspiele. Later volgen eigen ensceneringen van opera’s van onder meer Schönberg, Bartok, Händel, Monteverdi en Mozart. Parallel met haar carrière als operaregisseur begint ze eind jaren negentig te schrijven: enkele theaterteksten en vooral veel proza. Haar bekendste werken zijn Heimsuchung (2008 – Ned.: Huishouden (2014)), Aller Tage Abend (2012 –  Ned.: Een handvol sneeuw (2014)) en de bekroonde vluchtelingenroman Gehen, ging, gegangen (2015 – Ned.: Gaan, ging, gegaan (2016)).

Op zich doet bovenstaande info er weinig toe, ware het niet dat Erpenbecks biografie wel opvallend veel overeenkomsten vertoont met die van haar hoofdpersonage in Kairos. Het is overdreven om Kairos als een sleutelroman te lezen, maar je mag Erpenbecks roman wel gerust beschouwen als een confrontatie met haar DDR-verleden en – daar komt ze in interviews geregeld op terug – haar relatie met het eengemaakte Duitsland waarmee ze zich nooit helemaal heeft kunnen identificeren.

Zoals Erpenbeck is ook Katharina (jaargang 1967) opgegroeid in de betere intellectuele milieus van de toenmalige DDR. Haar moeder is wetenschapster, haar vader leeft en werkt – gescheiden van zijn voormalige echtgenote – als professor aan de universiteit van Leipzig. Katharina is, om een Bertolt Brecht-woord te gebruiken, een Nachgeborene, die de DDR altijd als een vanzelfsprekendheid heeft ervaren en die het door haar geprivilegieerde afkomst zeker niet slecht heeft. Hans behoort tot een andere generatie. Voor hem was de DDR geen evidentie. Geboren in het onheilsjaar 1933, is hij de zoon van een hooggeplaatste nazi die de Tweede Wereldoorlog als kind én overtuigd lid van de Hitlerjugend heeft meegemaakt en er begin jaren vijftig bewust voor kiest om zijn leven radicaal anders in te richten en het socialistisch experiment waarvoor de DDR toen gezien werd, mee op te bouwen. Aan de door Johannes R. Becher geschreven en door Hanns Eisler op muziek gezette DDR-Nationalhymne Auferstanden aus Ruinen (Herrezen uit ruïnes) wordt in het eerste deel van de roman niet zonder reden behoorlijk wat aandacht geschonken. Ook Hans leidt een comfortabel bestaan. Hij is getrouwd, heeft een (bijna) volwassen zoon, woont in een mooi appartement en kan als DDR-auteur terugvallen op een vaste job bij een Berlijnse radiozender. Hans is een typische exponent van de toenmalige literaire en artistieke DDR-scene die het midden jaren zeventig al bij al tamelijk goed heeft. Zelfs na de Ausbürgerung van zanger en dichter Wolf Biermann waarbij op een bepaald moment de staat en schrijvers onderling lijnrecht tegenover elkaar kwamen te staan. Hans houdt er een gevarieerd en libertijns liefdesleven op na (lees: hij heeft verschillende minnaressen), wat oogluikend wordt toegestaan door zijn vrouw. Monogamie is per slot van rekening een burgerlijke deugd en daar had men in the wild east lak aan.

Hans vertoont meerdere kenmerken van schrijver en theatermaker Heiner Müller, die in het laatste kwart van de twintigste eeuw een van de bepalende figuren was in de Oost-Duitse culturele scene (en die in Kairos  grappig genoeg ook als nevenfiguur opduikt). Erpenbeck heeft in interviews weliswaar met klem ontkend dat Hans een doordruk van Müller zou zijn (en dat zij ooit een relatie met Müller heeft gehad), maar bepaalde aspecten zijn zelfs voor niet-ingewijden herkenbaar. En wie Heiner Müller en Oost-Berlijn zegt, komt automatisch terecht bij de oppergod van de DDR-literatuur: de grote Bertolt Brecht. Over Brecht weten we dat hij naast een uitzonderlijk creatief en inspirerend genie ook iemand was die – aldus een van zijn Augsburgse jeugdvrienden – ‘vaker van vrouw dan van onderbroek wisselde’. Brecht is het grote voorbeeld van Hans en hij zou – mocht er achteraan in Kairos een personenregister zijn opgenomen – ongetwijfeld een van de meest geciteerde namen zijn.

Een van de charmes van Kairos is Erpenbecks bij momenten ietwat nostalgisch aandoende beschrijving van het leven in de DDR: de cafés en restaurants die door Hans en Katharina worden gefrequenteerd, de wandelingen die het verliefde paar kriskras door Oost-Berlijn maakt of de uitweidingen over onder meer anti-Franco zanger Ernst Busch en de onvolprezen Bertolt  Brecht-componist Hanns Eisler. Erpenbeck laat ook niet na om de positieve kanten van de DDR te belichten: gratis studeren, geen daklozen, geen werkloosheid, het geringe belang van geld, het niet oncomfortabele gevoel dat alles centraal voor jou wordt geregeld. Of gewoon een wandelingetje maken zonder de druk om achteraf een koffie te (moeten) consumeren. Kairos krijgt hierdoor iets museaals. De cafés, straten, gebouwen, auteurs, songteksten of typische DDR-producten waarover Erpenbeck schrijft behoren tot een voorgoed verloren wereld. Dit ‘museale’ is een niet onbelangrijk thema in deze roman. Net zoals Katharina, zoals we zullen zien, als een ‘archeoloog’ graaft in haar voorbije relatie met Hans, spit Erpenbeck de geschiedenis van de Arbeiter-und-Bauern-Staat uit. In deze context moet je ook het Heiner Müller-citaat uit zijn toneelstuk De Perzen situeren waarmee Erpenbeck het tweede deel van Kairos inleidt: ‘Na tien jaar oorlog was Troje / rijp voor het museum.’

Erpenbeck strooit kwistig en op een erudiete wijze met namen uit het culturele en politieke leven van de DDR, maar ze excelleert pas echt wanneer ze in haar virtuoze, precieze, ietwat afstandelijke maar tegelijkertijd poëtische stijl de essentie van bijvoorbeeld DDR-literatuur (en kunst überhaupt) weet te vatten. Brecht en Müller zouden het niet beter kunnen verwoorden:

Alles wat plaatsvond overdenken, je steeds weer losrukken uit je eigen gezichtshoek, alleen dan kon je begrijpen wat er in werkelijkheid gebeurde. Gevoel was het stijfsel dat, als je niet verduiveld goed oppaste, je ogen en je hele denken dichtplakte. Het gevoel afscheiden van jezelf en onder de microscoop leggen, daarin school in wezen de kunst in deze vervloekte twintigste eeuw.

 

Kartonnen dozen

Kairos is, vanuit één invalshoek bekeken, het relaas van een passionele én destructieve relatie tussen een oudere man en een jongere vrouw. Wat aanvankelijk nog een romantische relatie was verwordt al snel tot een ware hellegang. Vooral Hans toont zich in het tweede deel van de roman als een manipulatieve, jaloerse, wantrouwige, perverse minnaar die Katharina bewust pijn doet – zowel fysiek (onder andere tijdens SM-achtige vrijpartijen) als psychisch. Manipulatief is Hans al in het begin van hun relatie, wanneer alles nog min of meer goed loopt en hij als een leermeester zijn gewillige leerling initieert in verschillende domeinen van het leven. Zijn manipulatieve gedrag blijkt uit kleine details. Zo schenkt Katharina op aanraden van Hans haar ‘kitscherige’ vinylplaten met pianowerk van Rachmaninov of het beroemde vioolconcerto van Mendelssohn weg aan vrienden en richt ze zich meer tot het ‘echte’, superieure werk van onder meer Bach en Mozart. Wanneer ze Hans tijdens haar verblijf aan het theater in Frankfurt an der Oder ‘bedriegt’ met de jongere Vadim, ontspoort Hans volledig. Wat volgt is een stortvloed aan beschuldigingen, verwijten en verplichtingen die hij haar oplegt – eerst in brieven, later via ingesproken cassettebandjes. Tegelijkertijd probeert hij als een haast totalitaire minnaar controle uit te oefenen over zijn jonge geliefde. Als lezer vraag je je hoe langer hoe meer af hoe ze het in godsnaam zo lang volhoudt bij Hans en waarom ze niet gewoon een punt zet achter hun toxische relatie. Daarin ligt ook de tragiek van hun relatie: te laat komt Katharina tot het besef dat ze psychologisch wordt geterroriseerd door de man die waarschijnlijk de liefde van haar leven is.

Erpenbeck laat verschillende kanten van haar personages zien en dat wordt onder meer in de hand gewerkt door de structuur van haar roman. Kairos begint in het heden (of beter gezegd: ergens rond 2010) wanneer Katharina (ondertussen gehuwd) door de zoon van Hans ervan op de hoogte wordt gebracht dat deze laatste overleden is. Zes maanden later worden twee kartonnen dozen bij haar thuis geleverd. De dozen bevatten ‘brieven, notities, boodschappenlijstjes, agenda’s, foto’s en negatieven van foto’s, ansichtskaarten, collages, af en toe een krantenartikel.’ Een Trümmerfeld, of een rommeltje – in de zeer degelijke en vlot leesbare vertaling van Elly Schippers. De inhoud van de eerste doos maakt het eerste grote deel van de roman uit (netjes verdeeld over 29 korte hoofdstukken). ‘Doos I’ begint met hun eerste ontmoeting en eindigt min of meer met Katharina’s ‘overspel’. Na een kort ‘intermezzo’ wordt de tweede doos geopend en reconstrueert Katharina het verdere verloop van hun relatie. Ondertussen heeft ze een eigen koffer vanonder het stof gehaald met brieven, aantekeningen en foto’s. ‘Soms ziet ze zichzelf onder de grond liggen en tegelijk hoe ze zichzelf uitgraaft’, schrijft Erpenbeck. Als een ‘archeologe’ graaft ze in haar verleden. In ‘Doos II’ (opnieuw bestaande uit 29 hoofdstukken) maken we de ondergang van hun relatie mee. De tweede doos zou je tot op zekere hoogte als de ‘antithese’ van de eerste doos kunnen zien. Een zwart-wit verhaal is het niet, want ook Hans wordt door Erpenbeck in al zijn kwetsbaarheid niet enkel als dader neergezet.

Als uitsmijter is er nog een epiloog. Katharina bevindt zich in de Normannenstraße in Berlijn, in het Stasi-archief. Daar ontdekt ze dat Hans een ‘Informele Medewerker’ van de Stasi was. Zijn schuilnaam: Galilei, naar het toneelstuk van Bertolt Brecht. ‘Galilei, die omwille van de langdurende waarheid kortdurende compromissen sluit.’ Na ‘Doos II’ komt Hans’ Stasi-verleden niet echt als een verrassing over. Kairos begint met twee archiefdozen en eindigt tussen de ordners van het Stasi-archief. De cirkel is rond. Haar op de klippen gelopen relatie met Hans én de ineenstorting van de DDR als politiek systeem vallen uiteindelijk samen.

Tegelijk is er een ‘Operationele Procedure’ tegen Hans ingeleid, ook onder de naam Galilei. Concreet betekent dit: hij wordt twee maanden lang in de gaten gehouden, zijn telefoon wordt afgetapt. Want, zo vraagt de Stasi zich af, is die Galilei wel te vertrouwen? Op 13  mei 1988 – anderhalf jaar voor de val van de Muur – wordt het dossier ‘Galilei’ definitief geklasseerd. Meer dan twintig jaar later heeft Katharina inzage in de Stasi-dossiers. De wereld ziet er ondertussen helemaal anders uit. Na haar bezoek aan het Stasi-archief wandelt ze – zoals vroeger met Hans –  via de Friedrichstraße en Unter den Linden naar het Berliner Ensemble ‘waar Peymann een paar jaar geleden alles grondig heeft verwijderd wat nog aan Brecht herinnerde’. De cafés en de gebouwen van weleer zijn verdwenen of zien er anders uit. Daarna gaat ze via de Chausseestraße naar het Dorotheenstädtischer Friedhof. Daar liggen onder meer Friedrich Hegel, Hanns Eisler, Heiner Müller en Bertolt Brecht begraven. Net als Hans. Het is valavond.  ‘Als ik toen had geweten dat ik je spiegelbeeld was, zegt ze. Maar hij kan haar zien noch horen en haar ook geen antwoord meer geven.’ Hans is dood en ligt onder de grond. Net zoals de DDR dood en begraven is.

 

Spiegel

Als lezer kan je Kairos perfect enkel en alleen als het tragische liefdesverhaal van Hans en Katharina lezen. Kairos is evenwel meer, want hun liaison spiegelt zich in de geschiedenis van de DDR. En vice versa. Als het bijna te laat is realiseert Katharina zich pas dat hoe manipulatiever en cynischer Hans wordt naarmate hun relatie vordert, hoe meer hij lijkt op de wantrouwige DDR-staat waarin hun gedeelde geschiedenis destijds begon. In haar absolute obsessie om alles te willen weten over haar burgers, in het vieren van gebeurtenissen die enkel nog maar een flauwe echo zijn van wat ze ooit waren en om geluk te beschouwen als iets dat enkel bereikbaar is binnen de gemeenschap, vertoont de DDR verschillende parallellen met  de manier waarop Hans zich autoritair en krampachtig aan zijn relatie met Katharina vastklampt. De teloorgang van hun relatie reflecteert zich in het ineenstorten van het socialistisch systeem waarin vooral Hans ooit zo sterk heeft geloofd.

Net zoals Hans en Katharina heeft ook het naoorlogse Duitsland haar kairos-moment gekend. Toen in 1989 de Muur viel, koos het eengemaakte Duitsland al te gemakkelijk voor het kapitalistische model waarbij zowel Hans als Katharina altijd de nodige reserves heeft gehad. Zo heeft Hans het moeilijk met de mislukte denazificatie in het Westen. Wanneer Katharina tot haar eigen verbazing de toestemming krijgt om in 1986 haar oma in Keulen te bezoeken, ergert ze zich onder meer aan de aanwezigheid van de vele daklozen, de seksshop waarin ze op een bepaald moment verzeild raakt en het overaanbod aan consumptiegoederen – drie zaken die je in de DDR niet tegenkwam. Beiden weigeren bijvoorbeeld ook het Begrüßungsgeld dat na de val van de Muur aan DDR-burgers wordt aangeboden door de BRD.

‘Momenten van crisis’, zo schrijft Joke Hermsen in het eerder aangehaalde Kairos, ‘boden een uitgelezen kans om Kairos bij zijn lok te grijpen, want als de nood het hoogst is, dwingt de tijd je om hem te onderbreken en een kairotisch ogenblik te creëren, zodat de crisis bezworen kan worden.’ Door eenzijdig voor het kapitalistisch systeem te kiezen, hebben Duitsland en bij uitbreiding Europa, zo lijkt Erpenbeck te suggereren, misschien wel het kairotische momentum aan zich voorbij laten gaan. Het zou de ontnuchterende conclusie kunnen zijn van een intelligente en prachtig geschreven roman die je meermaals tot nadenken stemt en die achteraf nog dagenlang door je hoofd blijft spoken.

De Geus, Amsterdam, 2024
Vertaald door: Elly Schippers
ISBN 9789044547412
352p.

Geplaatst op 22/05/2024

Tags: Bertolt Brecht, Chronos, DDR, Heiner Müller, Jenny Erpenbeck, Kairos, Liefde, Stasi

Categorie: Proza, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.