In The Fraud, of Charlatan zoals het in de Nederlandse vertaling heet, verkent Zadie Smith (1975) voor het eerst wat zij met historische fictie vermag. Een juridische kwestie die de gemoederen in Victoriaans Engeland danig verhitte én het leven van een schrijver uit de entourage van Charles Dickens vormen het historisch vertrekpunt van deze vertelling op twee sporen. De inmiddels lang vergeten William Harrison Ainsworth is auteur van een veertigtal historische romans en kende kortstondig zelfs meer succes dan de gecanoniseerde Dickens. Smith begint haar kundig verknoopt verhaal in zijn gezin, waar het nieuws over ‘de Pretendent’ Arthur Orton – een slager uit Wapping met Trumpiaanse allures die beweert de verdwenen sir Roger Tichborne te zijn en aanspraak maakt op het familiekapitaal – steeds nadrukkelijker de gesprekken bepaalt.
Met twee verhaallijnen en een rijkdom aan historisch materiaal kan Smith alle kanten uit, maar ze rijdt zich niet vast in eindeloze research en benadert haar historische fictie als een eigentijds schrijfavontuur met actuele spiegelingen. Bij aanvang staat een typisch beroet – Dickensiaans – jongetje voor de deur, het plafond ten huize Ainsworth is immers zonet ingestort: ‘Je kunt wel zien hoe zwaar het gewicht van zo veel literatuur op een huis drukt. Loodzwaar.’
De vloer bezwijkt onder al die gewichtigheid, een krater die Smith opvult met haar sprankelende schriftuur, komische dialogen, relevante beschouwingen en levensechte personages. Zo entertainend kan historische fictie dus zijn, bewijst Smith van het begin af. Ze gaat resoluut voor een zwierige hertekening van de canon. Vloeiende perspectiefwissels en temporele sprongen bezorgen deze lijvige roman bovendien flink wat vaart. De afwisseling is prettig, het vloeit allemaal heel natuurlijk en wordt voor de lezer nooit verwarrend. Smiths montage staat op punt, een alwetend verteller houdt de lezer stevig bij de hand en belicht in korte episodes de handelingen en gedachten van een handvol personages, maar het is Eliza Touchet, de Schotse huishoudster en aangetrouwde nicht van Ainsworth, die het lezersperspectief het sterkst bepaalt.
Touchet – wier naam vaak foutief uitgesproken wordt als ‘touch it’ – legt de vinger inderdaad op een aantal centrale, dikwijls schrijnende kwesties. Vanuit haar positie als toeschouwer – ze is immers een vrouw – overdenkt ze de bepalende machtsstructuren van haar tijd gelieerd aan klasse, sekse, slavernij. Steeds weer stuit ze op de beperkte reikwijdte van vrijheid, op de vraag wie welke rechten heeft en waarom? Haar eigen identiteit beknelt haar voortdurend, wat haar ontvankelijk maakt voor de worsteling van anderen. Niet het minst voor die van Andrew Bogle, de voormalige page van sir Roger Tichborne, een Jamaicaanse tot slaaf gemaakte die Smith uit de plooien van de geschiedenis naar de voorgrond licht en in haar constructie een prominente stem geeft.
Eliza Touchet zit op meerdere fronten gevangen; binnen haar kortstondige huwelijk, op het vlak van haar seksuele verlangens, financieel, in haar dagtaak als huishoudster maar ook als intieme getrouwe van haar schrijvende neef Ainsworth. Jazeker, op literaire soirées mag zij de port bijvullen van de grote literatoren (een elkaar kwistig bewierokend, zelfvoldaan mannenclubje), maar verder moet ze toch vooral haar mond houden. Eliza is nochtans rad van tong, een slim personage, met een binnenwereld die rijk is en geschakeerd. Ze registreert veel, ontleedt en doorziet scherp, bezit flink wat humor en mensenkennis. Ze leest dan ook voortdurend, heeft een open, progressieve houding, staat wat feminisme en kolonialisme betreft aan de goede kant van de geschiedenis. Op het eerste gezicht is mevrouw Touchet een vleesgeworden ideaal waarmee je wil sympathiseren, maar Smith stelt onze bijna vanzelfsprekende empathie ook ter discussie. Eliza is evengoed een fraudeur net als de rest van ons. Zeker in de tweede helft van deze roman wankelt dit op het eerste gezicht moreel uitgebalanceerde personage: wanneer ze echt een verschil kan maken, ziet ze ervan af. Boeiend, al is Eliza dat al van meet af, want door en door menselijk, niet zonder pijn noch zonder gebrek. Zo vormt Eliza de spil in een erotische driehoeksverhouding; terwijl haar neef William aan het grandtouren is, springt zij wat bij in het huishouden van de Ainsworths en bloeit er een innige affaire op met Frances. Williams engelachtige echtgenote, die mooi, ‘onveranderd zacht’, ‘wars van ijdelheid’ is, is de liefde die Eliza de rest van haar leven als ideaal zal beschouwen. Smith vat de aantrekking tussen deze twee vrouwen in een prachtige erotische passage:
Twee wederzijdse vingers op zoek naar doordringing, als in een bloemkelk. In volledige, kaarslichtloze duisternis. Alsof vinger en kelk een en hetzelfde waren, niet in staat om tegen elkaar te zondigen. Twee vingers en bloesemkelken als die in de heg, met eendere overlappende blaadjes, raadselachtig en toch wonderbaarlijk vertrouwd, warm en vochtig, kloppend, vleselijk. Als een tong. De mond als een kelk. En een andere kelk meer naar onderen, ook gemaakt voor een tong.
Maar dan komt de heer des huizes terug thuis en – sterker nog – overvalt hij Eliza met zijn ‘hete kussen’, een overrompeling van lust waar zij op haar beurt gretig op ingaat; tussen de lakens zijn de rollen tussen neef en aangetrouwde nicht immers omgedraaid en onderwerpt hij zich gewillig aan haar zijden banden en lederen zweepje:
al waren er momenten in bed waarop ze hem een prop in de mond stopte – niet alleen omdat dit hem opwond, maar ook om hem te weerhouden van een monoloog over de intrige van zijn roman.
Deze roman hupst alle kanten op en verveelt geen seconde. Smith dropt de term ‘charlatan’ dan ook in de meest uiteenlopende contexten en toont zo vele vormen van leugenachtigheid – om bestwil en van een vileiner makelij. De neiging tot hypocrisie, zelfbedrog en schijn verschijnt bij zowat ieder personage en is gewoonte der mensen; Eliza houdt er een dubbele liefdesboekhouding op na, de Pretendent is precies dat wat zijn titel inhoudt, de tweede mevrouw Ainsworth blijkt een parvenu, William Ainsworth een wannabe wiens literaire ambities zijn talent ver overtreffen, etc. Maar elk personage ontstijgt dat frauduleuze ook weer. Literair en intellectueel is Ainsworth dan wel de middelmatigheid zelve maar hij blijkt daarnaast gul, sympathiek en graag gezien. Net door deze eigenschappen die niets met creatief talent te maken hebben, weet hij zich toch een positie te verwerven in literaire kringen waar ook Dickens kind aan huis is. ‘Het laatste wat je van William kon zeggen was dat het hem aan wil ontbrak om zichzelf de hoogte in te steken.’ Het personage Ainsworth staat garant voor dolkomische scènes, de tekstfragmenten die Smith uit zijn werk citeert zijn hilarisch, evenals het gortdroge commentaar van de verteller dat erop volgt. ‘Zelfs op jonge leeftijwas William al geneigd de literaire zeggingskracht van het weer te overschatten. Zijn stuk was afschuwelijk, en lang ook vooral.’ Ook het sterk vernetwerkte wereldje waarin de schrijvers hun rol avond na avond met glans vertolken, wordt met flink wat humor neergezet, in een taal die zelf uit zijn voegen barst, zwaar van de barokke uitroepen en archaïsche wendingen. Wat moet Smith zich geamuseerd hebben, spelend met dit jargon.
In het essay ‘O, hé, Charles’ dat Zadie Smith schreef naar aanleiding van de publicatie van The Fraud vertelt ze over de figuur van Dickens die tijdens haar research werkelijk overal opdook, ook daar waar hij in feite niets te zoeken had – zoals in een debat over de toekomst van Jamaica. Aangezien hij overal was, kon Smith niet om hem heen, al weerhoudt dat haar er niet van om hem met vermakelijk genoegen alsnog dood te verklaren. Wanneer William de bescheidenheid van zijn voormalige schrijversvriend looft – over de doden niets dan goeds – trakteert ze hem bij monde van Eliza op een cynische repliek: ’Ja, een man die zijn zoon Alfred d’Orsay Tennyson Dickens noemde was duidelijk wars van vertoon.’ Ze laat Eliza ook meer dan eens denken dat Charles Dickens werkelijk de enige is die om zijn eigen grapjes lacht.
Behalve ideale grond voor wat kwinkslagen en geestige binnenpretjes, geeft zo’n literair web ook aanleiding tot gevoelens van beklemming, zoals de druk om als lid van deze of gene redactie een kunstwerk met lof te omkransen – ook het frauduleuze daarvan kaart Smith aan. Eliza staat sceptisch tegenover dit soort ons-kent-ons-circuits en het werk dat ze produceren: ‘Uit zulke tweedehands vodden en gestolen herinneringen werden kennelijk romans gesmeed. Heel die letterkundige praktijk ging haar meer en meer tegenstaan, tot walgens toe.’
Literatuur moet meer dan een tijdverdrijf zijn voor Eliza, die wel degelijk ideeën heeft over wat een goed verhaal moet zijn, wat van doorslaggevend belang is voor geslaagde fictie. ‘Vergeet niet, William, dat fictie wordt bevolkt door fascinerende personages’. Ze verlangt geen spannende plotwendingen, maar doorleefde personages. Ze is geboeid door individuele levens, hun lijden dat ook op een politiek plan begrepen kan worden.
Schrijven is een vorm van weerstand bieden, ontdekt Eliza Touchet wanneer ze met de tweede mevrouw Ainsworth, de volkse Sarah, naar Londen reist om er de rechtszaak van de Pretendent bij te wonen. In het divers geschakeerde huishouden van de Ainsworths wordt het juridisch dispuut nauwgezet gevolgd en heerst de gekende polariteit tussen believers en non-believers. De pers smult van het stinkende zaakje en gooit bijtijds wat olie op het vuur. Dagelijks worden artikels voorgelezen aan de nieuwe, ongeletterde, mevrouw Ainsworth. De voormalige meid met wie Ainsworth getrouwd is nadat hij haar bezwangerde, is een vurig verdediger van de man die beweert de verloren gewaande Sir Roger Tichborne te zijn. Eliza hecht hoegenaamd geen geloof aan de aanspraken van deze man, maar is diep gefascineerd door zijn kroongetuige, de Jamaicaanse voormalig tot slaaf gemaakte Andrew Bogle. De verzorgde, zwijgzame, schrandere Bogle is in zowat alles het tegendeel van de Pretendent. Eliza hecht dan ook vertrouwen aan zijn waardige houding, aan zijn heldere oogopslag. Bovendien ziet ze in het hele gebeuren de kans om zelf te gaan schrijven. Mevrouw Touchet zal tijdens het proces notities maken om zo de jongste Ainsworth tot lezen aan te zetten. Dit ogenschijnlijk nobel doel is niet meer dan een excuus voor haar eigen zoektocht naar vrijheid. Ze weet zich geketend door de ‘beperkte wereld’, ‘het banale gezelschap’; de gedachte aan ‘[h]et andere leven dat ze had kunnen leiden als alles anders was gelopen’. Het vooruitzicht te gaan schrijven vervult haar dan ook met vrolijke opwinding:
Ze had de lichthoofdigheid van de liefde gekend, de koortsigheid van haat en angst, maar dit gevoel was anders. Het was een opwinding van het bloed, die nochtans geheel onder controle van haar brein stond. Wast dit wat de bewonderde mevrouw Lewes voelde als ze schreef? Wat William en Charles al die jaren hadden gekend?
In de schrijfdaad ervaart ze de beweeglijkheid van vrijheid, als schrijver bepaalt zij de vorm die ze aan het gebeuren geeft, geeft zij de werkelijkheid kleur door te kiezen uit een repertoire aan mogelijkheden. Hoe anders was het in Ainsworths zogenaamde Jamaicaanse roman waarbij de plek niet meer was dan een gammel toneeldecor en achtergrond voor exotische fantasieën. In de constructie van Eliza’s verhaal staat de persoonlijke ervaring centraal. Al schrijvend kan Eliza aan de slag met haar jarenlang in stilte gegroeid inzicht, haar expertise in de ontleding van situaties, karakters, gedragingen.
Behalve feministe is Eliza ook een vurig verdediger van het abolitionisme; ze raakte destijds geprikkeld door haar geliefde Frances Ainsworth die haar meenam naar allerlei bijeenkomsten. Eliza heeft nog steeds een hart voor de zaak, maar in feite om de verkeerde redenen. Ze beseft nog niet dat de rechtvaardigheid en goedheid die ze wil belichamen geen absolute deugden zijn, dat ze nooit op zichzelf kunnen staan maar pas in hun geconcretiseerde vorm betekenis krijgen. En daar knelt het schoentje, die ene keer dat het concreet wordt, haakt ze af. Daarenboven vergelijkt ze de onvrijheid van Andrew Bogle met haar eigen onvrijheid als vrouw, en wil vanuit die analogie met zijn verhaal aan de slag. ‘Maar ze dacht dat ze hem begreep: zijn methodes waren noodzakelijkerwijs duister en slinks, net als de hare.’ Het zijn weliswaar varianten van onvrijheid, maar geenszins gelijk.
Na afloop van het proces onderschept ze een zwaar teleurgestelde Bogle en zijn zoon, stelt zich voor als journaliste en weet hem ertoe te overhalen haar zijn persoonlijke geschiedenis te vertellen. In boek 6 – de structuur van Charlatan echoot die van klassieke negentiende-eeuwse romans – neemt Smith ons mee naar Hope Estate, de plantage waar Bogle als slaaf tewerk was gesteld, schept ze een beeld van de gewelddadige koloniale geschiedenis tussen Engeland en Jamaica, vertelt het verhaal van Bogles vader die als negenjarige uit Afrika wordt geroofd en per boot getransporteerd naar de suikerkolonie, etc. Smith presenteert deze bloedige geschiedenis in diezelfde vitale montage van korte hoofdstukken met perfecte temporele ellipsen. Een luchtige verpakking die geen enkele afbreuk doet aan de brute aanschouwelijkheid van een waanzinnige wereld waarin uitbuiting een plaats heeft: ‘Menselijke brandstof. Rond en rond ging de tredmolen. Honderd jaar? Tweehonderd?’
Technisch zit Charlatan bijzonder knap in elkaar, Smith zet haar verbeelding op een zodanig soepele wijze in dat ze zowel je leesplezier aanwakkert als op de meest verschrikkelijke waarheden wijst. Het speelse sluit de ernst niet uit en onze voldoening houdt merkbaar verband met Smiths schrijfplezier. De verteller bezint zich op een bepaald moment expliciet over de wonderlijke mogelijkheden van verbeelding en de gelaagdheid van taal:
Maar het woord ‘vandaag’ kon naar een veelheid van dingen verwijzen. Want de drieëntwintigste april was de dag waarop de ‘oude vijand uit het noorden’ zijn verzet herdacht en mevrouw Touchet uit heimelijk protest een onderrok van tartan droeg, en Macbeth herlas. Ook was het de geboortedag van de Bard, én zijn sterfdag. Tevens was het de dag waarop Eliza Touchet voor het eerst mevrouw Anne Frances Ainsworth had gezien. Ja, vandaag was voor mevrouw Touchet een fictieve dag, een verlichte dag, een dag van toeval, en van magie!
De vaart in Charlatan herinnert aan Smiths debuut White Teeth (2000), waarmee ze meteen hoge ogen gooide maar waarbij nu ook opvalt hoezeer die roman de stempel van zijn tijd draagt: de scènes rijkelijk oversausd met ironische distantie, elk personage voorzien van een ridicuul gebrek, de tekst dense, de zinnen onophoudelijk onder stroom. Achteraf gezien lijkt het bijna alsof Smith toen heel hard wilde bewijzen dat ze one of the boys was – ik ben een vrouw van kleur maar kijk, ik kan het ook – terwijl Charlatan een stuk ontspannener geschreven lijkt, in een stijl die zelfvertrouwen ademt. Hier klinkt een stem die zich durft te beroepen op de eigen belichaamde autoriteit. I am my own woman, en die heeft geen nood aan geleend ontzag of een andersoortige onderwerping – nee, die stelt de vergeten stemmen – vrouwelijk en van kleur – centraal.
Ook stilistisch toont Smith zich in Charlatan een stuk rijper. Naast vlotte dialogen en een heerlijk spel met de historische taalschat, maakt ze spaarzaam en welgemikt gebruik van prachtige poëtische beschrijvingen. ‘Meer trappen. Een glimp van een bed zo groot als een boot, gehuld in fluweel. Heel het huis droeg zijde, goud en fluweel, alsof het een vrouw was. Geen kamer was leeg, geen muur kaal.’ Of zet ze in op de tastbaarheid van beelden zoals in de geciteerde liefdesscène tussen Eliza en Frances. Charlatan bevat ook snedige wijsheden: ‘De menselijke broederschap hing samen met de waarde van de Britse pond, en vrede op aarde was verbonden aan de onbelemmerde stroom van goederen’. En er is flink wat humor, al komt die er hier en daar sterker uit in het origineel, zeker als het gaat om wendingen die steunen op een typisch Britse zinsbouw: ‘Hoezeer Eliza ook gruwde van stuitende mensen, ze kon er geen weerstand aan bieden.’
Charlatan omspant de hypocrisie van een gehele samenleving, maar tegen de achtergrond van dat collectief gebrul brengt Smith de voortdurende spanning tussen waarheid en fictie mooi samen in haar hoofdpersonage. Eliza, die er altijd prat op ging mensen te doorzien, komt uiteindelijk tot een dieper inzicht: ‘We vergissen ons in elkaar. Onze hele omgang met elkaar is een reeks misverstanden en compromissen. Kortschrift voor een mysterie dat te groot is om te overzien.’
Van haar uitjes met Sarah Ainsworth leert ze dat pertinente believers niet te overreden zijn met redelijke argumenten: ‘Maar zulke nuchtere en onaangename feiten waren van geen belang in deze oceaan van gevoelens.’ Wie komt aanzetten met kennis, wetenschap of erkende feiten vormt een deel van de samenzwering, wat werkelijk telt zijn de emoties. Die voeden het zelfbedrog waarvan men niet wil wijken, gevoelens die de realiteit vertekenen en uitgaan van een causaliteit die er niet is.
Dat geldt ook voor Eliza Touchet, die een gelijkenis wíl zien tussen haar eigen begrensde situatie en die van de tot slaaf gemaakten. Hoewel gegrond in goede bedoelingen, eigent ze zich een positie toe waar ze geen aanspraak op kan maken. Ze meent met haar inzichten een verschil te kunnen maken, maar dat doet ze niet. Integendeel, ze oppert nogal paternalistisch dat de situatie voor Bogle en de zijnen met de nodige tijd en scholing wel ten goede zal keren. Henry, de zoon van Bogle, biedt haar gelijk van antwoord:
Vrijheid kent geen tijd, ik hoef er niet op te wachten, het was van mij vanaf het moment van mijn geboorte. […] En wat mijn identiteit als persoon betreft, ook daarmee kwam ik ter wereld en die zal ik eeuwig behouden.
De opvatting dat vrijheid iets is wat je moet verdienen, dat de ene mens uitverkoren is en de andere vrijheid kan schenken, is het grootste bedrog van allemaal. Met dat sprekend inzicht besluit Smith de koloniale verhaallijn. Rest haar nog de intieme pijn van het schitterende hoofdpersonage Eliza Touchet, die ze beantwoordt ze met een romantisch cliché. Dat had voor mij niet gehoeven, maar het is een pluisje slechts op een verder hoogst indrukwekkend weefsel, want Charlatan biedt een wervelende combinatie van leesplezier en relevante beschouwing in de jas van historische fictie.
Een recensie van Charlatan van Zadie Smith door Liesbeth D’Hoker.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.