Non-fictie, Recensies

De geoloog als letterkundige

De aarde volgens W.F. Hermans

De schrijver als geoloog

Salomon Kroonenberg

‘Ik begon te beseffen dat geologen de wereld een beetje anders zien’, merkt schrijver Helen Gordon op in het populairwetenschappelijke boek Geheimen uit de diepe tijd (2021). Gordon, die zich eerder vooral bezighield met het schrijven van fictie, vertelt hierin over haar fascinatie met de parallellen tussen de geologie en de letterkunde. Net als de letterkundige, houdt de geoloog zich bezig met het ontleden van verhalen, maar dan juist de verhalen die verborgen zitten in de lagen van de aarde. Dat geologen de wereld echter ‘een beetje anders’ zien, komt volgens Gordon ‘doordat zij deels leven in wat we de menselijke tijd zouden kunnen noemen en deels in een omvattender en eigenaardiger tijdsgewricht: dat van de diepe tijd’. Deze diepe tijd gaat niet over enkele dagen, jaren of decennia, maar over ‘wat er 1 miljoen, 50 miljoen of 500 miljoen jaar geleden aan de hand was’.

In het biografische werk De aarde volgens W.F. Hermans. De schrijver als geoloog (2023) begint emeritus hoogleraar geologie Salomon Kroonenberg (1947) met een zeer vergelijkbare observatie over de schrijver in kwestie: ‘Hermans noemt zichzelf “door en door nihilist”, maar zijn visie op de aarde is die van een geoloog.’ Hoewel Hermans technisch gezien geen geoloog was, maar fysisch geograaf, ziet Kroonenberg – net als Hermans – de twee vakgebieden als praktisch dezelfde terreinen. Tegenwoordig worden beide geschaard onder de aardwetenschappen. Hermans zou zich als aardwetenschapper al te goed bewust zijn van de ondergeschikte positie van de mens aan de geologische tijdschaal. Hoewel Kroonenberg de relatie tussen de geologische blik en het nihilisme beter had kunnen uitwerken, lijkt zijn suggestie te zijn dat het om twee zijden van dezelfde munt gaat – en dat het dus ook vruchten zou kunnen afwerpen om wat eerder als nihilistisch gelezen is, te lezen als een ware beroepsdeformatie. Ter illustratie citeert Kroonenberg uit Hermans’ beschouwend proza uit Het sadistische universum (1964):

Hier wordt duidelijk wat onze planeet in werkelijkheid is: een grote steen, inwendig rein, hard, en helder, van buiten wat vuil, slijmerig en versleten. […] Soms veegt de natuur deze steen ergens een beetje schoon. Zij blaast erop, spuwt erop, krabt eraan, klopt ertegen of houdt er een lucifer bij. De kranten spreken dan over natuurrampen: tornado’s, watersnoden, lawines, bosbranden, vulkanische uitbarstingen en aardbevingen. Er wordt gejammerd, maar eigenlijk is er niets gebeurd: de steen zelf blijft onaangetast.

Vanuit deze observatie formuleert Kroonenberg bovendien een forse sneer naar eerdere hermansianen: ‘intellectuelen van wie de meesten uit de geesteswetenschappen voortkomen, die van huis uit neerlandicus, theoloog of historicus zijn of iets dergelijks’. Zij zouden ‘lijden aan historisch perspectivistisch bedrog’ en daarom de arrogante illusie koesteren dat de mens ook maar iets zou voorstellen binnen de schaal van het universum en van de diepe tijd: ‘Letterkundigen graven graag naar diepere lagen in romans, maar soms heb je daar een geoloog bij nodig.’

Zich hard positioneren, dat kan Kroonenberg wel. Dat wekt nieuwsgierigheid op naar het beloofde nieuwe perspectief op ‘de rol die de aardwetenschappen spelen in zijn literaire werk’. Volgens Kroonenberg zou daar nog niet veel over bekend zijn. Hoewel De aarde volgens W.F. Hermans interessante observaties en uitweidingen bevat, maakt Kroonenberg deze ietwat vage belofte helaas niet waar. Het boek lijdt vooral onder een besluiteloosheid over het beoogde lezerspubliek en een te vage scheidslijn tussen Hermans’ biografische gegevens en zijn fictionele werelden.

Wetenschappelijke biografie

Al eerder publiceerde Kroonenberg populairwetenschappelijk: van een boek over klimaatmodellen, tot publicaties over de mythologie van de onderwereld en de oorsprong van taal. Hij staat er, kortom, ondertussen wel om bekend dat hij kruisbestuivingen zoekt tussen de geologie en de geesteswetenschappen. In een interview met Marc van Oostendorp in 2014 gaf hij zelfs aan er in zijn jeugd over te hebben getwijfeld om talen te gaan studeren. Hoewel hij uiteindelijk koos voor de opleiding Fysische Geografie aan de Universiteit van Amsterdam, spreekt hij nu wel een indrukwekkend repertoire aan talen: Nederlands, Frans, Duits, Engels, Italiaans, Spaans, Russisch en een beetje Fins, Portugees en Sranan. Kroonenberg lijkt dan ook de aangewezen persoon om over Hermans en de aardwetenschappen te schrijven, zeker gezien het feit dat Hermans de eerste assistent was van J.P. Bakker (1906-1969), hoogleraar fysische geografie, klimatologie en cartografie, en Kroonenberg de laatste.

De aarde volgens W.F. Hermans bevat zeven hoofdstukken, waarvan er drie gericht zijn op het bespreken van specifieke boeken van Hermans: respectievelijk zijn proefschrift over reliëf in de Luxemburgse Oesling-streek (1955), het aardwetenschappelijke handboek Erosie (1960) en zijn befaamde roman Nooit meer slapen (1966). De overige vier hoofdstukken zijn inleidend, afsluitend of thematisch ingericht naar Hermans’ fascinatie voor fossielen en vulkanen. Verwijzingen naar Hermans’ wetenschappelijke en literaire werk zijn verdeeld over het gehele werk.

Het boek is vooral te karakteriseren als een biografie van Hermans’ wetenschappelijke carrière, verweven met geologische vakgeschiedenis. Dit wordt sporadisch afgewisseld met prozacitaten aan de hand waarvan Kroonenberg onderzoekt hoe de wetenschappelijke kennis van de auteur mogelijk invloed heeft gehad op zijn literaire schrijven. Al ligt de focus van het boek, anders dan de achterflap suggereert, niet zozeer op Hermans’ literaire productie. Eerder reageert Kroonenberg op een geobserveerde leemte: in de 24 verzamelbanden van Hermans’ Volledige werken (verschenen tussen 2005 en 2022) zijn geen academische teksten van Hermans’ hand opgenomen en tot op heden is er nog geen uitgebreide reflectie geweest vanuit aardwetenschappelijke hoek op Hermans’ wetenschappelijke loopbaan. Daarmee sluit Kroonenberg tevens aan op de trend van hernieuwde aandacht voor Hermans’ leven en tekstuele productie. Deze trend werd onder meer aangewakkerd door het vorig jaar afgesloten Hermansjaar (1 sep. 2021 – 1 sep. 2022). Zo werd bij het slot hiervan het laatste Volledige werk gepresenteerd en verschenen de afgelopen jaren ook al de essaybundel Hermans Honderd (2021) en het archiefonderzoek Het universum van W.F. Hermans (2023).

Tussen feit en fictie

De aarde volgens W.F. Hermans komt vooral goed uit de verf wanneer de biografische aspecten op de voorgrond treden. Hieruit blijkt vaak dat Kroonenberg zeer uitvoerig archiefonderzoek heeft verricht en erudiet te werk gaat. Een veelzeggend voorbeeld is wanneer hij aanwijst dat de kristallen orthopedion, klino-pinakoïed, rhombendodekaëders en ikositetraëders die Hermans beschrijft in de roman Het Evangelie van O. Dapper Dapper (1973) dezelfde kristallen zijn als die hij beschrijft in het handboek Erosie (1960). Een kritiek die hierop volgt, is dat de auteur in Erosie niet heeft verwezen naar de secundaire bronnen waardoor hij met deze kristallen in contact is gekomen. Deze heeft Kroonenberg alsnog met archiefonderzoek gereconstrueerd en van context voorzien:

Hij schreef die termen tijdens zijn studie met potlood in de kantlijn van het Leerboek der geometrische Kristallografie [1927, red.] van P. Terpstra. De kristalvormen staan afgebeeld in B.G. Escher (1950), Algemene mineralogie en kristallografie, tweede druk. De Leidse hoogleraar geologie Berend Escher was een even begaafd tekenaar als zijn halfbroer, de beroemde graficus Maurits Escher, en even geïnteresseerd in symmetrie, maar dan van kristallen en mineralen.

Een hierop aansluitende, nogal vreemde kritiek van Kroonenberg is dat Hermans ook in de roman niet verwijst naar Terpstra en Escher. Als letterkundige voel ik hier een ongemak: Kroonenberg lijkt enige moeite te hebben met het fictionele karakter van Hermans’ schrijven.

Eenzelfde gevoel bekruipt mij wanneer hij over een fragment uit de reisbeschrijving Gitaarvissen en banjoklokken (1991) zegt: ‘Mooi, mooi, mooi. Zeldzaam, zo’n onopgesmukt [cursivering door DvdB] stukje geologische geschiedenis in het werk van Hermans. Toch wel degelijk belangstelling voor het landschap.’ Het is logisch dat een geoloog meer voeling heeft voor exact en sober geformuleerde wetenschappelijke observaties, maar deze verwoording impliceert een onnodig negatieve waardering van Hermans’ proza.

Die schijnbare dedain komt ook terug in Kroonenbergs evaluaties van Hermans’ wetenschappelijke werk, die soms wel erg belerend overkomen:

Waar mijn oog dan op valt is dat hij die deeltjes samen het adsorbtiecomplex noemt. Ja, adsorbtie met een b in plaats van met een p, consistent, een spelfout die ik nog wel eens in de examens van dyslectische Wageningse studenten tegenkwam, maar niet verwacht in een leerboek van een Groningse lector in de fysische geografie, en nog minder van een groot schrijver.

Het is interessant om Hermans’ wetenschappelijke werk te contextualiseren binnen een rijke vakgeschiedenis, maar om meer dan zestig jaar na dato, binnen een snel veranderend vakgebied, meerdere meedogenloze ‘peerreviews’ te schrijven (met die tussenkop eindigt hij de hoofdstukken over Erosie en Hermans’ proefschrift) is wat flauw en misstaat in deze mate binnen een biografische context.

In veel gevallen benut Kroonenberg literaire passages van Hermans als bruggetjes naar boeiende en begeesterde populairwetenschappelijke uiteenzettingen. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer hij ingaat op de ‘poedervulkaan’ in Hermans’ laatste roman Ruisend gruis (1995). Het personage Vigeland Fahrenkrog, hoogleraar mineralogie, legt in deze roman het loodje wanneer hij een gaatje in de muur boort van zijn nieuwe woning. Hierdoor zorgt een lawine van dampende vulkanische stof er namelijk voor dat het huis explodeert. Het fenomeen van een poedervulkaan bestaat niet – ‘daar is het een surrealistische roman voor’, geeft Kroonenberg toe – maar alsnog stelt hij dat Hermans een zogenaamd ‘vooruitziende blik’ had. In 2006, toen Hermans al was overleden, was het namelijk wel degelijk zo dat er op Midden-Java opeens een grote hoeveelheid modder uit de grond spoot, waardoor 40.000 mensen moesten worden geëvacueerd: een ‘moddervulkaan’, die vandaag de dag nog steeds actief is. Met passie vertelt Kroonenberg over het verschijnsel. Het is dan ook ontzettend vermakelijk om te lezen en Kroonenberg heeft evident verstand van zaken. Soms voelen deze uitstapjes echter een beetje willekeurig: wat dit ons zegt over Hermans’ wereldbeeld is niet helemaal duidelijk, noch wat de ‘vooruitziende blik’ van Hermans behelst. Het is dan ook opvallend dat deze visionaire kwaliteit contrasteert met het amateurisme dat Kroonenberg meermaals aan Hermans toeschrijft.

Nooit meer slapen

Kroonenbergs verbinding tussen Hermans’ fictie en zijn wetenschappelijke werk komt beter tot uiting in de tweede helft van het boek, specifiek in het hoofdstuk over Nooit meer slapen. Hij laat daar overtuigend zien dat de hypothese die hoofdpersoon Alfred Issendorf in deze roman voor zijn leermeester wil bewijzen, deels gegrond is in contemporaine wetenschap en in reizen die Hermans maakte door Scandinavië. Issendorf beoogt aan te tonen dat sommige gaten en meren in het landschap van het Noorse Finnmark meteorietkraters zijn. Volgens Hermans zelf was de hypothese uit Nooit meer slapen niet autobiografisch. In een brief aan de geoloog Rob Verschure uit 1994 schrijft hij dat hij tijdens zijn reizen door Noorwegen en Zweden in 1960 en 1961 nooit ‘gehoopt of zelfs maar gedacht [heeft] zoiets als de gevolgen van een meteorietinslag aldaar te kunnen aantonen’.

Volledig uit het niets kwam het echter ook niet. In 1963, toen Hermans aan de roman werkte, publiceerden de geologen Frederiksson en Wickman in het wetenschappelijke tijdschrift Svensk Naturvetenschap (door Kroonenberg in de bibliografie overigens verkeerd gespeld als ‘Naturvedenskap’) namelijk al dat het Noorse Siljanmeer, met een doorsnede van 58 km, onderdeel uitmaakt van een van de grootste meteorietkraters van heel Scandinavië. Bovendien had Hermans’ promotor J.P. Bakker daar in 1958 nog overnacht met zijn vrouw. Hoewel hij zich moet beperken tot speculatie, is het volgens Kroonenberg dan ook goed mogelijk dat Hermans de publicatie van Frederiksson en Wickman tijdens het schrijfproces gelezen heeft. Dit soort erudiete observaties, die Hermans’ werk niet benaderen als wetenschappelijke geschriften, maar zijn schrijverschap juist contextualiseren binnen de aardwetenschappelijke kringen waarin hij zich bevond, maken delen van De aarde volgens W.F. Hermans een zeer originele toevoeging aan de Hermansstudie.

Tijdens het lezen van het hoofdstuk over Nooit meer slapen merkte ik dan ook hoe graag ik had gewild dat het volledige boek vanuit deze benadering en met deze toon was geschreven. In het algemeen had het werk kunnen profiteren van een gestructureerdere indeling en van een duidelijkere letterkundige benadering. Het had bijvoorbeeld goed kunnen werken om de eerste helft te beperken tot een biografie van Hermans’ academische carrière en de tweede helft volledig te richten op een wetenschappelijk-contextualiserende lezing van Hermans’ oeuvre zoals in het geval van Nooit meer slapen. Doordat de wetenschappelijke biografie en de lezing van Hermans’ literaire werk nu vaak door elkaar heen lopen, ontstaan er vreemde momenten waarin Kroonenberg een fictioneel werk bekritiseert alsof het een wetenschappelijk geschrift is.

Voor de letterkundige of de geoloog?

Daarbij komt dat De aarde volgens W.F. Hermans enigszins besluiteloos is over welk publiek het beoogt aan te spreken. De traditionele hermansianen – de geesteswetenschappers – worden immers al aan het begin duidelijk als ‘de ander’ gepositioneerd, maar van Hermans’ literair werk wordt zelden een samenvatting gegeven. Er wordt dus wel degelijk veel voorkennis verwacht van de lezer, ook van de geoloog die misschien nog maar weinig van Hermans gelezen heeft.

Deze lezer lijkt juist wel aangesproken te worden als het aankomt op het gebruik van bepaald vakjargon. Begrippen worden vaak wel kort uitgelegd, maar dan opgevolgd door jargondichte passages als:

Hij zal het solifluctieproces later zelf zien in de toendra in Lapland. Dat klopte mooi met Bakkers denudatieve altiplanatie: zie je wel, door periglaciale bewegingen kunnen bergen lager worden en hellingen vlakker. Nu is het dus periglaciale denudatieve altiplanatie geworden.

Wetenschapsjournalist Yannick Fritschy schreef al eerder: ‘Als je alleen geïnteresseerd bent in de schrijver Hermans, kun je beter een van zijn boeken of een biografie over hem lezen. En als je alleen geïnteresseerd bent in geologie, kun je je beter wenden tot een ander boek over de aarde.’ Alleen de lezer die in beide gelijkmatig geïnteresseerd is, raadt hij het werk aan. Daar sluit ik mij bij aan. Hoewel sommige delen wel degelijk geslaagd zijn als het gaat om wetenschapscommunicatie, lijkt Kroonenberg het bij vlagen vooral geschreven te hebben voor iemand met dezelfde voorkennis als hij.

Het gebrek aan contextualisering geldt eveneens voor Kroonenbergs gebruik van afbeeldingen. Het is niet overdreven om te stellen dat circa een derde van De aarde volgens W.F. Hermans, dat nog geen 250 pagina’s telt, uit afbeeldingen bestaat, veelal uit de collectie van Hermans en Bakker. Dat maakt het gemakkelijker om bepaalde zaken te visualiseren, maar in de meeste gevallen dient de afbeelding geen duidelijk doel.

Ik ben me ervan bewust dat het merendeel van mijn kritiekpunten ongetwijfeld samenhangt met mijn blik als letterkundige. Tegelijkertijd vermoed ik dat het merendeel van de lezers van De aarde volgens W.F. Hermans uit letterkundige kringen komt. Het schrijven van een interdisciplinaire studie als deze is ambitieus en niet eenvoudig. Wat de taak wellicht had vergemakkelijkt is een evenredige samenwerking met een letterkundige. Een interdisciplinaire insteek als van deze studie en het aanspreken van een breed publiek vergt namelijk in eerste instantie een erkenning van de verschillen tussen vakgebieden en een nieuwsgierigheid naar hoe deze verschillen kunnen worden overbrugd. Het al vroeg in het boek afschrijven van de geesteswetenschappen als geheel en het nauwelijks engageren met eerder neerlandistisch onderzoek, weerhoudt deze studie daarvan.

Dat is zeer zonde, want Kroonenberg heeft goed gezien dat Hermans’ oeuvre een rijk onderzoeksobject is voor een interdisciplinaire studie. Zijn lezing van Nooit meer slapen nodigt bijvoorbeeld uit om na te gaan in hoeverre een methodologie als new historicism kan worden gecombineerd met de bestudering van wetenschapsgeschiedenis. Hoe wordt fictie mogelijk beïnvloed door wetenschappelijke ontwikkelingen en kan fictie ook inspireren tot wetenschappelijke inzichten? Ook Kroonenbergs observatie dat een nihilistisch wereldbeeld en een geologisch wereldbeeld veel overlap hebben, is scherp en vernieuwend.

De primaire vraag die mij interesseerde – en die gesuggereerd wordt door de ondertitel van het boek – wordt helaas niet echt beantwoord: wat betekende het voor Hermans om als schrijver zowel exacte wetenschap te bedrijven, als multi-interpretabele fictie te schrijven? Hoe ervoer hij – in de geest van Helen Gordon – het bestuderen van de ‘verhalen’ van de diepe tijd met het schrijven van zijn eigen verhalen op de menselijke tijdsschaal? Er zijn al veel studies gewijd aan het oeuvre van Hermans. Misschien kunnen we die van Kroonenberg beschouwen als een prikkelende uitnodiging tot nieuwe perspectieven: perspectieven die deels buiten het gebaande pad van de traditionele geesteswetenschappen treden, maar zich tegelijkertijd welbewust gronden binnen een rijke traditie.

 

Een recensie van Daan van den Broek over De aarde volgens W.F. Hermans. De schrijver als geoloog van Salomon Kroonenberg.

Atlas Contact, Amsterdam, 2023
ISBN 978 90 450 4751 5
272p.

Geplaatst op 25/10/2023

Tags: Daan van den Broek, Nooit meer slapen, Salomon Kroonenberg, Wetenschap, Willem Frederik Hermans

Categorie: Non-fictie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.