De dochter, de dreiging en de roman

Yucca

Peter Terrin

‘Peter Terrin is een neo-traditionalist, die op de manier van Willem Elsschot schrijft’. Zo staat het op de achterflapteksten van Terrins eerste romans, maar zijn recentere werk beantwoordt niet helemaal meer aan die omschrijving. In Post Mortem (2012) experimenteerde Terrin (1968) voor het eerst met de romanvorm; voor Yucca ging hij verder op dat spoor. Het boek is een complexe constructie geworden, maar in de afwerking liet de schrijver belangrijke steken vallen.

Yucca bundelt twee verhaallijnen die elk het vervolg vormen op een eerder werk uit Terrins oeuvre. De even genummerde delen schetsen het volwassen leven van Renée uit Post Mortem, nadat ze gerevalideerd is van het herseninfarct waaraan ze bijna stierf. In Post Mortem heette Renée nog de dochter te zijn van Terrins alter ego Emiel Steegman; later gaf Terrin aan dat het verhaal ongeveer samenviel met wat zijn eigen, gelijknamige dochter overkwam. In Yucca blijft de naam Steegman achterwege, waardoor de schrijver nog dichter tegen het autobiografische aanleunt.

De toekomst die Terrin zijn dochter in Yucca voorspiegelt, is niet meteen rooskleurig: de schrijver zelf sterft al snel aan kanker (een soortgelijk lot was Emiel Steegman in Post Mortem ook al beschoren), enkele jaren later komen de moeder en de oma van het meisje om door een auto-ongeluk. Renée blijft alleen achter met haar grootvader, een gepensioneerde politieman. Ze herstelt behoorlijk goed van de hersenoperatie, maar krijgt wel een dwangstoornis (ze telt telkens opnieuw tot tweeënveertig of tot elf) en blijft in alles wat ze doet vasthouden aan haar kindertijd. Ondanks de autobiografische parallellen staat de fictionele inslag van dit verhaal duidelijk voorop: de gebeurtenissen spelen zich niet alleen af in de komende twintig jaar, de toekomstige Renée is ook zelf aan het woord. Ze spreekt, als ze negenentwintig is, een bandje in voor haar zoon Willem, waarop ze vertelt hoe haar leven tot dan is gelopen.

De oneven delen zijn een vervolg van het leven van Viktor uit Blanco (2003). Dat verhaal was erg somber geëindigd: nadat zijn vrouw was gestorven door een gewelddadige carjacking, ging Viktor zijn zoon steeds angstvalliger beschermen en veroorzaakte hij zo uiteindelijk de dood van de jongen. In Yucca heeft Viktor net een elfjarige straf voor de onvrijwillige doodslag uitgezeten en wordt hij vrijgelaten uit de gevangenis. Al gauw belandt hij als een hedendaagse Franz Biberkopf bij een organisatie van dubieus allooi. In opdracht van ‘de Gier’ gaat Viktor kant-en-klaarmaaltijden aan huis bezorgen voor de firma Yucca. Pistolen, mysterieuze pakketten, vergrendelde diepvriesruimtes en ritjes met een donkere Jaguar suggereren dat Yucca dienst doet als dekmantel voor allerlei criminele praktijken. Ondanks die ietwat schimmige omgeving zijn de menselijke contacten binnen het bedrijf warm. Viktors collega’s vatten al snel een bijzondere genegenheid op voor de veroordeelde moordenaar. De stoere Claude komt ’s avonds voor hem koken, Mieke en Lisa delen het bed met hem en de Gier schenkt hem de kleren van zijn overleden geliefde.

De werelden van Renée en Viktor lijken zich beide te situeren in Gent en omgeving, maar door de verschillende tijden waarin de beschreven gebeurtenissen zich afspelen, lopen ze aanvankelijk niet in elkaar over. De twee afzonderlijke personages lijken wel een beetje op elkaar: ze slepen allebei een geschiedenis van verlies met zich mee, maar ze slagen erin om op een niet-cynische manier met die trauma’s om te gaan. Viktor koestert geen wraakgevoelens jegens de moordenaar van zijn vrouw en zijn aanwezigheid troost de mensen uit zijn omgeving; Renée gebruikt haar verleden en beperking om een succescarrière op te bouwen als performanceartieste. In Terrins paranoïde verhaaluniversum ligt het onheil echter steeds op de loer: Renée krijgt bedreigingen van religieuze groeperingen, de verschijning van een horrorclown tijdens haar jeugd blijft een onopgelost raadsel, Viktor wordt dan weer in elkaar geslagen door Claude en zijn collega’s fantaseren over de mogelijk lugubere activiteiten binnen Yucca.

Yucca is geen klassieke misdaadroman met een ontknoping: de lezer komt aan het eind van het verhaal niet te weten wat er aan de hand is in het bedrijf; het wordt ook niet duidelijk of de vreemde voorvallen uit het leven van Renée er iets mee te maken hebben. De puzzelstukjes die wel samenvallen, geven een andersoortig antwoord op de vraag hoe om te gaan met dreigend geweld en verlies. In een vernuftige samenvloeiing van de twee verhaallijnen laat Terrin Viktor het leven van zijn dochter tot tweemaal toe redden: een keer in Viktors hedendaagse verhaallijn en een keer in Renées toekomstige verhaallijn. Die constructie is mooi: een vader bezweert de bezorgdheid over zijn dochter door haar in een roman te confronteren met de meest angstaanjagende gebeurtenissen die hij kan bedenken, om haar ten slotte te laten redden door een van zijn personages, een vader die zijn zoon nota bene vermoordde. Terrin stelt zijn eerdere werk hiermee dus ook in een nieuw licht. In Blanco maakte Viktor zichzelf en anderen tot slachtoffer van zijn paranoia en angst, maar in Yucca ontspoort zijn verbeelding niet, waardoor zijn verhaal ondanks de aanhoudende dreiging een nieuw, hoopvoller einde krijgt. Yucca lijkt met andere woorden best goed gestructureerd te zijn (volgens mij hoe dan ook beter dan Post Mortem). Als we het bouwwerk van dichterbij kijken, springen er echter nogal wat gebreken in het oog.

Terrins stijl is bijvoorbeeld niet altijd even elegant. Af en toe gebruikt de schrijver wel een interessant beeld of roept hij een fijnzinnige associatie op, maar achteraf vestigt hij daar al te vaak de aandacht op. Als Viktor net is vrijgelaten ziet hij bijvoorbeeld ‘een terras van tropisch hout dat als een steiger in het vlakke gazon stak’. Gras en water zijn hier al metaforisch met elkaar verbonden, het is dus jammer dat in de volgende zin staat: ‘doordat hij het gras voor water hield, dacht hij aan zwemmen’. Ander voorbeeld: wanneer Viktor de man ziet die het gezicht van zijn vrouw vertrapte, dagdroomt hij over hoe hij diens voeten zou wassen. Aan de scène wordt toegevoegd dat Viktor zichzelf verbeeldt

[a]ls een Jezus Christus, die na het laatste avondmaal de voeten van zijn apostelen had gewassen. Een daad van nederigheid. Verbondenheid. We waren allen met elkaar verbonden.

De sentimentaliteit uit die laatste zin komt ook op andere plekken terug. Als Viktor en Mieke buiten de stad gaan picknicken klinkt het: ‘Ze lieten alles achter en reden de toekomst tegemoet’. In de ingebedde getuigenis van Renées grootvader over een Bende-van-Nijvel-achtige overval staat het volgende: ‘Ongeloof. Het is de reflex niet te geloven wat je ziet. Want het kan niet, het kan niet waar zijn. Je moet je vergissen’.

De verhaalwerelden worden ook niet zeer nauwgezet en consciëntieus uitgetekend. Renée is, zoals gezegd, een performanceartieste, maar de precieze inhoud van haar kunstwerken wordt nooit helemaal uit de doeken gedaan. De toekomst waarin Renée leeft, lijkt ook nogal op het heden: groeperingen uit het Midden-Oosten bedreigen het Westen nog steeds met aanslagen, de manier waarop apps functioneren is in twintig jaar niet wezenlijk veranderd, voor de vorm zweeft er af en toe eens een drone voorbij. Het lijkt niet Terrins ambitie te zijn om een visionair en geïnformeerd beeld te schilderen van onze nabije toekomst; hij laat het verhaal dan ook meestal spelen in een geïsoleerd kasteel van waaruit alle nieuwlichterij doelbewust wordt geweerd. Niettemin stoort het dat Terrin een complexe verhaalconstructie op poten zet, zonder de details helemaal goed in te vullen.

Ten slotte is het ook jammer dat sommige nevenpersonages nogal oppervlakkig blijven. Dat valt vooral op bij Viktors drie collega’s: Suzanne, Mieke en Lisa. Omdat de drie vrouwen niet in het reine komen met wat ze vroeger hebben meegemaakt, voelen ze zich ieder op hun manier aangetrokken tot Viktor. Tot daar hun rol in het verhaal. Lisa bijvoorbeeld heeft een ‘ziel vol krassen’; er wordt gesuggereerd dat ze vroeger misbruikt werd. In de eerste week van Viktors aanwezigheid komt ze meteen bij hem slapen. Verder komen we te weten dat ze lesbisch is, piekjeshaar heeft, stoere kleren draagt en fan is van Roxette, maar een echte identiteit krijgt Lisa daarmee niet. Het butch– of tomboy-uiterlijk, de muzieksmaak en zelfs de seksualiteit van het meisje stelt de schrijver voor als loutere rebellie tegen een onverwerkt verleden. Dat is een grove misschatting van die fenomenen en een gemiste kans om een meer gelaagd personage te creëren.

Daar valt tegen in te brengen dat een eendimensionale figuur als Lisa nu eenmaal een functie heeft in Viktors bijbelachtige louteringsparabel. In Terrins vroegere werk komen bovendien wel meer typepersonages voor, die door hun gebrek aan individualiteit een abstractere waarheid belichamen. Dat ging goed samen met de cynische logica die daarin tot het uiterste werd doorgedreven. Een werk als Yucca, waarin het thema weerbaarheid op de voorgrond treedt, vraagt juist om genuanceerdere karaktertekeningen.

Yucca is een interessant boek om achteraf over na te denken: Terrin verbeeldt de hoop en aanvaarding die voor een bezorgde vader soms moeilijk te vinden zijn, door een fictionele ontmoeting te arrangeren tussen zijn kwetsbare dochter en een personage dat gedoemd leek. Een goed idee garandeert natuurlijk nog geen goed boek. De details van het verhaal en de finesses van het vertellen worden in Yucca veronachtzaamd en dat staat een verrijkende leeservaring helaas in de weg.

De Bezige Bij, Amsterdam, 2016
ISBN 9789023499282
392p.

Geplaatst op 15/12/2016

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.