Proza

De klucht van de klucht

Makkelijk leven

Herman Koch

Er zijn veel redenen om de keuze voor Herman Koch (1953) als auteur van het Boekenweekgeschenk van dit jaar ongelukkig te noemen. Sinds 2000 is de keuze van het CPNB twee keer op een vrouw gevallen (Anna Enquist in 2002 en Esther Gerritsen vorig jaar), een quotum waarvoor zelfs een middelgroot kruideniersbedrijf zich zou schamen.

Met Koch werd bovendien voor een witte man gekozen, eveneens een regel waarvan sinds 2000 slechts twee keer werd afgeweken (Salman Rushdie in 2001 en Kader Abdolah in 2011). Met de verkiezingsuitslag nog vers in het geheugen hoeft het misschien niet te verbazen dat mensen van kleur ook uit de belangrijkste instituties van literair Nederland worden buitengesloten, maar toch: je zou juist van een cultureel-politieke instelling als het CPNB meer gevoeligheid voor diversiteit verwachten.

Daarmee is de kous van de keuze wat mij betreft nog niet af. Want als er dan zo nodig wéér een witte man gekozen moet worden, waarom dan uitgerekend één die iedereen al kent? Het mogen schrijven van een Boekenweekgeschenk zou veel kunnen betekenen voor auteurs als Marc Kregting, Daniël Rovers of Peter Smink – om maar eens drie witte mannen te noemen wier werk niet de aandacht krijgt die het verdient.

Geldt hier de marktlogica en krijgt het CPNB alleen lezers naar de boekhandel met goedverkopende auteurs? Misschien, maar de logica van de markt wil ook dat mensen zich aangetrokken voelen tot dat wat ze nog niet in huis hebben. En hé, het is een geschenk. Zet dat niet sowieso de marktlogica op zijn kop? Dan mag er toch ook wel een keer voor een auteur gekozen worden die nog niet op de bestsellerlijst staat.

Nu is de vraag natuurlijk: worden de bezwaren tegen de keuze voor Koch gecompenseerd door een Boekenweekgeschenk dat ons ergens heen brengt waar we nog nooit zijn geweest, of het ons vertrouwde in een volledig nieuw licht plaatst, of ons – een vaak onderschat vermogen van literatuur – troost biedt in deze droevige tijd?

Om met de eerste vraag te beginnen: nee. Het boek speelt zich af op de plek waar veel te veel Nederlandse romans zich afspelen, namelijk in Amsterdam. Er worden boeken gekocht bij de American Book Center op het Spui en men drinkt borrels in een café bij de Kalverstraat. Ook het sociale milieu doet akelig vertrouwd aan: veel geld, veel vrije tijd, feestjes, etentjes, kindertjes en zuipen. Mensen zonder geld bestaan in deze wereld niet, mannen hebben seks met vrouwen en vrouwen met mannen en grenzen zijn iets uit ‘een ver achter ons liggende tijd’. Er wordt vakantie gevierd in Barcelona en Aiguablava, maar toerisme, dat is écht getver. Glaasje Vedett, iemand?

Het verhaal wordt verteld vanuit de eerste persoon en die persoon is, u voelde het al aankomen, een witte man. Een echte man, dat spreekt voor zich, en dus worden we getrakteerd op van die misogyne terzijdes die ons uit de laaglandse letteren ook al zo vertrouwd zijn:

Het waren allebei verkoopsters met typische verkoopstersgezichten: op zich best aantrekkelijk, maar met iets te veel make-up, ontevreden gezichten die bij het afschminken al door de mand zouden vallen en waarnaast je in elk geval nooit wakker zou willen worden.

Typerend is dat dit soort misogynie gepaard gaat met stellingen als deze:

Geweld gebruiken tegen je eigen vrouw, dat doe je gewoon niet, althans niet in onze cultuur.

Het geeft aan hoe gewoon het in Nederland is om er een positief zelfbeeld op na te houden, juist waar het de positie van vrouwen betreft, zonder op de misogyne realiteit te reflecteren. Want, let wel, geweld tegen vrouwen, ook waar het ‘eigen vrouwen’ betreft, is in onze cultuur behoorlijk normaal. Uit een onderzoek van de Europese Unie uit 2014 bleek dat 41% van de Nederlandse vrouwen ooit slachtoffer is geworden van fysiek geweld. In 22% van de gevallen was de dader een partner of ex-partner van het slachtoffer. Desalniettemin gaat ons collectieve bewustzijn ervan uit dat geweld tegen vrouwen iets is wat anderen doen – moslims, met name.

Nou kun je met heel veel goede wil Makkelijk leven wel lezen als een kritiek op dit soort tegenstrijdigheden. Dat zit zo: het vertellende hoofdpersonage, Tom Sanders, is rijk geworden met een zelfhulpboek waarin hij uitlegt dat je er het beste aan doet de dingen op hun beloop te laten en jezelf daarbij vooral geweldig te vinden. Als Toms schoondochter Hanna onverwacht op zijn feestje verschijnt en uitlegt dat haar gezwollen kaak toe te schrijven is aan zijn zoon Stefan, bedenkt hij dat hij zijn zoon daarop moet aanspreken. Geheel in lijn met zijn boek stelt Tom een confrontatie echter steeds weer uit, om uiteindelijk te besluiten het maar helemaal niet te doen. In plaats daarvan stelt hij zich ten doel om van Hanna een gelukkig iemand te maken, in de overtuiging dat Stefan dan wel zal ophouden haar te mishandelen. Die gesprekken leiden tot niets, behalve dat Tom op zijn schoondochter verliefd wordt, iets wat zij veel eerder doorheeft dan hijzelf. Hanna vertelt Stefan van de situatie en stelt hem er ook van op de hoogte dat ze Tom over haar mishandeling in vertrouwen heeft genomen, waarop zoonlief Tom het licht uit zijn ogen slaat. Toms vrouw vertrekt vervolgens hoofdschuddend voor onbepaalde tijd naar Canada, waar hun andere zoon woont. Tom zelf staat op de laatste pagina in de spiegel naar zijn stifttanden en verzakte linkeroog te kijken en is nog steeds bezig om alles met zijn zelfhulpclichés recht te praten.

Om kort te gaan: Tom is een negatieve figuur, die Koch in al zijn stompzinnigheid en cynisme ontmaskert. In plaats van zelfvoldaan in de spiegel te kijken, moeten we onrecht bestrijden, ook, wat heet, júist als de mensen van wie we houden daar verantwoordelijk voor zijn! Maar eerlijk gezegd geloof ik daar helemaal niets van. Allereerst omdat Tom de hele tijd aan het woord is en alle stompzinnigheden en cynismen ondanks de ontmaskering allemaal wel mooi de revue passeren, inclusief de hierboven geciteerde misogyne passages. Tom spreekt bovendien met veel dedain over zijn mishandelde schoondochter, die haar kinderen geen suiker laat eten, nooit naar McDonald’s laat gaan en ze verbiedt om met felle kleuren te tekenen. Steeds weer vraagt hij zich af hoe Hanna zijn zoon zo ver heeft kunnen krijgen dat hij haar geweld aandoet. Een perspectief waarin Hanna’s leed geëvoceerd kan worden, ontbreekt node. Dat roept toch wel de vraag op of het niet Tom Sanders, maar vooral Herman Koch is die zich geen moer om haar lot bekommert.

Überhaupt is het de vraag of de ontmaskering van Tom niet veel cynischer is dan het cynisme van de door hem gepropageerde levenshouding. De ontmaskering heeft de vorm van een klucht: we verlaten Tom schuddend van het lachen, gerustgesteld door de gedachte dat hij zijn ellende volledig aan zichzelf heeft te wijten – wat een sukkel! Ja, wat verwacht je van zo’n zelfhulpboekenschrijver? Allemaal zelfingenomen oplichters, ik zeg het je! Maar ondertussen wekt het boek geen enkele verontrusting over de vanzelfsprekendheid waarmee geweld tegen vrouwen onbesproken blijft, laat staan dat het iets zinnigs weet te melden over de maatschappelijke context van dit taboe. Integendeel: Koch gebruikt geweld tegen vrouwen om zijn lollige pointe over de ignorantie van zijn hoofdpersoon te maken.

Natuurlijk, de oorspronkelijke klucht was ook vaak gewelddadig en maakte duidelijk dat mensen zich meestal overspeliger, dommer en blasfemischer gedragen dan ze voorgaven en zelf wilden weten. Maar dan hebben we het wel over een tijd waarin mensen strenge zeden door strenge instituties kregen opgelegd. Een luchtige ontmaskering bood toen een korte bevrijding, een moment van lucht in benauwde engten. Die engten zijn echter al lang geleden opengebroken. Bevrijding in onze tijd is het moment waarop je ergens in kunt geloven, of zelfs maar: ergens naar kunt verlangen – naar wonen in een stad waarin niet de vastgoedontwikkelaars maar de bewoners de dienst uitmaken, bijvoorbeeld, of naar een krant die weigert seksueel intimiderende columns te publiceren, of naar een humaan vluchtelingenbeleid.

Ik blijf het zeggen: literatuur en in bredere zin kunst is bij uitstek de plaats om zo’n verlangen te laten ontluiken. Maar het gros van de laaglandse literatoren – machtsaffirmatief en afgestompt als ze zijn – kiest ervoor met een vermoeid gebaar te laten zien dat elke politieke ambitie, elke hoop op verandering, ja zelfs communicatie uiteindelijk een ijdele illusie is. Waar het allemaal om draait, zijn seks, macht en dom toeval.

Koch is geen uitzondering. Op de keper beschouwd is hij de zoveelste epigoon van W.F. Hermans. Maar waar Hermans met zijn nihilisme nog – zoals Merijn Oudenampsen een paar jaar geleden liet zien – tegen een morele orde ageerde die tot aan de jaren zestig nog stevig in het maatschappelijke zadel zat, is het werk van zijn epigonen alleen een doffe echo van het antimoralisme dat onze tijd domineert – een antimoralisme dat de normalisering van uitbuiting, misbruik en geweld alle ruimte biedt.

Tot slot. Ik heb nu drie keer een Boekenweekgeschenk negatief besproken. Dat kan de indruk wekken van scoringsdrift of van automatisme, of allebei. Daarom lijkt het me goed om mijn intenties eens te expliciteren. Het zit zo: ik maak me hele grote zorgen over de maatschappelijke en culturele ontwikkelingen van de afgelopen twintig jaar en ik zie dat de literatuur grosso modo niet de kritische, reflecterende of zelfs maar empathische rol speelt die zo hard nodig is om die ontwikkelingen tegen te gaan. Integendeel, de literaire mainstream dreigt in zelfgenoegzaamheid en onvermogen weg te kwijnen en te verworden tot entertainment. Juist in de Boekenweek, als literatuur zo nadrukkelijk aandacht in de media krijgt, zou die mainstream opengebroken moeten worden en zichtbaar moeten worden hoe bevrijdend, lucide en troostrijk literatuur kan zijn. Met andere woorden: het is tijd voor Boekenweekgeschenken van Marja Brouwers, Astrid Roemer en Sana Valiulina.

Noot: bij mijn interpretatie van Makkelijk leven heb ik me laten inspireren door de Lezeres des Vaderlands. In een reactie op de bekendmaking van de keuze voor Koch als auteur van het Boekenweekgeschenk stelde zij op Twitter: ‘Herman Koch: ’n oeuvre vol woedende mannelijke kleinburgers die niets anders doen dan de kleinburgerlijkheid bij de ánder ontmaskeren. Feest.’

Stichting CPNB / Productie Ambo Anthos, Amsterdam, 2017
ISBN 978 90 5965 411 2
96p.

Geplaatst op 15/04/2017

Tags: 2017, Boekenweek, Gijsbert Pols, Herman Koch, Makkelijk leven, Merijn Oudenampsen, Willem Frederik Hermans, Witte mannen

Categorie: Proza

Naar boven

Reacties

  1. nico van der sijde

    Kijk, DIT soort recensies hebben zin: een kritische reflectie op het Boekenweekgeschenk (die door zijn argumentatieve gehalte veel meer is dan een al te gemakkelijke”bashing”), gecombineerd met een gloedvol betoog over wat GOEDE literatuur juist in DEZE barre tijden WEL vermag. Natuurlijk, over allerlei details in het stuk is debat mogelijk, maar de inzet van dit stuk vind ik waard om hard toe te juichen!

    Beantwoorden

  2. Gert de Jager

    Ik begrijp helemaal niets van dat Hermans-epigonisme, ook niet met de verwijzing naar een stuk waarin Pim Fortuyn als Hermans-epigoon wordt opgevoerd. De doorleefde ervaring van morele en epistemologische chaos versus alert aansluiten bij sociale kwesties. Zeker bij de vroege, volgens mij in het geheel niet nihilistische Hermans zie ik niets van de ironische zelfgenoegzaamheid van Koch. Hermans op Amerikaanse bestsellerlijsten is ook onvoorstelbaar.

    Beantwoorden

  3. Gijsbert Pols

    Allereerst dank voor de reacties. Ik vind het moeilijk om op het commentaar van Gert de Jager te reageren. Het stuk van Merijn Oudenampsen was me uit het hard gegrepen, want ik heb nooit begrepen waarom Hermans zo’n autoriteit is. Ik vind zijn werk niet doorleefd, wel harteloos en steriel. Dat zijn werk niet van hetzelfde laken en pak is als Koch, lijkt me evident. Maar het ging me hier om de ideologische continuïteit. Als die er niet is en Hermans’ vroege werk niet nihilistisch genoemd kan worden, dan hoor ik graag waarom.

    Beantwoorden

  4. Gert de Jager

    Arthur Muttah, Lodewijk Stegman, Henri Osewoudt, Alfred Issendorf, de ‘helden’ uit Paranoia, Een landingspoging op Newfoundland en Een wonderkind of een total-loss proberen orde en betekenis te ontdekken. Dat is geen nihilistisch verlangen. Die orde en betekenis ontdekken ze niet. Dat is in het ideologische klimaat van de jaren veertig, vijftig en zestig geen nihilistische uitkomst, maar eerder een louterende. Wie vaststelt dat de mens ‘Der ewig Betrogene des Universums’ is, reflecteert met die uitspraak misschien op de ideologische verdwazing die kenmerkend was voor al die decennia en op de onmogelijke keuzes waarvoor het individu werd gesteld. Als dat nihilistisch is, is de Griekse tragedie ook nihilistisch.
    Hermans’ autoriteit is iets wat hem wordt toegekend en staat niet helemaal los van zijn werk, maar valt er ook niet mee samen. Ik betwijfel of die autoriteit zo groot is: van meet af aan heeft Hermans weerstand opgeroepen – Mulisch, Raster, Vogelaar; ik hoor jonge schrijvers zelden meer over Hermans. ‘Hermans’ is in het stuk van Oudenampsen meer vijandbeeld dan historische realiteit.
    Met de veronderstelling dat er sprake zou zijn van ideologische continuïteit wordt er overigens wel degelijk een verbinding gelegd tussen het werk van Hermans en Koch. Als het niet van hetzelfde laken en pak is: waarom dan niet? Hij schrijft ‘beter’? Dat heeft dan niets met een ideologie of een literatuuropvatting te maken? Het moeten geen lastige vragen zijn om te beantwoorden, want het is blijkbaar evident.
    Ten slotte: de retoriek van dit stuk, en ook van dat van Oudenampsen, gaat in de richting van guilt by association. Van alle retorische strategieën vind ik dat de naarste. Het beeld dat van Kochs werk wordt opgeroepen, wordt onlosmakelijk verbonden met een beeld van Hermans’ werk. Het miskent een historische werkelijkheid. Het miskent kwaliteiten die niet in de buurt komen van het werk van Koch.

    Beantwoorden

  5. Gijsbert Pols

    Veel dank, nu is het duidelijker. Allereerst: in de relativering van Hermans’ autoriteit kan ik niet mee. Elke generatie academische neerlandici sinds de jaren zestig kent wel één of twee figuren die hun werk tenminste deels aan Hermans hebben gewijd. Er verschijnen met enige regelmaat boeken over hem en er is een academisch verantwoord verzameld werk aan het verschijnen. Voor zover er nog literatuur gelezen wordt op de middelbare school, staat Hermans steevast op de lijst. In de analyses die de Lezeres des Vaderlands van de literaire kritiek het afgelopen jaar heeft gemaakt, komt duidelijk naar voren dat Hermans ook voor de huidige generatie critici een maatstaf voor literaire kwaliteit is. Natuurlijk is Hermans niet verantwoordelijk voor die positie. Maar hij kende wel een zeer centrale en ook verheven positie aan de figuur van de schrijver toe, dus het lijkt me niet gewaagd om te stellen dat hij autoriteit heeft nagestreefd.
    Ik zie inderdaad een verbinding tussen het werk van Hermans en Koch, mijn stuk lijkt me op dat punt ook duidelijk. Die verbinding zit precies in het procedé dat De Jager beschrijft: een protagonist zoekt naar orde en betekenis en ontdekt dat die er niet zijn. Die ontdekking (en niet het verlangen ernaar) is wat mij betreft zonder meer nihilistisch te noemen: uiteindelijk is er dus geen orde, geen betekenis, zelfs geen kennis mogelijk. Hermans weet die ontdekking wat mij betreft een stuk boeiender te maken dan Koch en bovendien had die ontdekking – zoals Oudenampsen al stelde – in zijn tijd inderdaad een kritische functie en zal ongetwijfeld door veel mensen als bevrijdend ervaren zijn. Maar we leven nu in een tijd waarin de dominante ideologie zelf nihilistisch is, of preciezer: in een wereld die geregeerd wordt door een individualistisch rendementsdenken is elke diepere betekenis bij voorbaat ondermijnd. Daarom is Kochs ontdekking ook zo’n koud kunstje en – in tegenstelling tot Hermans – machtsaffirmatief. In hoeverre Hermans nu schuldig is aan het huidige ideologische klimaat, is een vraag waarop het antwoord een eigen betoog vereist. Maar ik vind dat hij ons weinig meer te zeggen te heeft. De autoriteit die aan hem wordt toegekend heeft daarom voor mij iets decadents.

    Beantwoorden

  6. Gert de Jager

    Kort nog even, want we worden het vast niet eens.

    Ik herinner me van de Lezeres vooral haar weerzin tegen het ophemelen van de Grote Drie. Niet specifiek Hermans, maar drie mannen in wier slagschaduw het werk van heel veel anderen wegvalt. Reves ironie is daarbij minstens zo belangrijk als de mus op het dak van Hermans, zo niet belangrijker.

    Hermans speelt een rol in het middelbaar onderwijs – en niet bijvoorbeeld Reve of Wolkers – omdat zijn werk middelbare scholieren nog steeds aanspreekt. Ik maak elk jaar mee dat leerlingen gegrepen worden door Nooit meer slapen of De donkere kamer van Damokles. Ze nemen zelf het initiatief om bijvoorbeeld een profielwerkstuk te schrijven. Dat doen ze niet om de een of andere macht te affirmeren, maar omdat het aansluit bij een inzicht dat sommigen van hen opdoen op die leeftijd.

    Dat Hermans een belangrijke rol speelt in de neerlandistiek, is waar, maar dat zegt misschien vooral iets over de autoriteitsgevoeligheid in de neerlandistiek. Elke belangrijke schrijver vanaf de jaren zestig had zelf iets te vertellen: van Krol tot Bervoets, van Arion tot Kellendonk, van Brakman tot Mutsaers, van Februari tot De Jong. Denk het schrijverschap van Hermans weg en er verandert helemaal niets in die oeuvres en ook niet in de waardering ervan.

    Ten slotte: dat de wereld geregeerd wordt door individualistisch rendementsdenken is waar en tegelijkertijd een veel te makkelijk sweeping statement. Het doet geen recht aan al die individuen die zich voor niets dan hun eigen en andermans zielenheil inspannen: in het leven, de literatuur en op een fraaie website als De Reactor.

    Beantwoorden

  7. Gijsbert Pols

    Inderdaad, we worden het niet eens, vooral omdat we Hermans zo anders lezen. Toch nog een kleine kanttekening: als ik iets niet wil, dan is het geen recht doen aan idividuen die zich aan het rendementsdenken proberen te onttrekken. Daarom koos ik ook bewust het woord ‘regeren’: ik probeer aan te geven onder welke druk mensen staan die werk doen dat in economische zin niet rendabel is. Tot slot: hartelijk dank voor deze sympathieke reactie!

    Beantwoorden

  8. nico van der sijde

    Zelf zou ik het nogal ontnuchterende wereldbeeld in m.n. Hermans’ vroegere werk ook eerder louterend noemen, in zekere zin wellicht bevrijdend, misschien zelfs troostend. Zijn hoofdpersonen worden inderdaad steeds geconfronteerd met het failliet van alle illusies en van elk zingevend verband. En dat is voor henzelf allesbehalve bevrijdend of troostrijk. Maar voor sommige lezers misschien wel, omdat dit soort radicale ontmaskering van illusies hen mogelijk helpt te leven zonder illusies. Of, anders gezegd: de zinloosheid zoals Hermans die ten tonele voert helpt lezers wellicht om zich te verhouden met alle redeloosheid om hen heen. Die zinloosheid wordt op zijn minst bij de naam genoemd, niet toegedekt, en dat alleen al geeft enige opluchting.

    Beantwoorden

  9. Marc Kregting

    Zowel deze bespreking als de tweevoudige publicatie ervan is volgens mij window dressing, en wel hierom: http://dehoningpot.blogspot.be/2017/05/wittemannenbastions.html

    Beantwoorden

  10. Gijsbert Pols

    Het toeval wil dat ik momenteel nog verder weg ben dan gebruikelijk, want op vakantie. Ik neem me voor op een later, maximaal afgekoeld moment uitgebreider in te gaan op deze kritiek, maar ik wilde alvast twee dingen zeggen: 1) Dank voor deze uitgebreide reactie, die wel een beetje zwaar op mijn dak valt, maar er wordt hier een debat aangejaagd dat absoluut gevoerd moet worden. 2) Ik bespreek Nzume’s ‘Hallo witte mensen!’ binnenkort op deze site. Aanvankelijk wilde ik de in mijn laatste stelling opgenomen mediakritiek onderdeel van die recensie laten zijn, maar dat zou een te lang stuk hebben opgeleverd en, belangrijker nog, ik wilde niet weer een recensie van ‘Hallo witte mensen!’ die vooral reageerde op de receptie en niet op het boek zelf.

    Beantwoorden

  11. Gijsbert Pols

    De kritiek van Kregting – waarvoor nogmaals oprecht dank – omvat nogal veel verschillende punten en omdat de reageerfunctie weinig ruimte laat voor opmaak, gebruik ik nummers om een beetje orde aan te brengen.
    1.
    Kregting heeft helemaal gelijk dat Kochs vertelperspectief een kritiek mogelijk maakt op de maatschappelijke en sociale attitude van de hoofdpersoon. Die constructie vind ik op zichzelf niet problematisch maar de inhoud van die kritiek wel, om redenen die ik hierboven afdoende uiteengezet denk te hebben. De ik-vertellers hoeven dus niet de prullenbak in. Ik kan me zelfs prima een roman met dezelfde constructie voorstellen die wel een interessante kritiek oplevert en ruimte laat voor empathie met slachtoffers van geweldsmisbruik. Bij Koch is die ruimte er niet en dat is kwalijk.
    2.
    De naam van Astrid Roemer circuleert momenteel inderdaad als totem. Dat is verwerpelijk en het spijt me daar aan te hebben bijgedragen. Voor de andere namen die ik als mogelijke auteurs van het Boekenweekgeschenk heb genoemd geldt het totem-probleem niet en ik vind het idee dat ik eerst diepgravende besprekingen over hen zou moeten schrijven voordat ik ze als kandidaat zou mogen noemen daarom een beetje vreemd. Omdat Kregting zich ook afvraagt of dit Boekenweekgeschenk mijn aandacht wel waard is, is het misschien goed om mijn prioriteiten eens te expliciteren. Ik wil politieke recensies schrijven en daarbij richt ik me welbewust op boeken met een groot bereik, omdat ze maatschappelijk meer gewicht hebben.
    3.
    Het is nogal oppervlakkig om de Reactor te verwijten een wittemannenbolwerk te zijn. Vrijwel alle culturele instellingen in de Lage Landen zijn bolwerken van witte mannen. De vraag die nu relevant is, is in hoeverre die witte mannen bereid zijn hun macht te delen. Wat mijzelf betreft: in de tijd dat ik redacteur van de Reactor was, heb ik bewust geprobeerd om vrouwen en mensen van kleur als recensent voor de site te winnen. Met vrouwen is dat redelijk gelukt (o.a. Johanna Bundschuh, Wendela de Raat en Femke Kaulingfreks), met mensen van kleur om uiteenlopende redenen jammer genoeg niet. Één van die redenen was dat mijn netwerk, voor zover dat rijk is aan schrijvende mensen, behoorlijk wit is. Dat is niet zo verbazingwekkend, want als schrijver ben ik voortgekomen uit de sneeuwwitte academische neerlandistiek. Het kost tijd en energie om daar iets aan te doen en jammer genoeg moest ik om persoonlijke redenen mijn redacteurschap na betrekkelijk korte tijd stopzetten. Ik weet dat de huidige redactieleden ook de ambitie hebben om de Reactor diverser te maken. Zij zullen vergelijkbare problemen hebben. In dit verband lijkt me het ook goed om er op te wijzen dat het redacteurschap van de Reactor onbezoldigd is en dus gecombineerd moet worden met betaald werk. Bovendien: in mijn artikel over de ontvangst van ‘Hallo witte mensen!’ en de oproep tot een boycot van GeenStijl ging het me er niet om de mediale mainstream als bolwerken van witte mannen te ontmaskeren. Dat is al afdoende gedaan. Mijn punt is dat ze omwille van spektakel discussie ensceneren die helemaal geen discussies zijn. De Reactor doet dat niet. Er verschijnen regelmatig stukken waarmee ik het niet eens ben – de Reactor is dan ook een platform, geen poëticaal of ideologisch homogeen medium – maar ik heb de Reactor er nooit op kunnen betrappen onder de noemer van ‘debat’ één of andere halfgare racist aan het woord te laten. Hier gaat het niet om spektakel, maar om kwaliteit en daarom publiceer ik mijn stukken hier erg graag.

    Beantwoorden

  12. Marc Kregting

    Beantwoorden

  13. Gijsbert Pols

    Opnieuw onpolemische dank voor de uitgebreide repliek. Ik ga weer puntsgewijs te werk:
    1.
    Het is inderdaad mogelijk om ‘Makkelijk leven’ als satirische zelfkritiek te lezen. Maar zoals Kregting zelf zegt, is die lezing niet bijster interessant. Wat ik wel interessant vind, zijn de keuzes die Koch bij zijn satire maakt: voor een decor, voor een bepaalde visie op vrouwen, enz. Die keuzes zijn binnen de culturele context waarin hij opereert bepaald machtsaffirmatief en dus zeer de moeite waard om kritisch onder de loep te nemen. Ik vind dat geen reductie maar een focus.
    2.
    Vrouwen misbruiken inderdaad ook mannen. Ik behoor tot een zeer select gezelschap dat daar ooit iets in relatie tot literatuur over geschreven heeft: http://www.journalofdutchliterature.org/index.php/jdl/article/view/38 Het punt is alleen dat er in ‘Makkelijk leven’ geen vrouwen voorkomen die mannen mishandelen. Ik zie daarom niet in waarom ik er in een recensie van dat boek over zou hebben moeten praten, behalve dan om de misogyne reflex te bedienen die achter het ‘niet alle mannen’-argument schuilgaat.
    3.
    De suggestie dat de Reactor vrij is in de keuze die ze maakt over de boeken die worden besproken en de recensenten die voor de site schrijven is misleidend. De Reactor heeft in de begintijd en nu sinds een paar maanden recensenten een smalle vergoeding kunnen bieden, voor de rest draait de site op onbezoldigde toewijding en ambitie. Niet iedereen is in staat om aan de terecht hoge kwalitatieve eisen van de redactie te voldoen. Het komt er dus maar net op aan wie er tijd en goesting heeft over welk boek te schrijven. Ik kan me uit mijn tijd in de redactie nog goed herinneren hoe wanhopig we op zoek waren naar mensen die diepgravend en kritisch over poëzie wilden en konden schrijven. Toch, bij alle beperkingen: is er in de Lage Landen een ander medium dat zo veel goede stukken over literatuur publiceert? Zijn er andere redacties die zo veel tijd en energie steken in de begeleiding van beginnende recensenten? Natuurlijk is de Reactor niet volmaakt, maar iets meer waardering voor wat binnen het haalbare gedaan wordt en iets minder misprijzen over het niet gehaalde ideaal mag wel, vind ik.
    4.
    Ik wil best geloven dat het historische belang van de recensie van Serge Delbruyère alleen benaderd wordt door het Evangelie van Johannes en het Communistisch Manifest. Maar als dat zo is, dan vertrouw ik er op dat het besef daarvan ook wel bij de goegemeente zal doordringen zonder dat het stuk op de website van Knack geplaatst wordt.
    5.
    Laat ik tegenover de figuur van Groenewegen een andere (witte, mannelijke) figuur plaatsen: John le Carré. Tijdens de Koude Oorlog schreef Le Carré romans waarin hij de retoriek van de macht in die dagen doorbrak. In plaats van een heroïsche club mannen die in de schaduw voor de vrijheid van het Westen vocht, werd de Britse geheime dienst – ooit zijn werkgever – een poel van incompetentie, gefnuikte ambities en menselijk tekort. Het ‘Westen’ was bij hem niet de gedroomde baken van vrijheid, maar de rücksichtslos haar eigen belangen veiligstellende machtsconstellatie die het was – en is. Daarbij bleef hij altijd oog houden voor de gruwelijke misdaden van het communisme zoals dat in het Oostblok vorm kreeg. Inmiddels is zijn attitude veranderd: hij schrijft nu felle polemieken tegen de militaire interventies van de VS en de NAVO en romans waarin hij de vernietigende kracht van het kapitalisme aankaart. Hij begrijpt dat we in een andere tijd leven dan veertig jaar geleden. Een tijd waarin morele stellingname belangrijker is dan eindeloze nuance. Wat hij altijd al begreep is dat zijn morele kompas hem niet naar sektarische eilanden moest gidsen, maar dat hij een zo groot mogelijk publiek moest nastreven.

    Beantwoorden

  14. Marc Kregting

    Beantwoorden

  15. Gijsbert Pols

    Dit is mijn laatste bijdrage aan deze discussie, die niet de levendige uitwisseling heeft kunnen worden waar ik op gehoopt had. Dat is allereerst mijn schuld: mijn tweede reactie schreef ik te snel. Een tweede probleem is de inconsistentie in Kregtings positie. Zijn kritiek op De Reactor is geformuleerd vanuit de marge van het particuliere blog, waar hij geen concessies hoeft te doen aan een medium met een diversiteitsprobleem. Aan de andere kant gebruikt hij dit medium wel als kritisch object en multiplicator van zijn vertoog. Dat maakt onder meer zijn verwijt van neoliberale collaboratie nogal hol. Tot slot heb ik moeite met Kregtings retoriek: mijn handreiking m.b.t. Roemer draagt hij rond als een trofee, mijn toelichting bij het diversiteitsprobleem reduceert hij tot een ‘er zit geen racist bij’. Verontrusting over de problematiek die ik heb aangesproken kan ik niet ontdekken. In feite is Kregtings kritiek neokritiek: het is hem niet te doen om het blootleggen van machtsrelaties maar om mij te discrediteren.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.