Proza, recensie, roman

De man die hij zo graag wilde zijn

Omcirkeling I, II & III

Carl Frode Tiller (vert. Kor de Vries)

 

Na publicatie van het eerste deel van haar Outline-trilogie in 2014 brak de Britse schrijver Rachel Cusk internationaal door. In de drie romans legt een naamloze schrijfster de gesprekken vast die ze heeft met andere mensen, zonder dat ze daarbij zelf direct bij de lezer in beeld komt. Deze ‘ik’-figuur tekent zich af via de verhalen van anderen.

Rond diezelfde tijd publiceerde Prometheus de eerste twee delen van Carl Frode Tillers Omcirkeling-trilogie, waarin eenzelfde soort spanning rondom identiteit en subjectiviteit opgeroepen wordt. Deze trilogie wordt breed beschouwd als het hoogtepunt in Tillers oeuvre, dat uit zo’n negen romans en meerdere toneelstukken bestaat. In Omcirkeling gaat het niet zozeer om de ‘ik’, maar om de ander: om David, een kunstenaar met geheugenverlies. In de eerste twee delen van deze trilogie schrijven drie mensen hem over hun gedeelde leven. Uit hun brieven komt ook telkens een andere David naar voren: op een andere leeftijd, in andere interacties, met andere omstandigheden.

Misschien is het beter te stellen dat de Noorse Tiller in deze opzet inspiratie lijkt te hebben ontleend aan Virginia Woolfs eerste modernistische roman, Jacob’s Room (1922). In deze roman ontbreekt de hoofdpersoon, Jacob Flanders, ook hij is gesneuveld op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog, wat zijn achternaam een morbide weerklank geeft. Woolf beschrijft zijn leven door de ogen van anderen. Haar experimentele stream-of-consciousness brengt Jacob levendig in beeld, terwijl hij ook aan de lezer wordt onttrokken. Wie is – was – hij nu echt? Daar geeft Woolf geen antwoord op. Uiteindelijk blijft zijn familie, en de lezer met hen, met alle flarden en impressies achter in Jacobs lege kamer.

David is niet dood, maar wel net als Jacob verdwenen: niet op het slagveld, maar in de mist van zijn conditie. Hij heeft een advertentie in de lokale krant geplaatst, waarin hij vrienden en bekenden vraagt hem te helpen herinneren door hem brieven te schrijven. Zowel in het eerste als het tweede deel van de trilogie pakken drie vrienden de pen op. Silje, een oud-geliefde die in Omcirkeling I als derde schrijft, gelooft er weinig van. David is immers een kunstenaar en een leugenaar. In het tweede deel wordt Siljes wantrouwen bevestigd. We begrijpen dat David zijn geheugen niet is verloren, dat zijn advertentie mogelijk onderdeel is van een kunstproject. Zou hij dan toch nog zelf aan het woord komen?

 

Versies van onszelf

Het is jammer dat Prometheus slechts de eerste twee delen heeft vertaald van deze trilogie, die in Tillers eigen Noorwegen hoge ogen gooide – en wat een geluk dat Uitgeverij Oevers vertaler Kor de Vries heeft gevraagd het derde deel ook te vertalen en de drie romans in een stijlvolle nieuwe uitgave op de markt heeft gebracht. Het derde deel is namelijk veruit het beste van de drie

In dat slotdeel haalt Tiller namelijk alles uit de premisse van zijn boeken en de opzet die hij gekozen heeft. David is een leugenaar, ja, maar niet op de manier waarop de personages in de eerdere delen dat denken. Waar de eerdere vertellers brieven aan David schrijven, wordt in Omcirkeling III Davids verhaallijn afgewisseld met gesprekken met een psycholoog. Hier geen dieptelood van de herinnering, om met Hella S. Haasse te spreken, wel een opgehouden spiegel waar David maar moeilijk in kan kijken. Tillers blik op de mensheid is duister en hoewel dat perspectief lange tijd enigszins eendimensionaal blijft, weet hij in het laatste deel toch een ontzettende diepte te creëren.

Omcirkeling speelt zich voornamelijk af in en rondom Namsos, een klein dorpje zo’n honderd kilometer ten noorden van Trondheim, halverwege de uitgestrekte Noorse Atlantische kust. Erg veel is er niet te doen en al helemaal niet in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw toen David er opgroeide. De mensen zijn er gesloten, redelijk op zichzelf en wantrouwend naar anderen toe. Een enkel personage gaat bijvoorbeeld in Trondheim studeren en komt er later bij zijn wederkeer naar Namsos achter dat die studietijd een enorme mentale en emotionele afstand heeft gecreëerd.

In elk verhaal wisselt Tiller de gebeurtenissen rond eind juni 2006 in het leven van Davids kennissen (een jeugdvriend, een geliefde, een stiefvader) af met de brieven die deze personen de weken daarop aan David sturen. Zijn advertentie heeft begin juli in de krant gestaan, en vormt zo een bindmiddel tussen het recente en het verdere verleden. Zeker in het eerste verhaal wordt de lezer hierdoor overvallen door te veel informatie tegelijkertijd: jeugdvriend Jon schrijft over zijn jaren met David en hoe hij zijn eigen homoseksualiteit op hem projecteerde, naast dus Jons leven in het verhaalheden. Door deze combinatie komt Omcirkeling langzaam op gang. Het duurt lang voordat de verhouding tussen heden en verleden duidelijk wordt; en dan maakt Jon alweer plaats voor Arvid met een nieuw verhaal en een nieuw perspectief.

Arvid is Davids zeer religieuze, aan kanker stervende stiefvader. Waar Jon schreef over een ontluikende seksuele identiteit, ligt in Arvids brieven de nadruk op David als stiefzoon. Zo reflecteert Arvid op zijn eigen manier op Davids jeugd, ‘misschien vond jij dat het te weinig een gesprek was en te veel een verhoor, en misschien gaf dat jou op jouw beurt weer het gevoel dat je als een kleine jongen behandeld werd en niet als de jonge, zelfstandige man die je zo graag wilde zijn.’

Op Arvid volgt Silje, een jeugdliefde die vastzit in een ongelukkig huwelijk. Tegen het einde van Omcirkeling I stelt zij wat de kernvraag lijkt te zijn: liegt David over zijn conditie? Tegelijkertijd is uit de opeenvolging van verhalen dan al gebleken hoeveel verschillende versies er van Davidbestaan. Elk personage heeft gegronde redenen om hem op een andere manier te beschouwen: door hun gezamenlijke geschiedenis die telkens anders is, maar tegelijkertijd schrijven ze zich allemaal uit hun eigen, vervelende ‘nu’ door terug te kijken op hun relatie met David.

Meer dan de Outline-trilogie van Cusk gaat Omcirkeling om die verhouding tussen mensen. Wie omcirkelt er eigenlijk wie? In eerste instantie gaat deze driedelige roman over de mensen die om David heen cirkelen. David is de figuur die alle personages met elkaar verbindt, hun verschillende verhalen bij elkaar houdt – al treden sommigen ook op als bijfiguren in brieven van de anderen. Maar terwijl ze hem proberen te vertellen wie hij is – of, allicht beter gezegd: wie zij denken dat hij is –, laten ze ook veel van zichzelf zien. Allemaal zien ze een eigen David. In Jons verwarring over zijn eigen seksualiteit is ook Davids identiteit onhelder. Wellicht is de inzet van Davids kunstproject – en van Tillers romancyclus – dus niet om kennis van zichzelf te verwerven, maar juist te zien hoe anderen zich via hem definiëren.

 

Meesterschap

Zo is er op een existentieel, filosofisch niveau dus veel om over na te denken terwijl je Omcirkeling leest. Tegelijkertijd zit er veel herhaling in de opzet van alle delen en verhalen. De afwisseling van terugkijkende brieven en een verhaal in het heden, bijvoorbeeld, en de vertelstijl is ook behoorlijk homogeen in de verschillende verhalen, met veel komma’s en aan elkaar geregen zinsdelen. Het zwaarst om te lezen zijn de psychologische conflicten tussen de personages in het heden. Niemand is gelukkig, iedereen denkt boos op de ander te zijn, maar is dat eigenlijk op zichzelf. Pas als de crisissituatie dreigt te exploderen en het niet langer mogelijk is om zichzelf een rad voor de ogen te draaien, weten de personages aan deze situatie te ontsnappen.

Omcirkeling is daarmee doordrenkt van een duister, guur wereld- en mensbeeld, waartegen een zekere therapeutische inslag (de meeste personages zijn een zeker zelfhulp- en psychologisch jargon machtig), die ook aanwezig is, maar beperkt weerstand weet te bieden. Zeker in het tweede deel wordt dat te gortig. Je verlangt naar iemand bij wie het leven wel goed gaat. Kapotte huwelijken, mislukte carrières, afschuwelijke familieleden en lompe vrienden. Tiller legt het wel erg boud bij de lezer neer. In Namsos is het leven hard, zoveel is ten overvloede duidelijk. Ook in het verleden is er dikwijls dood, verderf en teleurstelling, wat dat betreft zijn de brieven geen veilige schuilplaats.

Tiller spint het allemaal zorgvuldig uit. In de gesprekken tussen de personages laat hij subtiel zijn meesterschap zien. Er hier iets uit citeren, is onmogelijk, daarvoor zijn deze gesprekken te uitgesponnen, ontwikkelen ze zich te traag, voltrekken cruciale veranderingen zich haast tektonisch. Maar neem dit korte stuk uit het verhaal van Ole, een andere jeugdvriend van David, wiens leven onderuit dreigt te gaan. Hier praat hij met zijn vrouw Helen (ook al geen goed huwelijk):

 

               ‘Jij bent voor mij geen ding… ik hou van je. Echt.’

Ze antwoordt: ‘Ik geloof je niet. Je denkt misschien dat je van me houdt, maar dat is het niet, de persoon van wie jij houdt bestaat alleen maar in je hoofd, Ole.’

‘Alsjeblieft, praat niet zo, Helen,’ zeg ik en nu merk ik dat ik op het punt sta te gaan huilen. ‘Ik hou je van je,’ zeg ik nog een keer, ‘jij… jij hebt zo veel vreselijks in je leven meegemaakt dat je het moeilijk vindt te geloven dat iemand het alleen maar goed met je voorheeft, dat snap ik, ik snap dat je tijd nodig hebt om mij te kunnen vertrouwen, maar… we zijn nu bijna twee jaar bij elkaar, we hebben samen een kind, je moet me geloven als ik zeg dat ik jou en alleen jou wil.’

Het psychologische machtsspel tussen de twee geliefden, het telkens proberen te bepalen wat er met de ander aan de hand is, terwijl de vertellers wegduiken voor echte aandacht en waarachtige zelfanalyse. Het is zowel pijnlijk als fascinerend om te zien. Kor de Vries’ soepele vertaling legt de lezer daarbij niks in de weg. Hij weet het obsessieve, dreunende, voortstuwende van Tillers stijl om te zetten in feilloos Nederlands.

 

Visitekaartje

En dan is er dus dat derde deel, waarin David zelf op het laatst ook eindelijk zelf aan het woord komt. Alle vragen en filosofische reflecties komen hier samen en worden nog eens verder gebracht. Nee, David heeft zijn geheugen niet verloren. Hoe de vork dan wel in de steel zit, zal ik hier niet verklappen. In plaats van brieven schrijven, is David in gesprek met een therapeut, die hij ook probeert te bedonderen. Als dat klinkt als een voorspelbaar postmodern trucje: dat is het niet. Tiller eindigt Omcirkeling met mogelijk het meest emotionele verhaal. Lange tijd was David een soort menselijke MacGuffin, zoals Alfred Hitchcock het object of de gebeurtenis omschreef die de plot van zijn films in gang zette, maar in Omcirkeling III ontpopt David zich als mens van vlees en bloed. Hij kan niet anders dan bedriegen en voor zichzelf en de wereld wegrennen. Tiller gaat diep de psychologie van een onprettig mens in, en weet in dit deel – meer dan in de eerdere delen – een enorme sympathie op te wekken voor zijn mysterieuze hoofdpersonage.

In 2024 dook Carl Frode Tiller voor het eerst op bij de wedkantoren als kandidaat voor de Nobelprijs voor de Literatuur. Door de winst van zijn landgenoot Jon Fosse, vorig jaar, zal het nog wel even duren voor de Zweedse Academie weer een Noorse schrijver in beschouwing neemt. Eerder verscheen bij Oevers de ook al door De Vries vertaalde roman Het begin. Met Omcirkeling levert Tiller het bewijs van zijn meesterschap. Dit is een roman zoals er maar weinig zijn.

Uitgeverij Oevers, Zaandam, 2024

Geplaatst op 30/01/2025

Categorie: Proza, recensie, roman

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.