‘Wat zijn memoires?’ vraagt Obe Alkema aan een AI-chatbot. De gehele conversatie met het taalmodel die eruit voortkomt, neemt hij vervolgens op als een van de negenenveertig teksten in Bewogen Selfies. Die indruk wordt althans gewekt, maar net zo goed is deze neerslag fictie, een geredigeerde versie van de chat of het gesprek zoals de schrijver het zich heeft herinnerd. Schrijven, zo maakt de dialoog tussen de chatbot en Alkema duidelijk, transformeert het geheugen: de schrijver wil wel vastleggen wat er werkelijk is gebeurd, maar faalt onvermijdelijk. Zo zijn alle memoires nep.
De conversatie met de chatbot loopt wat stroef: hij spreekt zichzelf tegen en geeft dingen toe die hij daarvoor nog ontkende. De tekst besluit met een kwalificatie van Alkema’s memoires – ‘Wat zou je ervan zeggen als ik de mijne fake noem? Een accurate benaming.’ – maar formuleert geen antwoord op de initiële vraag naar de essentie van memoires. Het boek als geheel doet dat, in zijn breed uitwaaierende vorm, op een omzichtige manier wel.
Chatbots en tabbladen
Bewogen Selfies, dat in november 2024 verscheen bij uitgeverij het balanseer en een van de genomineerden is voor het BruutTAAL Regenboogboek van het jaar 2025, is een bundeling van teksten in verschillende genres, waarvan sommige eerder verschenen in literaire tijdschriften (soms tot vijf jaar geleden), andere hier voor het eerst. Het zijn dagboekfragmenten, mini-essays, beschouwingen, een opsomming van titels voor gedichten, lijsten van online artikels, uittreksels van chatgesprekken, een logboek van een verblijf in een psychiatrische afdeling. Samen vormen ze het prozadebuut van Obe Alkema (1993), die eerder twee dichtbundels uitbracht onder de naam Obelisque. Alkema is daarnaast ambtenaar (zo staat het in zijn bio), maar op een handvol verwijzingen naar zijn ‘baas’ na vernemen we daar in Bewogen Selfies weinig over. Een enkele keer lees je dat hij het leuk vindt ergens heen te kunnen gaan (zijn werk), dat hem opslag is beloofd of dat hij op kantoor (in een rijke traditie van schrijvende ambtenaars voor hem) gedichten hoopt te schrijven. Zo scheppen deze memoires het beeld van een dichter, schrijver, kunstenaar, wiens meedogenloze zelfonderzoek onvermijdelijk met vormelijke en literaire vraagstukken is verbonden.
ChatGPT definieert selfies (‘Wat zijn selfies?’, vroeg ik, geïnspireerd door Alkema, aan de chatbot) als foto’s die iemand van zichzelf maakt, die vaak gedeeld worden en een normaal onderdeel geworden zijn van hoe mensen zichzelf en hun leven laten zien aan anderen; ze kunnen ‘spontaan, grappig, serieus of bewerkt zijn’. Alkema’s zelfportretten zijn bewogen in de zin van onvolmaakt, onscherp; en in de zin van doorleefd, geladen – er is van alles aan de hand, ze maken dingen los, er staat iets op het spel.
Het boek opent met ‘Ochtend’, waarin Alkema beschrijft hoe hij het begin van de dag meestal doorbrengt. Hij moet een halfuur wachten tussen het nemen van zijn medicijnen en het ontbijt: ‘Genoeg tijd om de openstaande tabbladen te lezen.’ Die zorgen meteen voor ontzettend veel wereld: niet alleen bij de auteur (stevig wakker worden, denk je, en dan zie je jezelf ’s ochtends in bed liggen, smartphone in de hand), ook bij de lezer. Op nauwelijks meer dan een pagina staan al zoveel namen van schrijvers en artiesten, titels van boeken, websites en media, dat Alkema meteen al behoorlijk goed gesitueerd is: je (her)kent zijn interesses, zoals het platform waar hij arthouse-films op streamt, en de dwingende effecten van die tabbladen. Alkema laat ze openstaan voor later, in de hoop dat ze hem kunnen inspireren bij een schrijfproject, of slaat ze op in een TO READ-map die hij treffend als ‘een massagraf’ omschrijft. ‘Deze dag gebruikt om openstaande artikelen te lezen en weg te werken,’ staat er in een dagboekstukje verder in het boek, dat met dat ‘wegwerken’ prachtig en wrang voelbaar maakt wat al die wereld met ons doet. ‘Er is de wereld aan materiaal,’ kom je elders tegen, en: ‘montage is het enige wat me interesseert’.
De spanning tussen de voortdurende mogelijkheid van montage en de indruk van ready made-achtige snippers tekst die zonder filter worden gedeeld houdt je scherp bij het lezen en leidt vooral naar meer fundamentele vaststellingen. Montage is niet mogelijk maar onvermijdelijk; schrijven is monteren, want herinneren is monteren. In relatie tot het genre van memoires (of selfies) en van egodocumenten in het algemeen, kun je daar nog aan toevoegen dat ook een zelfbeeld gemonteerd moet worden – zowel voor jezelf als naar de buitenwereld toe.
Eigen maken van plaatsen en herinneringen
Alkema verwijst geregeld naar de literaire stroming New Narrative, die eind jaren 1970 in de Verenigde Staten ontstond. Zijn teksten vinken inderdaad ook heel wat van de bijbehorende kenmerken af: een schrijvend ik dat zich grondig situeert in tijd en ruimte (en daartoe bijvoorbeeld refereert aan popcultuur), het belang van identiteit en authenticiteit, een erkenning van het schrijvend subject als fysiek wezen en het belang daarover te berichten, inclusief seks en intieme details. Zijn link met de beweging manifesteert zich in zijn teksten, maar is ook een soort van keuze en een self fulfilling prophecy waarover hij zelf niet minder rechtuit reflecteert. Het doet hem deugd om ergens bij te horen.
In het hoofdstuk ‘Mijn Kevin, ons Parijs’ (Kevin is de dichter Kevin Killian, een boegbeeld van New Narrative) komt een belangrijk aspect naar voren, dat gelinkt is aan heel wat terugkerende elementen in Bewogen Selfies (New Narrative, memoires, landschap, een tijd vol openstaande tabbladen en referenties). Alkema schrijft een tekst over de overleden Killian en over Parijs, maar vooral over de noodzaak – de onontkombaarheid – om je de dingen eigen te maken, omdat hij goed beseft dat er voldoende mensen zijn die zowel Kevin als Parijs ‘beter’ kennen. Hij kan enkel schrijven over zijn Kevin, Parijs is gekleurd door (onder andere) de gedeelde ervaring die hij er met Kevin heeft gehad, twee jaar voor diens dood in 2019.
Plaatsen spelen in Bewogen selfies een belangrijke rol: als fysieke decors van anekdotes of gebeurtenissen, als mentale ruimtes, als verlangens, als dragers van herinnering. De relatie tussen landschap en herinnering werkt Alkema mooi uit in een tekst over New York en zijn ‘vakantielandschap’ aan het Gardameer (met een eervolle vermelding voor het woord ‘italianisant’). Plaatsen komen met een heleboel connotaties en slepen een geschiedenis en lading met zich mee, met name voor Alkema. Idroscalo bij Rome, dat ik meteen herken als de plek waar Pier Paolo Pasolini werd vermoord (een van de vele gedeelde fascinaties), is niet eens Pasolini’s Idroscalo. Het is dat van Obe Alkema, die naar Idroscalo op bedevaart gaat, met enig voorbehoud en veel metareflectie ten opzichte van zijn aanwezigheid in een landschap dat al velen voor hem tot literair landschap hebben gemaakt; zijn ervaring in Idroscalo wordt gemedieerd door de lectuur van verschillende stemmen die geschreven hebben over wat (dat soort) toerisme kan betekenen – ook Alkema gaat op zijn beurt weer naar Idroscalo om daar vervolgens over te schrijven.
Dit geldt in grote lijnen net zo goed voor de tekst over New York. Meer nog dan een tekst over een stad of de herinnering, gaat de tekst over anderen die rond steden en herinnering hebben gewerkt: Georges Perec, Chantal Akerman, Bashō. Net wanneer het allemaal wat te veel als een opeenstapeling van referenties gaat voelen, merkt de auteur zelf op: ‘Bashō schreef eeuwen eerder zoiets over Kyoto en natuurlijk moest ik dat naar mijn hand zetten, zoals ik met alles doe.’ Bij momenten vindt Alkema het een vermoeiende, gekmakende bezigheid om zich iets eigen te maken; die drang tot eigenheid neemt hij zich ook regelmatig kwalijk.
Zo zit Alkema zichzelf voortdurend op de hielen. Ergens schrijft hij: ‘De haast die ik voel lijkt op de haast van vroeger, wanneer de film begon, of je favoriete programma, en je nog in de keuken de laatste hand legde aan een versnapering.’ Mooi – ik leg het boek neer om de zin op te schrijven. Ik lees verder. ‘Ik zette de film op pauze om dit goede voorbeeld te noteren.’
Zulke voorbeelden zijn grappig en tegelijk ongemakkelijk, omdat je jezelf dubbel lijkt te betrappen: bij het willen opschrijven van deze zin en – algemener – door de herkenbaarheid van de situatie. Alkema toont zich in Bewogen Selfies misschien nogal een writer’s writer, en blijkt (om mezelf even te situeren) ook heel wat interesses met mij te delen: de (gemedieerde) ervaring van het landschap, schrijven over plaatsen en herinnering, het werk van heel wat schrijvers en kunstenaars dat onder andere daarover gaat. Bovendien zijn we, op een jaar na, even oud. Dat de herkenbaarheid – op vlak van referenties, (bij)gedachten, leesvoer – bij momenten iets ongemakkelijks kreeg, heeft voor een deel waarschijnlijk met die overlap te maken. Maar vermoedelijk legt ze, los van individuele overeenkomsten, ook iets algemeners bloot: interesses delen is fijn en maakt gesprekken interessant, maar als iemand exact dezelfde boekenkast lijkt te bezitten, wordt het moeilijk om je niet bedreigd te voelen in je uniciteit. Dus moet je je het materiaal weer eigen maken. En aan de slag met de montage.
Altijd het ik
Wat aanvankelijk nog voelt als een soms willekeurige bundeling van teksten, krijgt steeds meer een inhoudelijke lijn. Zodra die duidelijk wordt, kan je daar ook terugbladerend al sporen van ontdekken, aanwijzingen en voorafspiegelingen van wat later komt. Een sleuteltekst is ‘How can I make this about me’, waarin Alkema een fragment opneemt van Maarten van der Graaff, een herinnering waarin hij zelf optreedt. Nadat ze samen Auschwitz-Birkenau zijn gaan bezoeken, zitten de twee ergens op een terras. Alkema praat over hoe het met hem gaat, de moeilijkheden die hij ervaart, waarop van der Graaff de grap maakt: ‘dus jij begint na een bezoek aan Auschwitz over je eigen problemen?’ Voor Alkema is het de aanleiding om de narcistische cultuur waarin we leven te bekritiseren. Dat doet hij via kunstwerken van Shahak Shapira en Marc Adelman, die de selfiecultuur op de korrel nemen (beide kunstenaars gebruiken selfies en foto’s die mensen maakten bij het Holocaustmonument in Berlijn), via de meme-account How can I make this about me en vooral ook weer via zichzelf (hij had ‘zomaar kunnen eindigen’ op die pagina). Vervolgens besluit hij:
Wat misschien nog wel het meest pervers is, is dat je niet doorhebt wat je eigenlijk aan het doen bent. Heb je wel door hoe het eruitziet om een wulpse pose aan te nemen tegen het Holocaustmonument of, in mijn geval, alleen maar over jezelf kunt praten na een bezoek aan een concentratiekamp? We hongeren allemaal naar aandacht en zijn allemaal narcistisch. Dat is het nieuwe normaal. En hoe blijft de herinneringsindustrie bestaan zonder het doorvertellen van de verhalen, waarbij haast onvermijdelijk het persoonlijke accent de boventoon gaat voeren? Ik was in Auschwitz en vertel erover. Hoe meer je ervaart, hoe meer je bent, maar zowel ervaren als zijn kunnen niet zonder dat ik. Dat is het perverse.
Het probleem dat Alkema opwerpt, zet aan het denken. De term ‘herinneringsindustrie’ klinkt bewust en terecht pejoratief, maar herinneringsarbeid moet wel blijven gebeuren. Zoals ook activisme en bewustmaking erg nodig zijn, al zijn ze online vaak moeilijk te onderscheiden van zelfprofilering. Als het gaat over de kunsten, bestaat er dan ook iets als een teveel aan situering? Zeker in een tijdsgewricht waarin er – ook binnen kunstopleidingen – zoveel nadruk wordt gelegd op de persoonlijke linken met een onderwerp, op het belang om vanuit jezelf te spreken. Ondanks de legitieme redenen leidt dat vaak tot schijnverbanden, halfslachtige linken die te veel gewicht krijgen, en autofictie als de dominante vorm van schrijven (waarbij romanpersonages opvallend vaak dezelfde naam hebben als de auteur, dezelfde achtergrond en bezigheden, al vallen ze nét niet samen). Daar lijkt de vraag dan haast te worden: als het niet nodig is, ‘(how) can I NOT make this about me?’
Sprongsgewijze snippers
Naarmate het boek vordert, voltrekt zich langzaam de poëtische paradox dat deze schijnbaar samengeraapte stukken toch vooral werken als geheel. Bewogen Selfies bevat enkele fraaie beschouwingen, maar heel wat individuele stukjes zijn (zoals het leven zelf) niet altijd interessant. Ze krijgen betekenis in relatie tot elkaar.
Mooi is ook hoe elementen terugkeren en verschillende functies of rollen vervullen. De regelmatig opduikende lijsten van artikels (over geopolitiek, showbizz en alles daartussen) slagen er steeds meer in een beeld te schetsen van de tijdgeest (zoals de uitgelichte details in De Jaren van Annie Ernaux of de collectieve herinneringen uit de gedichten van Bob Vanden Broeck). Tegelijk bieden ze inzicht in Alkema’s referentiekader, echoën ze thema’s waar hij elders over schrijft, roepen ze empathie op. Een lijst met titels van ‘terugblikken’ die zijn smartphone voor hem maakt, zit vol met plekken die je in het boek passeert. Ze blijken bovendien merkwaardig beeldend in hun directe eenvoud (‘Reizen naar Gent door de jaren heen’, ‘Herfst 2016’). Verwijzingen naar technologie en popcultuur fungeren niet alleen als stijlmiddel, ze oefenen fundamenteel invloed uit op hoe we leven en hoe we (over dat leven) schrijven – daarom eisen ze hun plek op tussen de kaften van het boek. Alkema is zich daarvan ontzettend goed bewust: zo last hij een periode zonder smartphone in, en reflecteert hij op de impact van leven met een oude Nokia.
Het fenomeen waarbij de tijd en technologie die ons omringt met elkaar in verband worden gebracht duidt Alkema aan met de retorische term ‘prolepsis’. Bij zichzelf stelt hij de ‘manie’ vast om telkens concepten, plannen en notities uit te werken, citaten te verzamelen enzovoort, terwijl hij het ‘echte schrijven’ steeds naar later verschuift. Maar dan bedenkt hij zich: ‘Keren we dit alles nu eens om: deze opschortende manoeuvres, dit sprongsgewijze vorderen van het project, dat is misschien wel het schrijven zelf.’ Het lijkt erop dat ook Bewogen Selfies op die manier tot stand is gekomen.
De terugkeer van Saturnus
Toch heeft het boek ergens ook een klassieke structuur. Een lijn die steeds prominenter naar voor treedt, is dat het niet goed gaat met de schrijver. Hij kampt met psychische problemen en hint, zeker in de dagboekfragmenten, steeds vaker op de noodzaak aan hulp.
De langste tekst, ‘Notities uit het gekkenhuis’, bevindt zich bijna aan het einde van het boek en is een logboek dat hij bijhoudt tijdens de achttien weken die hij doorbrengt in een psychiatrische kliniek. Daarin lijkt het onderscheid tussen het schrijven van memoires en het therapeutisch werk soms te vervagen: ‘Knoop in mijn buik: ik moet mijn levensverhaal vertellen. Ook binnen de psychiatrie ben je curator.’
Bewogen selfies eindigt met ‘Saturnusterugkeer’, een begrip uit de astrologie. Ook daaraan hecht Alkema belang: een soort van kosmisch situeren. Naast sociologische en maatschappelijke parameters (gender, opleidingsniveau, afkomst enzovoort) die een invloed hebben op wie hij als mens is, heeft hij dus aandacht voor aspecten die ver aan het aardse voorbij gaan – wat eerder ook al blijkt uit zijn interesse in tarot. Saturnus (die ook vaak in verband gebracht wordt met melancholie, en terugkeert in het werk van o.a. Susan Sontag en flaneur Walter Benjamin, ongetwijfeld ook een referentie voor Alkema) doet er ongeveer negenentwintig jaar over om rond de zon te draaien. Wanneer de planeet terug precies op de positie van bij je geboorte staat, ervaar je je Saturnusterugkeer. Binnen de astrologie wordt die beschouwd als een scharniermoment, waarop je een nieuwe fase van je leven betreedt. Alkema neemt dat ter harte, in een ongewoon directe en expliciete tekst, waarin hij de balans opmaakt van wat er tot dusver is gebeurd, en wat hem en ‘ons’ te doen staat. Hij stipt het belang van ‘het behoud van de groep’ aan (al leest hij ook dat online), en in die oproep tot collectiviteit voel je nog iets doorschemeren van de groepstherapie in de kliniek. Dat het daar om een collectief proces ging, lijkt betekenisvol.
Het is alsof hij met deze memoires een deel van het verleden loslaat, om nu voort te kunnen op een nieuw pad. Het (zelf)beeld dat hij heeft geconstrueerd blijkt bij deconstructie problematisch. Alkema heeft het over overidentificatie met een aantal kwaliteiten van een Waterman, omdat hij zich daar veilig door voelde: non-conformisme, intellectualisme, uniciteit, rebellie. Het doet de vraag rijzen of hij daarmee, bijvoorbeeld, ook de aantrekking tot New Narrative bedoelt; hoe ‘integer’ hij sommige van de vroegere teksten in het boek acht; en hoe die nieuwe inzichten zijn schrijven zullen gaan bepalen. In een interview met Literair Nederland gaf hij te kennen iedere tien jaar een boek te willen publiceren: er is dus tijd om dat te ondervinden.
Omdat Alkema voortdurend zichzelf impliceert in de cultuurkritiek die hij formuleert, verbindt hij omgekeerd ook – zonder zichzelf daarmee vrij te pleiten – zijn eigen twijfels, angsten en moeilijkheden aan maatschappelijke fenomenen. Zo krijgen zijn zelfonderzoek en de bevindingen in de kliniek ook een meer politieke lading. Alkema schuift zichzelf niet als symbool naar voren, daarvoor zijn deze memoires, ondanks alle montage, toch te eerlijk. Maar dat betekent niet dat anderen er niets uit kunnen leren.
Een recensie van Lennert De Vroey over Bewogen selfies van Obe Alkema.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.