Proza, Signalement

De onderwereld van Istanbul in vogelvlucht

10 minuten 38 seconden in deze vreemde wereld

Elif Shafak

10 minuten 38 seconden in deze vreemde wereld, de nieuwe roman van de Brits-Turkse schrijver Elif Shafak die afgelopen zomer in het Nederlands werd vertaald door Manon Smits, begint met het einde van het leven van de heldin. Het verhaal speelt zich af in de bordelenstraat van Istanbul, tegen de achtergrond van toenemend geweld tegen sekswerkers dat in de jaren 70 en 80 vanwege een omstreden wetsartikel niet of nauwelijks werd bestraft. Zo is Tequila Leila, zoals ze door haar vrienden genoemd wordt, door een klant in een afvalcontainer gedumpt en voor dood achtergelaten. Het eerste deel van het boek, getiteld ‘De geest’, beschrijft de tien minuten en achtendertig seconden die verstrijken tussen Leila’s laatste hartslag en het moment dat haar hersenactiviteit uitdooft. Terwijl de klok gestaag doortikt, kijkt Leila terug op de belangrijkste gebeurtenissen in haar leven. Iedere minuut brengt een nieuwe herinnering, ingeluid door een Proustiaanse smaaksensatie. Zo voert de herinnering aan een stroperig goedje van citroen en suiker Leila terug naar een provinciaalse kindertijd vol harsende vrouwen, van wie er twee tegelijkertijd met haar vader getrouwd zijn. Met de smaak van kardemomkoffie verplaatst het verhaal zich vervolgens naar Istanbul, waar Leila als zestienjarig meisje heen vlucht om te ontsnappen aan een gearrangeerd huwelijk. In de grote stad komt ze te werken in een bordeel. Hier trotseert ze de ene na de andere ontbering met spirit, humor en de onaflaatbare steun van een bonte groep verschoppelingen die Leila zich in de afvalcontainer voor de uitdovende geest haalt.

De opzet van dit eerste deel, dat bijna twee derde van het boek bestrijkt, is bijzonder maar niet helemaal zonder weerga. Naast de Proustiaanse elementjes doet het vooral denken aan de opzienbarende film Enter the void uit 2009, waarin regisseur Gaspar Noé in het hoofd kruipt van een Amerikaanse drugsdealer die middenin het uitgaansdistrict van Tokyo het Tibetaanse dodenboek naast zijn DMT-pijp heeft liggen. We bezien de stad door de ogen van deze Oscar en met schermvullende knipperende neonlampen en een zwalkende camera is dat een indrukwekkend misselijkmakende ervaring. Wanneer Oscar even later dodelijk gewond raakt, stijgt de camera de lucht in. Even kijken we op het lichaam neer en dan trekt Oscars leven aan ons voorbij, steeds gezien van een kleine afstand, totdat hij opnieuw geboren wordt. Of we hier getuige zijn van de hallucinaties van een stervende gebruiker of van de geest die het lichaam verlaat, laat de film in het midden.

In tegenstelling tot het spirituele thema van de film en de vereenzelviging met de hoofdpersoon waartoe Noés camera de kijker dwingt, is Shafaks opzet wetenschappelijk en houdt haar verteller de lezer op afstand. ‘Door een laatste restje energie werden talloze neuronen geactiveerd en met elkaar verbonden’, lezen we in het tweede hoofdstuk. De poëtische beschrijving die daarop volgt, wekt de verwachting van een experimentele en intieme verbeelding van Leila’s wegebbende bewustzijn: ‘de tijd werd vloeibaar, een snelle stortvloed aan herinneringen die in elkaar overvloeiden, het verleden en het heden onlosmakelijk verbonden’. En verderop in het verhaal vergelijkt de verteller het rondwervelen van Leila’s herinneringen met ‘een extatische dans, als zwermende bijen’. Desondanks presenteert Shafak Leila’s levensgebeurtenissen in een strikt chronologische volgorde, waardoor het verhaal iets krijgt van een historisch overzicht en de stervende heldin niet echt tot leven komt.

Ieder hoofdstuk begint met een tijdsaanduiding en een situatieschets. Een voorbeeld:

2 juni 1963. De oudste zoon van haar oom ging trouwen. Zijn verloofde stamde uit een familie die haar rijkdom had verworven met handel langs de Zijderoute die, zoals veel mensen in de streek wisten, maar wat ze liever niet benoemden als er buitenstaanders bij waren, niet alleen zijde en specerijen omvatte, maar ook papavers.

In deze beschrijving fungeren familieverhoudingen als persoonsaanduidingen en de handelingen en gedachten van de bewoners van een hele regio worden samengenomen in een collectieve ervaring. Individuen gaan op in algemeenheden en de lezer krijgt inzicht in de gebeurtenissen, maar weinig voeling met de personages, hoewel je ook kunt stellen dat deze afstandelijke vertelwijze een treffende afspiegeling is van de patriarchale familieverhoudingen die Shafak in dit boek aan de kaak stelt.

Zo’n overeenkomst tussen thema en vertelmethode vinden we bijvoorbeeld ook in een beschrijving van de begraafplaats waar Leila’s lichaam in het tweede deel van het boek terechtkomt:

Zo nu en dan kapseisde er een boot vol asielzoekers in deze wateren. Hun lichamen werden uit de zee gehaald en naast elkaar gelegd, journalisten verzamelden zich om hun artikelen te schrijven. Daarna werden de lichamen in koelwagens gelegd die waren bedoeld voor het vervoer van ijs en diepvriesvis, en naar een speciale begraafplaats gebracht – de Begraafplaats der Vergetenen.

De onpersoonlijke, afstandelijke toon van deze iteratieve vertelwijze (Shafak beschrijft in één keer een groot aantal vergelijkbare gebeurtenissen en besteedt geen aandacht aan de individuen die daarbij betrokken zijn) weerspiegelt de kille onverschilligheid waarmee de verongelukte vluchtelingen worden opgevist en afgevoerd.

Shafaks aanklacht tegen de groeiende ongelijkheid en onverdraagzaamheid in Turkije moge duidelijk zijn, maar slaagt de roman er zelf in om met deze tendens te breken? Leila’s vriendengroep wordt op dezelfde wijze beschreven als de anonieme bootvluchtelingen:

Telkens als ze struikelde of omviel, waren ze er om haar te ondersteunen of de val te verzachten. Als ze op een avond was mishandeld door een klant, wist ze zich toch op de been te houden omdat ze wist dat haar vrienden alleen al door hun aanwezigheid zalvend zouden werken op haar krassen en blauwe plekken.

Beschrijvingen van vriendschappelijke toewijding zijn altijd ontroerend, maar om wie het hier precies gaat is niet duidelijk en het lijkt er ook niet toe te doen. Wat Shafak uitlicht zijn de beproefde trouw van Leila’s vriendengroep en hun gedeelde kwetsbaarheid als verschoppelingen in de Turkse samenleving, maar niet hun individualiteit. Het gevolg is dat Leila’s boezemvrienden stereotiepe buitenstaanders blijven: de trans vrouw, de vrouw met een handicap, de mishandelde kindbruid, het slachtoffer van mensenhandel, de zoon van een feminist. Daarmee lijkt het verhaal op de landkaart aan het begin van het boek, waar het oude centrum van Istanbul is getekend in vogelvlucht. Enkele plaatsen en gebouwen die terugkeren in het verhaal zijn vergroot weergegeven, waardoor de afbeelding een enigszins persoonlijk karakter krijgt, maar het blijft een vogelperspectief: schematisch en afstandelijk.

Een signalement over de roman 10 minuten 38 seconden in deze vreemde wereld van Elif Shafak door Roos Brands.

Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 202
Vertaald door: Manon Smits
ISBN 978 90 468 2627 0
318p.

Geplaatst op 13/03/2021

Tags: Elif Shafak, Istanboel, Istanbul, sekswerkers

Categorie: Proza, Signalement

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.