Luftkrieg und Literatur
Het was de toen nog relatief onbekende W.G. Sebald (1944-2001) die eind jaren negentig van de vorige eeuw behoorlijk wat deining veroorzaakte met zijn thesen over de literaire verwerking van de geallieerde bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog. In enkele voordrachten aan de Universiteit van Zürich (twee jaar later, in 1999, herwerkt tot de essaybundel Lufkrieg und Literatur) merkte Sebald op dat een hele naoorlogse generatie Duitse auteurs niet in staat was om de verwoestende impact van de luchtbombardementen op onder meer Hamburg, Dresden en Berlijn te verwoorden. De wonden waren te diep, het taboe te groot. Zijn besluit luidde dan ook:
Er zijn zeker een paar relevante teksten, maar het weinige dat wij in de literatuur hebben, staat zowel kwantitatief als kwalitatief in geen enkele verhouding tot de extreme collectieve ervaringen van die tijd.
Sebalds theorie oogstte een storm van kritiek. En niet geheel ten onrechte. Zo hebben onder anderen Volker Hage en Jörg Friedrich aangetoond dat dit soort teksten wel degelijk bestond: alleen waren de Duitsers er op dat moment (nog) niet klaar voor en werden literaire werken van Gerd Ledig, Walter Kempowski, Erich Maria Remarque, Dieter Forte en Eberhard Panitz grotendeels genegeerd door het toenmalige lezerspubliek.
Nochtans had Sebald zeker een punt en kadert de hele discussie over de literaire verwerking van de Luftkrieg binnen een ruimer debat dat in Duitsland wordt gevoerd. Sebald was van mening dat ‘een volk dat miljoenen mensen in kampen had vermoord en afgebeuld tot ze erbij neervielen, van de zegevierende mogendheden onmogelijk opheldering kon vragen over de militair-politieke logica die de verwoesting van de Duitse steden had gedicteerd’. De Duitsers waren in de eerste plaats een Tätervolk dat niet zomaar de rol van slachtoffer kon opeisen. En onvermijdelijk kom je bij dit soort kwesties bij Auschwitz terecht. Ook nu nog ligt het Luftkrieg-debat in Duitsland gevoelig. Een extreemrechtse partij als het AfD (Alternative für Deutschland), dat een sterke basis heeft in het tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar geteisterde Dresden, zal geen kans onbenut laten om de slachtofferrol van Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog in de verf te zetten.
Kwantitatieve argumenten als die van Hage en Friedrich zouden op Sebald (die in 2001 overleed na een auto-ongeval en daardoor de volle hevigheid van het debat gemist heeft) overigens weinig indruk hebben gemaakt. Hem was het vooral te doen om de ‘Rekreation des Grauens’ (de herschepping van de horror), ongeacht of die door middel van woorden of beelden tot stand komt. In een interview met Hage zegt hij hierover:
Een massagraf kan niet beschreven worden. Dat betekent dat je andere manieren moet vinden die meer raakvlakken hebben, die de weg gaan van het geheugen, van het archeologiseren, van het archiveren, van het ondervragen van mensen.
Zo komt Sebald terecht bij het werk van de Duitse filmmaker, schrijver en advocaat Alexander Kluge (1932), en dan vooral zijn in 1977 gepubliceerde tekst Der Luftangriff auf Halberstadt am 8. April 1945. Meer nog: Sebald kan zijn enthousiasme voor het werk van Kluge nauwelijks onderdrukken. Dat Sebalds eigen schrijfpraktijk (zie onder meer Die Ausgewanderten (1992), Die Ringe des Saturns (1995) en Austerlitz (2001)) in zekere mate doet denken aan Kluges teksten, is hier waarschijnlijk niet vreemd aan.
Witte vlaggen
Genoeg over Sebald. Door de heisa die het Luftkrieg-debat vroeger en ook nu nog (heeft) veroorzaakt, bestaat het gevaar dat het werk van Alexander Kluge overschaduwd wordt door dat van Sebald en co – terwijl Kluge een auteur is die absoluut de volle aandacht verdient. Kluge, ooit door de Duitse dichter en vertaler Hans Magnus Enzensberger omschreven als de ‘bekendste van de onbekende schrijvers’, is een intellectuele en artistieke duizendpoot. Samen met klinkende namen als Wim Wenders, Volker Schlöndorf, Hans Jürgen Syberberg, Werner Herzog, Edgar Reitz en Rainer Werner Fassbinder behoorde hij in de jaren zestig en zeventig tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de ‘Neuer Deutscher Film’ – tot nader order nog altijd samen met de expressionistische cinema veruit de belangrijkste Duitse bijdrage aan de filmkunst. In totaal maakte hij een twintigtal langspeelfilms, die gekenmerkt worden door een sterk essayistische inslag. Daarnaast is hij doctor in de rechten, beeldend kunstenaar, kenner van kerkmuziek, oprichter van een onafhankelijke televisiefirma, maker van enkele honderden televisiereportages en interviews, en – last but not least – auteur. Kluge ziet zichzelf in de eerste plaats als schrijver van boeken – gaande van ‘theoretische’ teksten over geschiedenis, filmtheorie, filosofie en sociologie tot fictionele werken. Deze laatste hebben vaak een microfictioneel karakter die hier en daar de invloed verraden van Ernst Blochs Spuren (1930), Walter Benjamins ‘Denkbilder’ of Minima Moralia (1951) van zijn mentor en vriend Theodor Adorno. Voeg daarbij de documentaire literatuur van een Rolf Hochhuth, Heinar Kipphardt, Helmut Heissenbüttel of Peter Weiss en je hebt een deel van de ingrediënten die van Alexander Kluge een unieke stem maken in de Duitstalige letteren.
Het werk van Kluge werd bij mijn weten nog nooit in Nederlandse vertaling in boekvorm uitgegeven. Wel heeft Cyrille Offermans in 2007 verschillende stukjes Kurzprosa vertaald voor een themanummer van het tijdschrift Raster over Kluge en Wolfgang Koeppen, maar het was wachten tot Uitgeverij Cossee onlangs een eerste zelfstandig boekwerk met Kluge-teksten uitgaf. Lente met witte vlaggen. April 1945 (keurig vertaald door Anne Folkertsma en Marianne van Reenen) bestaat grosso modo uit twee delen. Het eerste deel bestaat uit het eerder aangehaalde Der Luftangriff auf Halberstadt am 8. April 1945. Kluge maakte als dertienjarige jongen de bombardementen op zijn geboortestad mee. Halberstadt was destijds een bisschops- en garnizoensstad in Sachsen-Anhalt, ten noorden van het Harzgebergte, met een inwonersaantal van ongeveer 50.000. De stad was bekend om haar historisch centrum, de Junkersfabrieken en een daaraan verbonden werkkamp, een onderafdeling van KZ Buchenwald. Op zondag 8 april vernietigden 218 bommenwerpers van de 8th Air Force meer dan tachtig procent van het centrum. Geschat wordt dat tussen de 2.000 en de 3.000 inwoners die dag om het leven kwamen. Drie dagen later, op 11 april 1945, zou Halberstadt door het Amerikaanse leger bevrijd worden.
Voor het tweede deel van Lente met witte vlaggen hebben Cossee-uitgever Christoph Buchwald en Alexander Kluge zelf een aantal microteksten geselecteerd uit een van zijn recentere werken, 30. April 1945. Der Tag, an dem Hitler sich erschoss und die Westbindung der Deutschen begann (2014). Ze hebben daarbij de structuur van het oorspronkelijke werk grotendeels behouden; wel hebben ze ongeveer een vierde van de teksten weggelaten. Ook enkele teksten van Reinhard Jirgl, die door Kluges 30. April 1945 heen gemonteerd waren en een kortverhaal van Heiner Müller werden in de Nederlandse versie niet opgenomen. Verder werden nog enkele verhalen uit een andere bundel van Kluge, een tiental pagina’s eindnoten, een nawoord van Thomas Combrink (een ingekorte versie van de oorspronkelijke Suhrkamp-uitgave) en een prachtige, door beeldend kunstenaar én vriend Anselm Kiefer naar aanleiding van de toekenning van de Heinrich Heine-prijs aan Kluge in 2014 uitgesproken laudatio toegevoegd. Lente met witte vlaggen wordt afgesloten met ‘Spookachtig hemelfenomeen boven de Brocken’, een twee pagina’s tellende tekst die in de uitgave van 2014 in het eerste hoofdstuk is opgenomen. Het resultaat is niet alleen een uniek Nederlandstalig werk dat thematisch wordt samengehouden door de periode april 1945, het is daarnaast een mooie inleiding tot het literaire werk van Kluge.
Dichtung und Wahrheit
Wat moeten we ons nu eigenlijk bij zo’n Klugetekst voorstellen? Het eerste wat opvalt, is het ‘intermediale’ karakter van zijn teksten. Kluge monteert foto’s, tekeningen, landkaarten, schetsen en meer door zijn tekst. ‘Tekst’ moet hier ook heel ruim opgevat worden: Kluge lijkt als het ware te weigeren om zich op één bepaalde tekstsoort vast te pinnen. Interviews, al dan niet afgeronde verhalen en anekdotes, statistieken, militaire rapporten, brieven, voetnoten, kaderteksten, liedjesteksten en citaten uit vakliteratuur worden door Kluge quasi-argeloos aan elkaar gelast. Op het eerste gezicht lijkt het een zootje, een chaotische jungle van tegen elkaar botsende, langs elkaar heen schurende en af en toe ook in elkaar overvloeiende teksten en beelden waardoorheen je als lezer de weg moet proberen te vinden. Je wordt gedwongen actief de gaten in de tekst in te vullen en zelf verbanden te leggen. Zoals Bertolt Brecht een paar decennia eerder schreef dat je als toeschouwer in het burgerlijke theater bij de garderobe samen met je jas ook je hersens achterliet en zoals Jean-Luc Godard zich in zijn auteurscinema verzette tegen de debilisering van de toeschouwer door de kapitalistische filmindustrie, zo word je ook door Kluge constant uitgenodigd om de ‘tekst’ niet passief te ondergaan. Interessant is ook dat Kluges literaire teksten vaak overlopen in zijn theoretische en filmische werken, en vice versa. Zo leest en bediscussieert het hoofdpersonage in Kluges langspeelfilm Die Patriotin (1979) als leerkracht geschiedenis samen met haar klas een fragment uit – jawel – Der Luftangriff auf Halberstadt.
Wanneer Kluge een tekst schrijft over het bombardement op zijn geboortestad, dan heeft deze niets te maken met ‘de creatie van esthetische en pseudo-esthetische effecten uit de puinhopen van een vernietigde wereld’, om nog één keer Sebald van stal te halen. Kluge streeft namelijk naar authenticiteit en die wordt bereikt door een hoge graad aan documentaire feitelijkheid. Waarbij je als lezer overigens op je hoede moet zijn, want je weet nooit zeker of het al dan niet om gefingeerde feiten gaat. In het nawoord van Lente met witte vlaggen schrijft Thomas Combrink dat Kluge ‘literair gezien een nieuw genre geschapen [heeft]: dat van de fictieve documentaire of, andersom, de documentaire fictie’. Daarmee zijn we bij de kern van Kluges literatuuropvatting aanbeland. Geconfronteerd met een meedogenloze en onredelijke werkelijkheid kan de schrijver nog altijd – als een soort vluchtroute, maar ook als verzet – terugvallen op de fantasie. Dichtung und Wahrheit als het ware, maar dan op z’n Kluges.
Perspectivisme
Een van de opvallendste kenmerken van Kluges literaire werk in het algemeen, en van Der Luftangriff in het bijzonder is het multiperspectivisme. In Der Luftangriff auf Halberstadt maakt hij expliciet een onderscheid tussen wat hij ‘strategie van onderaf’ (de bevolking van Halberstadt) en ‘strategie van bovenaf’ (de geallieerden) noemt. De ‘strategie van bovenaf’ wordt zeer zakelijk, haast koel-wetenschappelijk beschreven. De vliegtuigen, ‘elk een werkplaats op zich, maar als compacte formatie een fabriek’, clashen daarbij ook op papier met de burgerbevolking die op een inadequate manier reageert op de 1.400 ton bommen die in een halfuur op hun stad wordt gedropt. Het effect is aandoenlijk, vaak ook grappig – en bijna altijd laconiek geformuleerd.
Zo begint Der Luftangriff niet toevallig in Kluges favoriete biotoop, cinema Capitol, waar die vermaledijde achtste april de film Heimkehr draait en iets voor twaalf uur ‘s middags een bom inslaat. We volgen mevrouw Schrader die amper begrijpt wat er aan de hand is en te midden van de complete chaos de matineevoorstelling van 14 uur probeert te redden door het puin te ruimen:
Tussen de verwoesting van de rechterkant van het theater en de vertoonde film bestond geen enkel zinvol of dramaturgisch verband. Ze rende naar de garderobe, van waaruit ze de representatieve ontvangsthal (klapdeuren met geslepen glas) en de aankondigingsborden zag, ‘kriskras door elkaar’. Ze wilde met een luchtbeschermingsschep aan de slag om het puin vóór de voorstelling van 14 uur op te ruimen.
In de keldergang vindt ze enkele bioscoopbezoekers wier ledematen door een gesprongen verwarmingsbuis met kokend water overgoten zijn. De bijeengescharrelde lichaamsdelen legt ze vervolgens in de wasketels in de waskeuken – waarna ze naar vrienden gaat, een broodje met worst eet en een pot met ingemaakte peren leeglepelt. Verderop in Kluges tekst leren we een dertienjarige jongen kennen die zich tijdens de bombardementen in de eerste plaats zorgen maakt om de pianoles die hij hierdoor de volgende dag waarschijnlijk zal moeten missen. Of onderwijzeres Gerda Baethe die haar drie jonge kinderen probeert te redden en ‘van onderaf’ een ‘overlevingsstrategie’ tracht te ontwikkelen, wat onder meer leidt tot verschrikkelijke overwegingen – ‘Het ging haar vooral om de jongste, omdat dat haar zoontje was (en ze dacht de minder waardevolle meisjes later wel te kunnen vervangen)’ – en religieuze overpeinzingen:
Ze probeerde de koers van de bommen te beïnvloeden door hardop te bidden. Maar stel dat ze ernaast zat? Ze wilde na al die jaren verlicht leraarschap ook niet voor gelovig of bijgelovig worden versleten.
The cruellest month
Het tweede deel van Witte Vlaggen volgt min of meer hetzelfde stramien als het Halberstadtluik. Drie weken na het bombardement op Kluges Heimatstadt pleegt Hitler zelfmoord en is de oorlog de facto voorbij – Kluge heeft het over ‘de laatste werkdag van het Derde Rijk’. Ook nu presenteert Kluge ons een kroniek van korte verhalen, anekdotes en beschouwingen (over onder meer oorlogsvluchtelingen, gedeserteerde nazi’s, Heidegger die zich met enkele van zijn getrouwen op Burg Wildenstein heeft teruggetrokken en de laatste nationaalsocialist in de Afghaanse hoofdstad Kaboel) – hier en daar onderbroken door fotografisch materiaal om te eindigen met enkele persoonlijke dagboekfragmenten. 30. April 1945 is minder experimenteel dan Der Luftangriff en daardoor ook iets ‘vlotter’ leesbaar. Toch is Lente met witte vlaggen geen boek dat je in één ruk uitleest: door de gecomprimeerdheid van de op elkaar volgende stukjes en de vaak associatieve gedachtesprongen bestaat de kans dat je nogal snel een oververzadigd gevoel krijgt.
April, zo dichtte T.S. Eliot ruim honderd jaren geleden, is de wreedste maand. Dat geldt zeker voor april 1945 en Kluge laat Lente met witte vlaggen dan ook in alle grootsheid eindigen op de mythische Brocken, de hoogste berg van de Harz. In ‘Spookachtig hemelfenomeen boven de Brocken’ breekt tijdens Walpurgisnacht van 30 april op 1 mei een storm uit, ‘een wilde jacht’ van alle ‘TEN ONRECHTE VERBRANDE MENSEN DEZER AARDE’. ‘Deze storm’, zo gaat Kluge verder, ‘verwoestte gedurende enkele uren alles op zijn pad.’ Kluge beschrijft een visioen van zijn vriend en theaterregisseur Einar Schleef, een storm van de verbeelding. Hij besluit zijn tekst met de volgende woorden:
Er moet namelijk een onderscheid gemaakt worden tussen de onwerkelijke realiteit waarin wij allen leven en het oorspronkelijke geluid van de OORSPRONKELIJKE GESCHIEDENIS, ongebruikelijk en imposant: hierin sterven de verbrande en vermoorde mensen niet, maar herrijzen ze uiteindelijk om als een storm los te barsten.
Kluge en zijn Nederlandse uitgever hebben er bewust voor gekozen dit verhaal uit de oorspronkelijke Duitse versie te lichten en het in deze Nederlandstalige uitgave helemaal achteraan te plaatsen. Het is het perfecte einde van een schitterend boek. Tegelijkertijd vat het de visie samen van een schrijver die in 2022 negentig zal worden en wiens complexe oeuvre in het teken staat van een protest van de mens tegen een vaak onrechtvaardige en inhumane wereld. ‘Het motief voor realisme is nooit bevestiging van de werkelijkheid, maar protest’, schreef hij midden jaren zeventig. Een ‘protest’ dat in Lente met witte vlaggen feilloos wordt geïllustreerd door het literaire verzet tegen het bombardement op Halberstadt.
Reacties
Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.