Non-fictie, Recensies

Het Westen kijkt weer weg

De wereld na Gaza

Pankaj Mishra

Czesław Miłosz en de zweefmolen

Het getto van Warschau was met ongeveer een half miljoen inwoners het grootste getto tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ziekte, ondervoeding, overbevolking en constante deportaties naar de vernietigingskampen in Oost-Polen zorgden voor verschrikkelijke toestanden. Op 19 april 1943 brak een opstand uit tegen de nazi-bezetter. Een van de leiders van de beweging, Marek Edelman, zou hierover later zeggen: ‘Het ging er alleen nog maar om dat we ons niet als lammeren wilden laten afslachten wanneer we aan de beurt waren.’ De reactie van de nazi’s was navenant: met vlammenwerpers staken Duitse soldaten het getto in brand, huis na huis, om de overlevenden letterlijk uit te roken.

De Poolse dichter Czesław Miłosz zou zich de opstand later nog levendig herinneren: ‘Dat geschreeuw bezorgde ons kippenvel. Het was het gegil van duizenden mensen die vermoord werden. Het trok door de stille stukken van de stad, van de rode gloed van vlammen, onder onverschillige sterren door, naar de weldadige stilte van tuinen waarin planten nijver zuurstof afgaven, de lucht geurig was en een mens blij was nog in leven te zijn.’ In zijn gedicht ‘Campo dei Fiori’ contrasteert hij de vernietiging van het getto met het leven buiten de muren dat gewoon verderging: mensen amuseerden zich op kermissen, dronken wijn en dansten, terwijl niet ver daarvandaan de opstandelingen in het getto vochten en stierven. Opvallend is het beeld van de zweefmolen, naast de muur van het getto, waar verliefde paartjes vrolijk door de rook van lijken zweefden en carnavalsmuziek het gejammer van pijn en wanhoop overstemden: ‘The bright melody drowned / the salvos from the ghetto wall, / and couples were flying / high in the cloudless sky.’

Pankaj Mishra (1969) begint zijn De wereld na Gaza met Miłosz’ beschrijving van het getto. Om vervolgens meteen de overstap te maken naar de verschrikkingen van Gaza aangericht door het Israëlische leger – naar ‘het gillen van een moeder […] die haar dochter zag verbranden in de zoveelste school die door Israël werd gebombardeerd’. Mishra doet hier iets wat sommigen hem weliswaar al hebben voorgedaan, maar wat in onze westerse cultuur als not done wordt beschouwd: Gaza vergelijken met de Holocaust en daardoor de uniciteit van deze laatste impliciet in vraag stellen. ‘Hoe is Israël’, zo vraagt Mishra zich af, ‘een land dat is gesticht om toevlucht te bieden aan een vervolgd en thuisloos volk, ertoe gekomen zo’n verschrikkelijke macht over leven en dood uit te oefenen over een ander volk dat bestaat uit vluchtelingen (veel van hen vluchtelingen in eigen land), en hoe kan het mainstream politieke en journalistieke Westen de overduidelijke en systematische wreedheden en onrechtvaardigheden van Israël negeren en zelfs rechtvaardigen?’ En Mishra gaat nog een stap verder wanneer hij de Holocaust als het morele referentiekader en ijkpunt van de wereld ter discussie stelt door te poneren dat niet de Shoah, maar – althans voor een overweldigende meerderheid van de wereldbevolking – ‘dekolonisatie dé centrale gebeurtenis van de twintigste eeuw is.’

Pankaj Mishra citeert in zijn proloog Milan Kundera in diens Het boek van de lach en de vergetelheid: ‘De strijd van de mens tegen macht is de strijd van herinnering tegen vergeten.’ ‘Maar’, zo voegt Mishra eraan toe, ‘wanneer wordt georganiseerde herinnering een dienares van brute macht en legitimatie van geweld en onrecht?’

 

Glad ijs

Echt nieuw zijn de inzichten van Mishra niet. Uiteenlopende auteurs als Edward Said, Hannah Arendt, Alfred Kazin, W.E.B. Du Bois of Primo Levi hebben eerder al vergelijkbare ideeën geformuleerd. Niet toevallig verwijst Mishra in De wereld na Gaza expliciet naar enkele van deze denkers, wier werk hij verder ontwikkelt en actualiseert in het licht van de recente gebeurtenissen. De kracht en de charme van Mishra’s werk bestaat in de eerste plaats evenwel uit de combinatie van een vlijmscherpe literaire stijl gekoppeld aan een indrukwekkende belezenheid en eruditie. Schijnbaar moeiteloos onderbouwt hij zijn thesen met  literaire citaten uit en verwijzingen naar de wereldliteratuur. Zelf auteur van twee niet onverdienstelijke romans (De romantici uit 1999 en Heenkomen uit 2022), maakte hij vooral naam als journalist en essayist. Zijn bekendste werk is Age of Anger. A History of the Present (2017 – Ned.: Tijd van woede).

In Tijd van woede onderzoekt Mishra de opkomst van ressentiment, populisme en geweld in de moderne wereld. Hij trekt parallellen tussen bijvoorbeeld het succes van autocratische populisten als Trump en Modi, de brexit en moslimfundamentalisme enerzijds en de intellectuele en emotionele crises van de 18de en 19de eeuw anderzijds. Mishra’s kernargument is dat de huidige woede en frustratie voortkomen uit de tegenstrijdige effecten van modernisering: aan de ene kant belooft deze vooruitgang en gelijkheid, aan de andere kant creëert ze ongelijkheid en vervreemding. Hoewel Mishra zelf niet expliciet naar Tijd van woede verwijst, is dit laatste werk op de achtergrond voelbaar aanwezig. Zijn analyse van ressentiment, gewelddadige reacties op vernedering en het falen van liberale elites vormt ook in De wereld na Gaza een impliciet kader voor zijn betoog.

Door de Holocaust expliciet te verbinden met Gaza en de dekolonisatie neemt Mishra risico’s en – het moet gezegd – hij gaat hier en daar nogal kort door de bocht. De meest voor de hand liggende kritiek op De wereld na Gaza is het geringe belang dat hij lijkt te hechten aan terreurgroep Hamas en de gebeurtenissen van 7 oktober 2023. Ik heb de verwijzingen naar Hamas en de aanvallen van haar strijders op Joodse doelwitten op die bewuste oktoberdag niet geteld, maar het zijn er niet veel. Dat laatste was ook de journalist van het Duitse weekblad Der Spiegel opgevallen. In een interview (gepubliceerd op 15 februari 2025) confronteerde hij Mishra met zijn bevindingen. Mishra’s antwoord was veelzeggend: ‘Ik deel de Hamas-obsessie, die door de verdedigers van Israël altijd verwacht wordt, niet. Constant wordt me gevraagd: waarom spreekt u niet over Hamas dat ermee dreigt om Israël van de kaart te vegen?’ Interessanter of – zo u wilt – problematischer wordt het wanneer hij Hamas linkt aan het ANC van Nelson Mandela of de Sepoy-muiterij uit 1857 waarbij verschillende Europeanen in Brits India op soms gruwelijke wijze werden gedood:

Als je naar de geschiedenis kijkt vanuit het perspectief van de westerse of blanke suprematie, wordt iedereen die zich verzet automatisch als een wilde terrorist bestempeld. Maar is het zo eenvoudig? In de geschiedenis van antikoloniale bewegingen is er vaak sprake geweest van extreem geweld, van de Indiase Vrijheidsstrijders tot de anti-Franse Algerijnen en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO, nvdr). De uitbarstingen van geweld door niet-statelijke actoren moeten in hun historische context worden gezien. Ik veroordeel de wreedheden van Hamas, maar ik zal 7 oktober 2023 niet los zien van de lange geschiedenis van mensen die op wrede en brutale wijze in opstand komen tegen hun jarenlange onderdrukkers.

Het is niet altijd even duidelijk, maar Mishra is het er in De wereld na Gaza in de eerste plaats om te doen ‘hoe de botsende narratieven van Shoah, slavernij en kolonialisme met elkaar verzoend kunnen worden’. Daardoor begeeft hij zich bij momenten op glad ijs en reikt hij munitie aan zijn tegenstanders aan om hem als een Hamasknuffelaar weg te zetten. De grens tussen ‘uitbarstingen van geweld in hun historische context zien’ en een zekere vooringenomenheid ten aanzien van de dagelijks plaatsgrijpende gruwel is daardoor niet altijd even duidelijk. Zo spreekt Mishra uitvoerig over het historische leed van Palestijnen, maar blijft het geweld van Hamas relatief onderbelicht. Sowieso krijg je bij momenten de indruk dat Mishra de verantwoordelijkheid voor mondiale problemen al te eenzijdig bij het Westen legt, terwijl hij de rol van niet-westerse landen dan weer iets te gemakkelijk minimaliseert. Herhaaldelijk benadrukt hij de hypocrisie van westerse staten; heel wat minder aandacht schenkt hij aan het geweld van autoritaire regimes buiten het Westen.

 

Intellectuele reis

Misschien moet je De Wereld na Gaza in de eerste plaats lezen, zoals Mishra zelf aangeeft,  als ‘een persoonlijke intellectuele reis’ die hij in de loop van zijn leven ‘aan de hand van zelfgemaakte paden’ heeft aangevat. En die reis begint in de jaren zeventig:

Tijdens mijn jeugd in India in de jaren zeventig hing er in mijn slaapkamer een foto van Moshe Dayan, de Israëlische minister van Defensie tijdens de Zesdaagse Oorlog. Deze dweperij met Israëlische helden was onweerstaanbaar, deels omdat het in India ongeoorloofd was.

De jonge Mishra had geen poster van pakweg Bollywood-acteur Amitabh Bachchan of cricket-speler Sunil Gavaskar boven zijn bed hangen, maar wel van een éénogige Israëlische generaal die tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 een vijandige Arabische overmacht te slim af was geweest. Voor de in een hindoenationalistische familie opgegroeide Mishra belichaamde Dayan militaire efficiëntie en heldendom. In Mishra’s familie leefde de overtuiging dat het in India aan samenhorigheidsgevoel ontbrak en dat Indiërs niet sterk genoeg in de eigen (hindoe)natie geloofde. Over Israël was niet echt veel geweten, maar men had de indruk dat mensen als Moshe Dayan een sterke, samenhorige maatschappij hadden gecreëerd. Israël was een soort model waarvan men in India kon leren en zijn profijt kon halen. Zijn Schwärmerei voor Israël werd later nog gevoed door twee Joodse Mumbaikars: David Sassoon, een Arabisch sprekende, vooraanstaande zakenman in het Bombay (Mumbai) van de negentiende eeuw die de stad een rijke culturele en architectonische erfenis had nagelaten; en Nisssim Ezekiel, een modernistische dichter die bij ons ten onrechte nauwelijks bekend is. De sympathie die India’s belangrijkste antikoloniale leiders, Nehru en Ghandi, altijd voor Israël hadden betoond, enkele destijds populaire (pro-Israël) films en boeken zoals Exodus (Leon Uris, 1950) en  Ninety Minutes at Entebbe (William Stevenson, 1976) of zijn liefde voor gecanoniseerde Joodse auteurs als Franz Kafka, Joseph Roth, Isaac Babel en Osip Mandelstam deden zijn genegenheid voor de Israëlische zaak alleen maar toenemen. Mishra:

Zionisme was voor ons echt verweven met weemoed en romantiek, een wonderbaarlijke zoektocht vol drama en tegenslagen die uitmondt in een indrukwekkende gebeurtenis: de oprichting van Israël. […] We kregen bewondering voor Israël omdat het een trots en duidelijk zelfbeeld leek te hebben en een religieuze en culturele ideologie die spontane loyaliteit van zijn burger afdwong. Israël bouwde een natie in schijnbare splendid isolation en liet zien hoe je met moslims moest omgaan in de enige taal die ze begrepen: die van geweld en meer geweld.

Met het ouder worden brokkelde dit romantische Israëlbeeld langzaam af, met als keerpunt zijn bezoek aan Israël in 2008:

Toch had niets me voorbereid op de wreedheid en ellende van de Israëlische bezetting: de slingerende muur en talloze wegversperringen op de Westelijke Jordaanoever waren bedoeld om Palestijnen in hun eigen land te kwellen: hen te scheiden van hun werkplek, hun familie en hun buren en kinderen van hun school, en hen uit te sluiten van het netwerk van gladde asfaltwegen, elektriciteitsnetten en watersystemen die de illegale Joodse nederzetting met Israël verbindt.

Dit alles zou culmineren in ‘de orgie van dood en verderf’ die in de nasleep van 7 oktober begon. Voor Mishra een ‘catastrofe die door de westerse democratieën gezamenlijk is aangericht en die een einde heeft gemaakt aan de illusie die we na de nederlaag van het fascisme in 1945 koesterden: de droom van een verenigde wereld gebaseerd op respect voor mensenrechten en een minimum aan wettelijke en politieke normen.’

 

Leuren met gruweldaden

Mishra’s persoonlijke verhaal is verweven met de drie hoofdstukken, de proloog en de epiloog waaruit De wereld na Gaza bestaat. In het eerste deel van het boek (‘Leven na de Shoah’) beschrijft Mishra hoe de Holocaust in het Westen de bepalende maatstaf geworden is voor het menselijke kwaad, waarbij Israël en zijn medestanders de herinnering aan de Holocaust gebruiken om hun acties te rechtvaardigen en kritiek het zwijgen op te leggen.

In het tweede hoofdstuk (‘De Shoah zál herdacht worden’) laat hij de processen zien die ertoe geleid hebben dat westerse naties bondgenoten van Israël werden en de Holocaust accepteerden als de absolute manifestatie van het kwaad. De collectieve herinneringscultuur van de Shoah in Europa en Israël kwam daarbij niet enkel voort uit wat er tussen 1939 en 1945 is gebeurd; ‘het werd’, aldus Mishra, ‘later geconstrueerd, vaak heel bewust en met een specifiek politiek doel.’ Speciale aandacht gaat daarbij naar (West-)Duitsland. Duitslands morele betrokkenheid bij de Palestijnse zaak werd gaandeweg bijna uitgewist door zijn schuldgevoel na de Holocaust. In de plaats daarvan kwam een haast onvoorwaardelijke, kritiekloze trouw aan Israël.

De pas gestichte staat Israël zelf toonde aanvankelijk overigens vooral minachting ten aanzien van de overlevenden van de Holocaust. De constructie van het Holocaustverhaal was zeer weloverwogen en methodisch en kwam niet organisch voort uit de ervaring van de Holocaust. Het werd veel later geconstrueerd en werd pas echt aantrekkelijk vanaf de jaren zestig toen Amerikaanse Joden, panisch dat er een tweede Holocaust op komst was, geloofden dat hun redding lag in nauwe banden met Israël en zo conservatieven beïnvloedden om te praten over een ‘Joods-christelijke beschaving’. Vanaf de jaren zeventig ging het snel. De minitelevisieserie Holocaust (1978), de totstandkoming van het Holocaust Museum in Washington en – veel later – films als Schindler’s List (1996) speelden in deze ontwikkeling een cruciale rol.

In het derde en laatste hoofdstuk (‘Aan de andere kant van de kleurgrens’) onderzoekt Mishra de historische en raciale dynamieken die hebben bijgedragen tot de huidige situatie in Gaza. Hij situeert daarbij de verwoesting van Gaza binnen een bredere analyse van de westerse betrokkenheid bij de oprichting van Israël en de gevolgen daarvan. ​Mishra benadrukt dat de westerse mogendheden een mondiale raciale orde hebben gehandhaafd waarin het normaal was dat Aziaten en Afrikanen werden onderdrukt. Hij suggereert dat het nazisme en de Holocaust voortkwamen uit koloniale praktijken die door westerse machten elders waren toegepast. ​

Mishra zou Mishra niet zijn wanneer hij bij dit alles niet af en toe naar India verwijst, want ‘leuren met gruweldaden doet het tegenwoordig op meer plekken goed’. Minister-president Narendra Modi, met wie Mishra in vroeger non-fictiewerk en in zijn roman Heenkomen al had afgerekend, is niet toevallig opnieuw zijn favoriete schietschijf:

Narendra Modi beweert dat de hindoes duizend jaar lang geknecht zijn, zevenhonderdvijftig jaar door islamitische indringers en daarna nog eens tweehonderdvijftig jaar door witte Britse kolonialen. Vervolgens gebruikt hij deze larmoyante versie van de hindoegeschiedenis ter rechtvaardiging van de achterstelling van moslim- en christenminderheden, de vernietiging van moskeeën en door Britten neergezette gebouwen. De herdenkingspolitiek die Modi heeft gelanceerd is een goede imitatie van die van Israël: in 2021 maakte hij bekend dat elk jaar op 14 augustus de Partition Horrors Remembrance Day zal plaatsvinden om de hindoes te herinneren aan de deling in 1947 van het door de Britten overheerste India.

Los daarvan: Modi en Netanyahu kunnen het op meerdere vlakken uitstekend met elkaar vinden. Meer over de bromance tussen beide heren lees je o.a. in de uitstekende analyse ‘Het Heilig Land helpt het Beloofde Land’ van Gie Goris op de website van MO*.

 

Jean Améry en Primo Levi

Net zoals in zijn ander essayistisch werk hangt Mishra zijn verhaal op aan leven en werk van vaak zeer uiteenlopende schrijvers, filosofen en kunstenaars. Hannah Arendt (uiteraard), Simone Weil, Natalia Ginzburg, Martha Gellhorn, Alfred Kazin, Victor Klemperer, Karl Jaspers, Manès Sperber, Elie Wiesel, Saul Bellow (zijn roman Mr. Sammler’s Planet uit 1971 wordt uitgebreid besproken), Isaac Bashevis Singer, Boaz Evron, Grace Paley, Nicole Kraus, W.E.B. Du Bois, James Baldwin, Edward Said, Günter Anders – om het bij dit selecte groepje te houden: ze passeren allemaal de revue. Twee Joodse auteurs, twee Holocaust-overlevers ook, springen eruit: Jean Améry en Primo Levi. Beide auteurs zijn voor Mishra als het ware gidsen wier kritische reflecties oproepen tot empathie, zelfreflectie en een voortdurende inzet voor gerechtigheid en die daarbij tegelijk waarschuwen om slachtofferschap niet al te gemakkelijk te gebruiken als rechtvaardiging voor agressie tegen anderen.

Jean Améry, auteur van o.a. het formidabele autobiografische essayboek Jenseits von Schuld und Sühne (1966), is de minst bekende van de twee. Hij stond aanvankelijk bekend om zijn felle verdediging van Israël en zijn kritiek op linkse anti-zionisten. In 1977, een jaar voor zijn zelfmoord, werd hij geconfronteerd met berichten over de systematische marteling van Arabische gevangenen in Israëlische gevangenissen. Deze onthullingen dwongen Améry om zijn standpunt te herbekijken. Hij benadrukte dat degenen die gemarteld zijn (iets wat hij zelf o.a. in Breendonk heeft meegemaakt), voor altijd getekend blijven en dat hun trauma onherroepelijk is. Deze inzichten leidden hem ertoe om Israël op te roepen het lijden van de Palestijnen te erkennen en te begrijpen dat ware vrijheid alleen kan worden bereikt samen met, en dus niet tegen, de Palestijnen. ​Primo Levi, de Italiaanse auteur van onder meer het wereldberoemde Is dit een mens (1947), bekritiseerde de Israëlische politiek dan weer vooral tijdens de Libanonoorlog van 1982. Hij waarschuwde daarbij voor de gevaren van het slachtofferschap dat wordt omgezet in agressie tegen anderen. Levi benadrukte tegelijkertijd het belang van het behouden van een moreel kompas, ook voor degenen die zelf slachtoffer zijn geweest van onrecht.

 

Metafysische schuld

Pankaj Mishra is een schrijver die in zijn werk niet terugdeinst voor stevige kritiek, of het nu gaat om historici die het koloniale verleden vergoelijken (lees zijn essay Watch This Man (2011) in de London Review of Books waarin hij het werk fileert van de Britse historicus Niall Ferguson, die een nostalgisch beeld ophangt van het Britse Rijk), neoliberale elites die de ongelijkheid negeren (in Tijd van woede) of nationalisten die hun land in een autoritaire richting sturen (lees zeker zijn essaybundel Bland Fanatics uit 2020 waarin hij afrekent met onder meer Modi en Trump). Zijn polemische stijl maakt zijn werk prikkelend en controversieel. De wereld na Gaza past wat dat betreft perfect in dit rijtje.

De wereld na Gaza is een persoonlijk, moedig en essentieel boek dat de lezer niet alleen met ongemakkelijke waarheden over ongelijkheid en geweld confronteert, maar hem ook dwingt om simplistische verklaringen of moralistische standpunten hieromtrent in vraag te stellen. Toch is De wereld na Gaza niet zijn beste werk. Mishra kan als geen ander zeer helder en gestructureerd formuleren en hij etaleert daarbij op erudiete wijze zijn belezenheid door overvloedig te citeren uit en te verwijzen naar het werk van anderen. Dit keer had het echter iets strakker gemogen. Te midden van de stortvloed aan citaten, verwijzingen en (historische) parallellen allerhande is het niet altijd even duidelijk waar Mishra nu precies naartoe wil. En verder: De wereld na Gaza is weliswaar geen academisch werk, maar een bronvermelding in de vorm van voet- of eindnoten was handig geweest – ook al omdat het vaak om behoorlijk explosieve citaten gaat. De tien pagina’s tellende bibliografie die achteraan is opgenomen, dekt bovendien niet alle verwijzingen.

De wereld na Gaza is ten slotte geen boek om vrolijk van te worden. In zijn grimmige, ietwat plechtig geschreven epiloog (‘Hoop in een duistere tijd’) ziet Mishra een sprankel hoop in het verzet van jongeren aan bijvoorbeeld Amerikaanse universiteiten. Ondertussen weten we dat de Trump-administratie full force dit protest probeert te fnuiken door repressief op te treden of de financiering van kritische universiteiten aan banden te leggen. Ondertussen kennen we ook de waanzinnige verkavelingsplannen van Trump en co met betrekking tot Gaza en heeft Trump zijn partner in crime Benjamin Netanyahu en diens extreemrechtse regering haast carte blanche gegeven om na de vernietiging van Gaza de Westelijke Jordaanoever aan te pakken. In zijn epiloog grijpt Mishra opnieuw terug naar Améry, die weigerde te zwijgen ‘opdat de misdaad een morele realiteit wordt voor de misdadiger, opdat de werkelijkheid van zijn gruweldaad er bij hem wordt ingewreven.’

Verzet en solidariteit met Palestina moeten er – over de kleurgrens heen – zijn. In zijn proloog haalt Mishra er de Duits-Joodse filosoof Karl Jaspers bij en wat deze schreef over ‘metafysische schuld: de pijn van hen die zich onmachtig bewust worden van de onvoorstelbare wreedheid in hun midden’:

Er bestaat een solidariteit onder mensen als menselijke wezens die maakt dat ieder medeverantwoordelijk is voor elk kwaad en onrecht in de wereld, vooral voor misdaden die in zijn bijzijn of met zijn medeweten worden gepleegd. Als ik niet alles doe wat ik kan om ze te voorkomen, ben ik medeschuldig, zei Jaspers.

Mishra heeft met De wereld na Gaza alvast een deel van zijn schuld ingelost.

 

Atlas Contact, Amsterdam, 2025
Vertaald door: Nannie de Nijs Bik-Plasman en Arjanne van Luipen
ISBN 978 90 450 5177 2
300p.

Geplaatst op 05/05/2025

Tags: Benjamin Netanyahu, Czeslaw Milosz, De wereld na Gaza, Dekolonisatie, Donald Trump, Hamas, Holocaust, Israël, Israëlisch-Palestijns conflict, Israëlische kolonisatie, Jean Améry, Milan Kundera, Moshe Dayan, Narendra Modi, Pankaj Mishra, Primo Levi, Shoah, Zionisme

Categorie: Non-fictie, Recensies

Naar boven

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Je reactie zal pas verschijnen na controle op spam. Dat kan een paar uren of dagen duren.